Rb. Alkmaar, 15-05-2007, nr. 14/810165-06
ECLI:NL:RBALK:2007:BA5188, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Alkmaar
- Datum
15-05-2007
- Zaaknummer
14/810165-06
- LJN
BA5188
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Internationaal strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBALK:2007:BA5188, Uitspraak, Rechtbank Alkmaar, 15‑05‑2007; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2010:BM8378, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 15‑05‑2007
Inhoudsindicatie
Rechtbank veroordeelt verdachte tot vier jaar en 6 maanden gevangenisstraf voor bedreiging, vrijheidberoving en zware mishandeling de dood ten gevolg hebbend. Deze daden zijn gepleegd in vereniging.
Partij(en)
RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer: 14/810165-06
Datum uitspraak: 15 mei 2007
OP TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte 1],
geboren te [plaats] op [datum] 1947,
thans gedetineerd in PI Midden Holland, HvB Haarlem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 april 2007 en 1 mei 2007.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie die er toe strekt dat de rechtbank het ten laste gelegde onder 1, 2, 3 primair en 4 bewezen zal verklaren en de verdachte deswege zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 8 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen door de verdachte en door
mr. M.P.J. Appelman (advocaat te Hoorn en raadsman van de verdachte) naar voren is gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 januari 2005 tot en met 21 januari 2005 in de gemeente Roosendaal en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk en met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel (te weten een of meer door[ge]boorde knieschij(f)(ven) en/of twee, althans een ribbreuk[en]) heeft toegebracht, door die [slachtoffer] opzettelijk (met een boor[machine]) in de knie(ën] te boren en/of de rib(ben) te breken, terwijl dat feit (direct of indirect) de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 januari 2005 tot en met 21 januari 2005 in de gemeente(n) Eemnes en/of Haarlemmermeer en/of Roosendaal en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- -
die [slachtoffer] naar restaurant De Witte Bergen (in de gemeente Eemnes) laten komen en/of
- -
die [slachtoffer] (tegen diens wil) meegenomen en/of gebracht naar (het parkeerterrein van) brugrestaurant "La Place" (in de gemeente Haarlemmermeer) en/of
- -
die [slachtoffer] (aldaar) (tegen diens wil) in een auto laten plaatsnemen en/of
- -
die [slachtoffer] (tegen diens wil) vervoerd/gebracht naar een woning in Roosendaal en/of
- -
die [slachtoffer] (tegen diens wil) in die woning (aan de [straatnaam]) vastgehouden en/of
- -
(aldus) voor die wederrechtelijke vrijheidsberoving een plaats verschaft en/of
- -
die [slachtoffer] (meermalen) bedreigd/gedreigd met (een) hond(en) en/of (een) honkbalknuppel (s) en/of
- -
die [slachtoffer] (meermalen) gemarteld en/of zwaar mishandeld door die [slachtoffer] vast te binden en/of twee ribbreuken en/of door[gelboorde knieschijven te bezorgen en/of
- -
geen poging(en) ondernomen die [slachtoffer] te bevrijden en/of nagelaten de politie te waarschuwen en/of aldus voor die [slachtoffer] een overmacht gecreëerd,
hetgeen (direct of indirect) de dood van die [slachtoffer], althans zwaar lichamelijk letsel van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
- 3.
primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 13 januari 2005 in de gemeente(n) Schagen en/of Enkhuizen en/of Hoorn en/of Wieringermeer en/of Amsterdam en/of Zaandam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk (dreigend)
- -
tegen die [slachtoffer] gezegd dat: "[slachtoffer] (onmiddellijk) naar Angel Place (het clubhuis van de Hells Angels te Amsterdam) moest komen, anders zouden ze vanavond naar hem toe bij zijn dochter thuis komen", althans woorden van dergelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- -
sms-berichten gezonden aan die [slachtoffer] (die in onderling verband en in samenhang met de feiten en omstandigheden rond de verdwenen partij hasj en de veronderstelde rol van die [slachtoffer] daarbij als bedreigend kunnen worden aangemerkt) en/of
- -
die [slachtoffer] (via [getuige 1]) de woorden toegevoegd: "Ik weet waar [slachtoffer] woont, ik ga er naar toe en dan breek ik zijn benen, dan zal ie wel vertellen waar het ligt", althans woorden van dergelijke (dreigende) aard en/of strekking;
subsidiair
[verdachte 2] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 13 januari 2005 in de gemeente(n) Schagen en/of Enkhuizen en/of Hoorn en/of Wieringermeer en/of Amsterdam en/of Zaandam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft die [verdachte 2] opzettelijk (dreigend)
- -
tegen die [slachtoffer] gezegd dat: "[slachtoffer] (onmiddellijk) naar Angel Place (het clubhuis van de Hells Angels te Amsterdam) moest komen, anders zouden ze vanavond naar hem toe bij zijn dochter thuis komen", althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- -
sms-berichten gezonden aan die [slachtoffer] (die in onderling verband en in samenhang met de feiten en omstandigheden rond de verdwenen partij hasj en de veronderstelde rol van die [slachtoffer] daarbij als bedreigend kunnen worden aangemerkt) en/of
- -
die [slachtoffer] (via [getuige 1]) de woorden toegevoegd: "Ik weet waar [slachtoffer] woont, ik ga er naar toe en dan breek ik zijn benen, dan zal ie wel vertellen waar het ligt", althans woorden van dergelijke (dreigende) aard en/of strekking,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte, tezamen en. in vereniging met een ander of anderen opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door op een of meer tijdstip(pen) in en/of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 13 januari 2005 in de gemeente(n) Schagen en/of Enkhuizen en/of Hoorn en/of Wieringermeer en/of Amsterdam en/of Zaandam en/of elders in Nederland
- -
(meermalen) telefonisch contact te hebben en/of een ontmoeting te regelen tussen die [slachtoffer] en/of zichzelf en/of [getuige 1] en/of [verdachte 4] en/of [verdachte 2] en/of [verdachte 5] en/of [verdachte 6] en/of [verdachte 3] en/of een of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) (terwijl verdachte en/of zijn mededader[s] in de veronderstelling verkeerde[n] dat die [slachtoffer] een partij hasj had weggenomen/gestolen, welke partij hij/zij wilde[n] achterhalen/terugkrijgen) en/of
- -
tijdens een ontmoeting met [slachtoffer] (bij de MacDonalds te Hoorn) (een briefje met daarop) een telefoonnummer aan die [slachtoffer] te overhandigen en/of die [slachtoffer] mede te delen dat hij met dat nummer alleen kon SMS-en;
- 4.
hij op een of meer tij dstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2004 tot en met 31 december 2004 te Mijdrecht, in de gemeente De Ronde Venen en/of te Nibbixwoud, gemeente Wognum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
ongeveer 3000, althans 2000 kilogram, in elk geval een (grote handels-) hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II,
hierin bestaande dat verdachte en/of zijn mededader(s) die (uit Marokko afkomstige) hoeveelheid hasjiesj heeft/hebben opgehaald in Mijdrecht en/of heeft/hebben vervoerd naar Nibbixwoud en/of voor opslag en/of aflevering heeft/hebben ondergebracht en verborgen in een of meer loods(en) te Nibbixwoud (aan De Wijzend en/of Het Ganker)
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2004 tot en met 31 december 2004 te Mijdrecht, gemeente De Ronde Venen en/of te Nibbixwoud, gemeente Wognum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3000, althans 2000 kilogram, in elk geval een (grote handels)hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman van de verdachte heeft met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde aangevoerd dat andere personen hebben verklaard ook bij dat feit betrokken te zijn geweest, doch dat die personen niet worden vervolgd door het openbaar ministerie. In de visie van de raadsman brengen de beginselen van een behoorlijke procesorde, waaronder het gelijkheidsbeginsel, mee dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte voor feit 4.
Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt.
