Hof Den Haag, 02-07-2015, nr. 200.170.373/01
ECLI:NL:GHDHA:2015:1846
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
02-07-2015
- Zaaknummer
200.170.373/01
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2015:1846, Uitspraak, Hof Den Haag, 02‑07‑2015; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
AR 2015/1241
AR 2015/1855
AR 2016/407
JOR 2016/47 met annotatie van mr. dr. S. Renssen
JIN 2015/154 met annotatie van F. el Houzi, J.R. Everhardus
OR-Updates.nl 2015-0264
INS-Updates.nl 2015-0233
Uitspraak 02‑07‑2015
Inhoudsindicatie
Ook na turboliquidatie kan vennootschap failliet verklaard worden.
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer: 200.170.560/01
Rekestnummer rechtbank: C/10/15/373 F
arrest van 2 juli 2015
in de zaak van
Onderhoudsbedrijf "S.A.S." B.V. ,
gevestigd te Rotterdam,
appellante,
hierna te noemen: SAS,
advocaat: mr. J.C. Debije te Rotterdam,
tegen
1. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid,
gevestigd te Amsterdam,
2. Stichting opleidings- en ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid,
gevestigd te Harderwijk,
3. Stichtig Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid,
gevestigd te Harderwijk,
geïntimeerden,
hierna te noemen: de fondsen,
advocaat: mr. E.T. van den Hout te Amsterdam.
Het geding
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 mei 2015 is SAS in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. A.M. van Kalmthout tot rechter-commissaris en met aanstelling van mr. C. van den Bergh, advocaat te Rotterdam, als curator. Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 28 mei 2015, is SAS van dit vonnis in hoger beroep gekomen en heeft zij het hof verzocht dit vonnis te vernietigen.
De fondsen hebben bij brief van 19 juni 2015 een verweerschrift met producties ingediend.
De curator heeft bij brief van 18 juni 2015 schriftelijk verslag uitgebracht aan het hof.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 juni 2015. Verschenen zijn: namens SAS de heer [bestuurder], bestuurder, bijgestaan door mr. Debije, en namens de fondsen mrs. Van den Hout en S.J. Kloosterman, alsmede namens de curator mr. Y.C. Tonino. Mrs. Debije en Kloosterman hebben het woord gevoerd overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnota’s.
Beoordeling van het hoger beroep
1. In het bestreden vonnis heeft de rechtbank – kort samengevat – het volgende overwogen.
Op 14 april 2015 is het verzoek tot faillietverklaring van SAS bij de rechtbank ingediend, met als bijlage een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d. 20 maart 2015, waaruit blijkt dat SAS toen als bestaand rechtspersoon stond geregistreerd. Gebleken is dat namens SAS op 22 april 2015 is getekend voor ontvangst van de oproep voor de behandeling van het faillissementsverzoek ter zitting van 19 mei 2015. Op 13 mei 2015 is bij de Kamer van Koophandel opgave gedaan dat SAS is ontbonden en is opgehouden te bestaan, omdat er geen bekende baten meer aanwezig waren. Tegen het verzoek tot faillietverklaring heeft SAS zich verweerd met de stelling dat de onderneming bij besluit van 13 mei 2015 is ontbonden en dat een niet meer bestaande rechtspersoon niet in staat van faillissement kan worden verklaard, tenzij de aanvrager van het faillissement kan aantonen dat er nog baten zijn, wat naar haar mening niet het geval is. Dit verweer heeft de rechtbank verworpen. De rechtbank overwoog als volgt:
In dit geval is het besluit tot ontbinding ná de indiening van het faillissementsverzoek genomen. Dat komt op het eerste gezicht onzorgvuldig voor, nu uit de faillissementsaanvraag – die inhoudelijk niet is betwist – blijkt dat er meerdere schuldeisers zijn die onbetaald zijn gebleven. Dat roept vragen op over de werkwijze van het bestuur.
