NJ 1995, 579
Faillietverklaring na ontbinding B.V.: indien summierlijk is gebleken dat er nog baten zijn, kan het faillissement worden uitgesproken en moet de rechtspersoon geacht worden ter afwikkeling van het faillissement te zijn blijven bestaan/cassatie; verweerschrift; incidenteel beroep
HR 27-01-1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1631, m.nt. J.M.M. Maeijer (Adjuncten Properties/Söderqvist)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27 januari 1995
- Magistraten
Martens, Roelvink, Mijnssen, Korthals Altes, Neleman
- Zaaknummer
8546
- Conclusie
plv. P‑G Van Soest
- Noot
J.M.M. Maeijer
- LJN
ZC1631
- Roepnaam
Adjuncten Properties/Söderqvist
- JCDI
JCDI:ADS114374:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Insolventierecht / Faillissement
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Burgerlijk procesrecht (V)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1995:ZC1631, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑01‑1995
- Wetingang
BW art. 2:19; BW art. 2:23c; Fw art. 12; Rv (oud) art. 427
Essentie
Faillietverklaring na ontbinding B.V.: indien summierlijk is gebleken dat er nog baten zijn, kan het faillissement worden uitgesproken en moet de rechtspersoon geacht worden ter afwikkeling van het faillissement te zijn blijven bestaan. Cassatie; verweerschrift; incidenteel beroep.
Samenvatting
Het oordeel van het bestuur — of de vereffenaar — van een ontbonden rechtspersoon dat geen baten meer aanwezig zijn en dat de rechtspersoon derhalve ingevolge het bepaalde in art. 2:19 lid 4 BW (vóór 1 sept. 1994: lid 5) is opgehouden te bestaan, is vatbaar voor toetsing door de rechter indien een schuldeiser, stellende dat de rechtspersoon nog ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.