Voorop wordt gesteld dat de officier van justitie binnen de haar gegeven beleidsvrijheid de bevoegdheid heeft om al dan niet strafvervolging in te stellen tegen personen. De omstandigheid dat thans geen strafvervolging is ingesteld tegen de andere personen op wie de raadsman doelt, brengt derhalve niet mee dat de officier van justitie niet bevoegd is om de verdachte te vervolgen ter zake van feit 4. Bovendien heeft de officier van justitie op de terechtzitting van 17 april 2007 verklaard dat andere, bij feit 4 betrokken, personen zich zeker zullen moeten verantwoorden voor de rechter.
Van een schending van door de raadsman genoemde beginselen is zodoende geen sprake, zodat het verweer wordt verworpen en het openbaar ministerie naar het oordeel van de rechtbank ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte voor feit 4.
3.
Partiële vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, voor zover dat behelst dat de aan de verdachte en zijn mededaders verweten handelingen de dood, althans zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer ten gevolge hebben gehad. De jurisprudentie op het punt van het verband tussen artikel 282, eerste lid Wetboek van Strafrecht en de strafverzwarende omstandigheid van het derde lid van dat artikel is streng; zie het arrrest van de Hoge Raad van 11 oktober 2005 (NJ 2006, 548). De Hoge Raad heeft toen geoordeeld dat uit de gebezigde bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat tussen de vrijheidsberoving en de dood van het slachtoffer een zodanig verband bestaat dat de dood redelijkerwijs als gevolg van die vrijheidsberoving (mede) aan de verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank is van oordeel dat zodanig verband ontbreekt in de onderhavige zaak. Uit de - hierna te bespreken - bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte medepleger is geweest van de vrijheidsberoving van het slachtoffer. Uit het sectierapport komt echter geen eenduidige doodsoorzaak naar voren. Bovendien ziet de rechtbank geen verband tussen de mogelijke doodsoorzaken en de vrijheidsberoving. Dit heeft tot gevolg dat niet kan worden bewezen dat de dood het gevolg is geweest van de vrijheidsberoving. Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor zover het gaat om zware mishandeling.
De verdachte moet in zoverre worden vrijgesproken van feit 2.
4.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte samen met anderen het slachtoffer [slachtoffer] wederrechtelijk van diens vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, hem samen met die anderen zwaar heeft mishandeld en dat die mishandeling (direct of indirect) tot de dood van het slachtoffer heeft geleid. Voorts kan, aldus de officier van justitie, worden bewezen dat het slachtoffer, voorafgaand aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de mishandeling, is bedreigd door de verdachte en diens mededaders. Daarnaast kan worden bewezen dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij een partij hasjiesj van ongeveer 3.000 kilo. De officier van justitie baseert haar standpunt onder andere op de aangifte van vermissing door de ex-vriendin van [slachtoffer], verklaringen van verschillende getuigen en technisch onderzoek.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman van de verdachte is aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feiten 1 en 2.
Bij de beoordeling van de bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de verklaring van aangeefster [getuige 10] op 16 januari 2005 (map F1, p. 46 e.v.) dat [slachtoffer] vanaf 13 januari 2005 werd vermist. Voorts is komen vast te staan dat de vermissing van [slachtoffer] is geëindigd op 21 januari 2005, toen diens levenloze lichaam werd gevonden.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de verdachte niet betrokken is geweest bij het opzettelijk en met voorbedachten rade toebrengen van zwaar lichamelijk letstel aan [slachtoffer], en dat hij niet betrokken is geweest bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving van die [slachtoffer].
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Bij de rechter-commissaris (proces-verbaal van 14 december 2006) verklaart de verdachte op 13 januari 2005 in Roosendaal te zijn geweest, samen met [slachtoffer], [getuige 1], de twee gebroeders [verdachte 5 en 6] en een stuk of vijf zes anderen. De verdachte verklaart bij de rechter-commissaris (proces-verbaal van 14 december 2006) dat hij op
- 13.
januari 2005 is vertrokken uit Roosendaal, samen met [verdachte 5] en dat [slachtoffer] er toen nog was. [verdachte 1] verklaart voorts (B2, p. 104, proces-verbaal van
26 april 2006) in ieder geval op 16 januari 2005 en op 14 januari 2005 of 15 januari 2005 terug te zijn geweest in Roosendaal.
