NJB 2020/1064:Wooncompensatie. Verband met 17 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:746, hierna afgedrukt. Verzoekster heeft een beschermingsbewindvoerder en een WSNP-bewindvoerder. Bij e-mail van 7 juli 2017 bericht de WSNP-bewindvoerder aan de beschermingsbewindvoerder dat de rechter-commissaris een wooncompensatie van € 90 per maand voorstelt. In een verslag van december 2017 vermeldt de WSNP-bewindvoerder dat de rechter-commissaris heeft besloten de wooncompensatie op € 90 per maand te zetten. Op 2 juli 2019 stellen verzoekster en de beschermingsbewindvoerder hoger beroep bij de rechtbank in. Hoge Raad: 1. Procesbevoegdheid van de rechthebbende. In procedures die de vraag betreffen welk deel van het inkomen in het kader van de schuldsaneringsregeling aan de boedel dient te worden afgedragen, vertegenwoordigt de beschermingsbewindvoerder de rechthebbende in rechte en kan de rechthebbende niet zelf als formele procespartij optreden. 2. Uitleg gedingstukken. De stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat het hoger beroep was gericht tegen de beslissing van de rechter-commissaris van 7 juli 2017. 3. Vormvereisten. Een beschikking van de rechter-commissaris is vormvrij. 4. Verschoonbare termijnoverschrijding. Apparaatsfout. Het oordeel van de rechtbank dat de beroepstermijn is verlengd met vijf dagen na de dag waarop de beschermingsbewindvoerder in december 2017 bekend is geraakt met de (inhoud van de) beschikking, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. 5. Minimum-inkomen. Het betoog dat de rechtbank gehouden was het hoger beroep inhoudelijk te behandelen, omdat verzoekster als gevolg van de beschikking van de rechter-commissaris geconfronteerd wordt met een inkomen dat onder het wettelijk gegarandeerde minimum ligt, kan niet worden gevolgd. 6. Horen van de rechter-commissaris. De verplichting om de rechter-commissaris te horen voordat de rechtbank een beslissing geeft die het beheer of de vereffening van de boedel betreft, geldt slechts bij een door de rechtbank in eerste aanleg te geven beslissing, en niet bij de behandeling van het hoger beroep tegen een beschikking van de rechter-commissaris