Een curator kan onderzoeken of er in dat verband sprake is van een vordering uit hoofde van (bijvoorbeeld) bestuurdersaansprakelijkheid. Ook kan een curator nagaan of de vennootschap nog actief bezat ten tijde van de indiening van het faillissementsverzoek en wat daarmee is gebeurd. Namens verweerster is immers verklaard dat zij geen geld heeft ontvangen van opdrachtnemers. Wellicht kunnen ook deze mogelijk baten nog te gelde worden gemaakt.
Vervolgens heeft de rechtbank geoordeeld dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van de fondsen en van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat SAS in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Daarop heeft de rechtbank SAS in staat van faillissement verklaard.
2. De grieven van SAS kunnen als volgt worden samengevat. Bij besluit van 13 mei 2015 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders SAS ontbonden. Aangezien er ten tijde van dat besluit geen bekende baten aanwezig waren, is SAS op 13 mei 2015 van rechtswege opgehouden te bestaan. Een niet meer bestaande rechtspersoon kan niet in staat van faillissement worden verklaard tenzij is gebleken van feiten en omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat er nog wel baten waren ten tijde van het ontbindingsbesluit (HR 27 januari 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1631, NJ 1995/579 Adjuncten Properties/Söderqvist). De rechtbank heeft miskend dat de vraag of er nog openstaande crediteuren zijn rechtens irrelevant is voor de vraag of de algemene vergadering van aandeelhouders kan en mag besluiten tot ontbinding. Er is niet de geringste aanleiding voor de suggestie van de rechtbank dat SAS nog actief bezat ten tijde van de indiening van het faillissementsverzoek of dat voldoende aannemelijk was dat er nog wel baten waren.
3. De fondsen stellen zich primair op het standpunt dat SAS op onrechtmatige wijze is vereffend, omdat ten onrechte is vastgesteld dat er geen baten waren, terwijl de vennootschap ten tijde van de ontbinding meerdere schulden had. Artikel 2:19 lid 4 BW is evident niet in het leven geroepen om een rechtspersoon te ontbinden terwijl er sprake is van een of meerdere schulden. Na het nemen van het ontbindingsbesluit treedt (in beginsel) het bestuur op als vereffenaar, en als er schulden zijn maar geen baten, dan dient het bestuur aangifte tot faillietverklaring te doen. Dat heeft het bestuur verzaakt te doen. Maar ook los daarvan geldt, gelet op artikel 2:23a lid 4 BW en de praktische benadering van de Hoge Raad in zijn arrest Adjuncten Properties/Söderqvist, dat er – ook als er geen baten zijn – direct het faillissement kan worden aangevraagd. Subsidiair zijn de fondsen van mening dat summierlijk is gebleken van feiten en omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat er nog baten zijn, zodat het faillissement terecht is uitgesproken.
4. Ter zitting van het hof hebben partijen en de curator hun standpunten toegelicht.
5. Op basis van de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting wordt het volgende overwogen.
6. Uitgangspunt in hoger beroep is dat de beoordeling “ex nunc” plaatsvindt (HR 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3705). Het betoog van SAS dat in hoger beroep een beoordeling “ex tunc” zou moeten plaatsvinden omdat de fondsen in eerste aanleg niet aannemelijk hebben gemaakt dat sprake is van baten, wordt verworpen. Eerst ter zitting van de rechtbank is gebleken dat SAS haar onderneming heeft ontbonden op 13 mei 2015, derhalve op een tijdstip na indiening van het tegen haar gerichte faillissementsverzoek. Voor zover de fondsen in eerste aanleg hun stelling dat nog sprake is van baten onvoldoende zouden hebben onderbouwd, dient het hoger beroep ook om verzuimen te herstellen en feiten aan te vullen. In hoger beroep hebben de fondsen – zoals hierna wordt overwogen – voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van mogelijke baten.
7.1.