Getuige [getuige 1] verklaart bij de rechter-commissaris (proces-verbaal van 21 maart 2006) dat hij op 13 januari 2005 is opgehaald door [verdachte 1], [verdachte 5] en [naam] en dat ze vervolgens met [slachtoffer] naar Roosendaal zijn gegaan. [Getuige 1] verklaart (B5, p. 59, proces-verbaal van 17 november 2005) dat [verdachte 1] zei dat de troep vóór 18.00 uur boven water moest komen, anders vallen er doden of klappen en dat [verdachte 1] had verteld dat die Marokkanen wel eens een boortol op je knieën zetten. Getuige [getuige 1] verklaart (B5, p. 103, proces-verbaal van 27 juni 2006) dat ze met een auto een rolluik in moesten en vervolgens in een woning binnengingen en dat dit het einde van het verhaal zou zijn en dat hij niet meer terug zou komen. In Roosendaal werd gedreigd met rottweilers en een honkbalknuppel. Voorts verklaart [getuige 1] (map B5, p. 22, proces-verbaal van 11 mei 2005) dat hij na 13 januari 2005 van [verdachte 1] had begrepen dat [slachtoffer] nog vastzat en dat hij inmiddels een paar klappen had gekregen. Toen het lichaam van [slachtoffer] was gevonden, zei [verdachte 1] dat het per ongeluk was gegaan en dat het niet de bedoeling was. [Getuige 1] vult dit aan (B5, p. 49, proces-verbaal van 19 mei 2005) door te verklaren dat [verdachte 1] zei dat ze het niet goed hebben gedaan en dat het niet goed is gegaan.
Getuige [getuige 2] verklaart (B9, p. 12, proces-verbaal van 6 maart 2006) dat [verdachte 1] tegen hem had gezegd opdracht te hebben gegeven, hij moest een goed pak slaag hebben, maar ze hebben [slachtoffer] verkeerd geraakt.
Getuige [getuige 3] verklaart (G177, proces-verbaal van 9 maart 2006) dat [verdachte 1] vertelde dat hij met een stel anderen [slachtoffer] hadden opgehaald, gekneveld en vermoord.
Getuige [getuige 4] verklaart (G204, proces-verbaal van 16 mei 2006) dat [verdachte 1] zei dat ze al hadden afgerekend met [slachtoffer].
Getuige [getuige 5] verklaart (G213, proces-verbaal van 4 december 2006) dat [verdachte 1] had verteld dat hij iemand in zijn knieën had geboord, dat ze [slachtoffer] op een stoel hadden vastgebonden en dat de politie hem niet kon pakken voor de moord omdat [slachtoffer] een hartstilstand had gekregen.
Met betrekking tot het toegebrachte zwaar lichamelijk letstel gaat de rechtbank uit van hetgeen door de patholoog van het Nederlands Forensisch Instituut (F35, p. 101 e.v.) is vastgesteld.
De rechtbank is op basis van alle hiervoor opgesomde bewijsmiddelen van oordeel dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen zijn, zoals nader aangegeven in de bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 3.
Getuige [getuige 6] verklaart (G45, p. 52): "Op 7 januari 2005 zat ik met [slachtoffer] achterin een auto. [slachtoffer] kreeg een belletje. Ik hoorde hem zeggen: "Ik kan niet, want ik heb andere afspraken". Ik hoorde [slachtoffer] vragen of het later kon, maar ik begreep dat hij gelijk moest komen. Toen [slachtoffer] de verbinding had verbroken, hoorde ik hem zeggen: "We moeten keren. We moeten naar Angel Place, anders komen ze vanavond naar mij toe bij mijn dochter". Ik begreep dat [slachtoffer] zich moest 'melden' bij Angel Place, het clubhuis van de Hells Angels. [slachtoffer] vroeg: "Ken jij ene [naam] van de Hells Angels, want bij hem moet ik me melden"".
