Einde inhoudsopgave
Omgevingsbesluit - Nota van toelichting
4.3.6 Overdracht van bevoegdheden
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
03-07-2018, Stb. 2018, 290 (uitgifte: 31-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
De Omgevingswet bevat in artikel 5.16 de mogelijkheid voor bestuursorganen om bevoegdheden met betrekking tot vergunningen aan elkaar over te dragen. In dit besluit worden geen beperkingen gesteld aan deze mogelijkheid wat betreft het soort vergunning of het bestuursorgaan aan wie kan worden overgedragen. Overdracht van bevoegdheden met betrekking tot individuele vergunningen tussen bestuursorganen is altijd mogelijk, ongeacht de vraag of het gaat om een enkelvoudige of meervoudige aanvraag en ongeacht om welke vergunningplichtige activiteit het gaat. Wel stelt de Waterschapswet beperkingen aan de mogelijkheden tot het overdragen van bevoegdheden tussen bestuursorganen: waterschappen mogen geen taken buiten hun functionele pakket aannemen.
Dit besluit stelt wel een beperking aan de mogelijkheid van bevoegdheidsoverdracht daar waar het gaat om meer dan één aanvraag om een omgevingsvergunning of al verleende omgevingsvergunningen tegelijkertijd. In dat geval moet het gaan om een logisch samenhangend geheel van activiteiten, zoals één project of één bedrijventerrein. Het is dus niet mogelijk om op voorhand een onbegrensde categorie van activiteiten bij delegatiebesluit aan een ander bevoegd gezag over te dragen (zoals alle omgevingsvergunningen voor Natura 2000-activiteiten in de bebouwde kom of alle omgevingsvergunningen voor afwijkactiviteiten daarbuiten). In principe is de bevoegdheidstoedeling die in dit besluit is opgenomen toereikend. Deze zal in veruit de meeste gevallen aan de behoeftes in de praktijk voldoen en leiden tot een doelmatige en doeltreffende uitoefening van taken op grond van de wet. De regeling voor overdracht van bevoegdheden is bedoeld voor die uitzonderingsgevallen, waarin de bevoegdheidstoedeling zoals opgenomen in dit besluit toch onhandig uitpakt in de praktijk. Hiermee wordt bevoegde bestuursorganen meer ruimte geboden om te komen tot lokaal maatwerk wat betreft de bevoegdheidstoedeling dan op grond van de voorgaande regelgeving mogelijk was.
Bekendmaking van het delegatiebesluit is verplicht op grond van de Awb, hiervoor is geen aanvullende regeling nodig. In dit besluit is geregeld dat toepassing van artikel 5.16 van de wet aan de aanvrager of vergunninghouder en andere belanghebbenden (bijvoorbeeld zij die al bezwaar hebben gemaakt of beroep hebben ingesteld tegen de vergunning) moet worden medegedeeld. Zo wordt voorkomen dat zij zich richten tot het verkeerde bestuursorgaan. Dit komt de inzichtelijkheid en het gebruiksgemak van de uitvoeringsregelgeving ten goede. Het delegatiebesluit wijzigt alleen het bestuursorgaan wat als bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning optreedt. Het beoordelingskader, de grondslag van de vergunningplicht en alle andere relevante regels uit het Besluit activiteiten leefomgeving en het Omgevingsbesluit blijven gewoon van toepassing op de activiteiten waar het om gaat. De bevoegdheidsoverdracht heeft dus geen materiële rechtsgevolgen voor de initiatiefnemer, en is niet vatbaar voor bezwaar en beroep. Om dit te verduidelijken en het systeem van de Omgevingswet verder te uniformeren, zal het delegatiebesluit in het kader van deze flexibiliteitsregeling worden toegevoegd aan de negatieve lijst in de Awb.