Vast staat dat sprake is van een toestand van te hebben opgehouden te betalen. Ook staat vast dat is voldaan aan de pluraliteitseis. Zoals ook partijen tot uitgangspunt nemen kan een ontbonden besloten vennootschap, die bij gebrek aan baten dadelijk heeft opgehouden te bestaan, ingevolge het arrest van de Hoge Raad in de zaak Adjuncten Properties/Söderqvist in staat van faillissement worden verklaard zonder dat eerst heropening van de vereffening op de voet van het bepaalde in artikel 2:23c BW plaatsvindt. In dat geval moet de rechtspersoon geacht worden ter afwikkeling van het faillissement te zijn blijven bestaan. Ingevolge artikel 2:19 lid 5 BW blijft de rechtspersoon na ontbinding voortbestaan voor zover dit voor de vereffening van zijn vermogen noodzakelijk is.
7.2.
Anders dan de fondsen bepleiten kan het verzoek tot faillietverklaring alleen ingewilligd worden indien summierlijk blijkt van feiten en omstandigheden die de aanwezigheid van één of meer baten voldoende aannemelijk maken. De fondsen bepleiten dat (in beginsel) het bestuur nadat een ontbindingsbesluit is genomen, altijd optreedt als vereffenaar, en alsdan, als de schulden de baten overtreffen, aangifte tot faillietverklaring moet doen op de voet van artikel 2:23a lid 4 BW. Daarbij miskennen de fondsen echter de strekking van het bepaalde in artikel 2:19 lid 4 BW: ongeacht de aanwezigheid van één of meer schulden brengt het enkele ontbreken van baten teweeg dat de rechtspersoon dadelijk ophoudt te bestaan, zodat vereffening achterwege blijft en aan een verzoek tot faillietverklaring niet wordt toegekomen.
7.3.
In hoger beroep is summierlijk gebleken van feiten en omstandigheden die het voldoende aannemelijk maken dat er mogelijke baten zijn. In het bijzonder blijkt uit het verslag van de curator dat SAS heeft nagelaten de jaarrekeningen binnen de in artikel 2:394 BW bedoelde termijn openbaar te maken (de publicatieplicht), hetgeen meebrengt dat op grond van artikel 2:248 BW vaststaat dat het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en wordt vermoed dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement is. Ter zitting van het hof heeft SAS erkend dat nimmer jaarstukken van de vennootschap zijn gepubliceerd.
Nu door SAS vooralsnog geen, althans onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld of gebleken zijn op basis waarvan het genoemde vermoeden zou kunnen worden weerlegd, is aansprakelijkheid van de bestuurders van SAS tegenover de boedel geenszins uitgesloten. De aan de curator in het faillissement toekomende vordering op grond van artikel 2:248 BW is weliswaar strikt genomen geen bate van de vennootschap, maar een bate voor de boedel (de gezamenlijke crediteuren), maar het begrip bate dient ruim te worden uitgelegd. Door de fondsen is met verwijzing naar een “kadastraal bericht persoon” aannemelijk gemaakt dat een van de bestuurders van SAS verhaal kan bieden voor een vordering op grond van bestuurdersaansprakelijkheid.
7.4.
Ten overvloede wordt nog in aanmerking genomen dat, hoewel door SAS is betoogd dat er geen bekende baten aanwezig waren en zijn, zij dat niet heeft kunnen onderbouwen aan de hand van een deugdelijke administratie. Aan de curator heeft zij (nog) geen administratie ter beschikking kunnen stellen omdat, aldus SAS, de ordner met de administratie zou zijn gestolen en de digitale administratie zich bevindt bij de boekhouder. Dat SAS genoodzaakt was haar activiteiten te beëindigen vanwege het faillissement van twee van haar debiteuren c.q. opdrachtgevers en dat haar vorderingen op die debiteuren oninbaar zouden zijn, is door SAS evenmin met stukken – waaronder verslagen van de curatoren in die faillissementen – onderbouwd. Of die vorderingen op debiteuren daadwerkelijk volledig oninbaar zijn dient door de curator nader onderzocht te worden.
8. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
Beslissing
Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 mei 2015.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.C.M. van Dijk, H.J. Vetter en H. Mollema-de Jong, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juli 2015 in aanwezigheid van de griffier.