Getuige [getuige 7] verklaart (G208, p. 523) "(...) die keer dat ik samen met [slachtoffer] en nog iemand naar Limburg was en dat we halverwege terug moesten naar Angels Place in Amsterdam".
Getuige [broer slachtoffer] verklaart (G81, p. 95): "Mijn broer [slachtoffer] moest zich bij Angels Place in Amsterdam melden".
Getuige [getuige 8] verklaart (G57, p. 61) dat [slachtoffer] op 9 januari 2005 bij haar kwam. "[slachtoffer] kreeg regelmatig sms'jes. [Slachtoffer] zei op een gegeven moment dat ze hem ergens van beschuldigden wat hij niet gedaan had. Ik begreep van [slachtoffer] dat dat te maken had met die sms'jes en dat het dreig sms'jes waren. Hij las er een paar op: "24 uur?" en "Je onderschat het". Ik kon aan [slachtoffer] merken dat hij bang was".
Getuige [getuige 9] verklaart (G47, p. 56): "[Slachtoffer] vertelde mij rond 8 of 9 januari 2005 dat hij vervelende telefoontjes kreeg. Die telefoontjes gingen over die partij hasj die zou zijn verdwenen. Hij heeft me niet verteld door wie hij werd bedreigd".
In C37 (p. 29 e.v.) staan de volgende sms'jes die verstuurd zijn met de telefoon met nummer [telefoonnummer 1] en ontvangen op de telefoon van slachtoffer [slachtoffer] met nummer [telefoonnummer 2]: "Je weet bij wie je het ingeleverd hebt, meerdere laten je al vallen. als je me spreken wil zeg me waar je me wilt zien"; "Klootzak maak het niet moeilijker voor jezelf! sms"; "De laatste keer vergeet die ouwe, los het op voor jezelf en voor niemand anders nu het nog kan. geef je mijn woord los het netjes op!"; "Wat bedoel, als je niks te verbergen dan verschijn je gewoon. ik snap jou niet?"; "Blijven we dan weer als verliefde kinderen sms, ik denk dat je geen oplossing wil."; "Kom gewoon langs als jij denkt dat je onschuldig bent, voorlopig ben je nummer 1."; "Is het zo moeilijk om te snappen dat je de boel onderschat hebt. ik wacht nu vandaag op jou sms. sterkte."; "Maak afspraak nu we er nog uit kunnen komen, gebruik dat laatste restje verstand van je. je hoeft niet bang te zijn als je de waarheid spreekt!".
Getuige [getuige 1] verklaart (G5.3, p. 39) dat hij in Enkhuizen een man (waarvan hij later van de verdachte had gehoord dat hij "de glazenwasser" werd genoemd en uit Zaandam kwam) hoorde zeggen: "Ik weet waar [slachtoffer] woont, ik ga er naar toe en dan breek ik zijn benen, dan zal ie wel vertellen waar het ligt". [Getuige 1] heeft "de glazenwasser'' herkend van een foto (B5.25, p. 106) waarop medeverdachte [verdachte 2] stond.
Getuige [getuige 10] verklaart (G2, p. 3): "Ik sprak [slachtoffer] voor het laatst op 9 januari 2005. Hij zei dat hij problemen had en vandaar enkele dagen moest onderduiken". Verder verklaart [getuige 10] (G62, p. 74): "[Slachtoffer] had tegen me gezegd dat hij moest onderduiken, niet voor justitie. Daar begreep ik uit dat hij moest onderduiken voor de onderwereld".
Getuige [getuige 11] verklaart (G48, p. 58): "Op 10 januari 2005 belde [slachtoffer] mij op en zei dat hij een paar dagen naar mij toe zou komen. Ik heb hem opgehaald. Wij zijn naar mijn huis gereden. Ik vond dat hij heel anders was dan de andere keren dat wij elkaar ontmoetten. Ik vond hem zenuwachtig en onrustig. Ik denk dat hij echt bang was. Hij deed namelijk overdag de gordijnen dicht".
De rechtbank is op basis van alle hiervoor opgesomde bewijsmiddelen van oordeel dat feit 3 wettig en overtuigend is bewezen, zoals nader aangegeven in de bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 4.
Bij de beoordeling van de bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van het volgende.
[Getuige 2] verklaart (B9, p. 9) dat [verdachte 1] hem had gevraagd om samen met [getuige 12] een vrachtje op te halen in Mijdrecht en dat hij daarna met [verdachte 1] is teruggereden naar Nibbixwoud. [Getuige 12] kwam toen met de vrachtauto. Hij schat dat het om 3,5 à 4 ton hasj ging. [Getuige 12] verklaart (B10, p. 13) dat [getuige 2] rond half december 2004 bij hem langs kwam om een grote partij voor [verdachte 1] van a naar b te vervoeren. In Rick's Brugrestaurant trof hij [verdachte 1] aan. [Verdachte 1] zei toen tegen hem dat hij niet mocht weten waar de hasj werd overgeladen.
[Getuige 1] verklaart (B5, p. 32 e.v.) dat hij vanaf eind 2003 hasj heeft opgeslagen voor [verdachte 1]. [Verdachte 1] zou er voor zorgen dat er begin 2004 hasj naar Nederland zou komen. [Getuige 1] zou het dan opslaan. Op de laatste donderdag voor kerst (de rechtbank begrijpt: 2004) zag hij een grote witte vrachtauto aankomen. Terwijl hij op de vorkheftruck bezig was om de partij hasj uit de vrachtwagen te halen, kwam [verdachte 1] aan rijden. Het ging om vijf pallets hasj, geschat op circa 3.000 kilo. [Verdachte 1] ging daarna weg, want hij moest op vakantie. Bij de rechter-commissaris (proces-verbaal van 28 november 2006) verklaart hij dat 2.000 kilo hasj, het kan ook wel 3.000 kilo geweest zijn, lag opgeslagen in zijn loods in Nibbixwoud.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 17 april 2007 verklaard dat hij op17 december 2004 met [getuige 2] in Mijdrecht is geweest. De verdachte verklaart (B2, p. 35) dat hij heeft gehoord dat er partij hasj weg was. Aanvullend verklaart hij (B2, p. 39) dat hij op 31 december 2004 vanuit Brazilië terugkwam in Nederland, en geeft hij als reden voor het eerder terugkomen het feit dat er in Nederland problemen waren. Hij was op 17 december 2004 vertrokken naar Brazilië.
De rechtbank is op basis van alle hiervoor opgesomde bewijsmiddelen van oordeel dat feit 4 wettig en overtuigend is bewezen, zoals nader aangegeven in de bewezenverklaring.
5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat de verdachte
- 1.
in de periode van 13 januari 2005 tot en met 21 januari 2005 in de gemeente Roosendaal, tezamen en in vereniging met anderen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel (te weten doorboorde knieschijven en twee ribbreuken) heeft toegebracht, door die [slachtoffer] opzettelijk in de knieën te boren en de ribben te breken, terwijl dat feit (direct of indirect) de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
- 2.
in de periode van 13 januari 2005 tot en met 21 januari 2005 in de gemeente Roosendaal en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- -
die [slachtoffer] naar restaurant De Witte Bergen (in de gemeente Eemnes) laten komen en
- -
die [slachtoffer] in een auto laten plaatsnemen en
- -
die [slachtoffer] vervoerd naar een woning in Roosendaal en
- -
die [slachtoffer] tegen diens wil in die woning aan de [straatnaam] vastgehouden en
- -
voor die wederrechtelijke vrijheidsberoving een plaats verschaft en
- -
die [slachtoffer] bedreigd/gedreigd met honden en een honkbalknuppel en
- -
die [slachtoffer] gemarteld en/of zwaar mishandeld door die [slachtoffer] vast te binden en twee ribbreuken en doorboorde knieschijven te bezorgen;
- 3.
primair
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2005 tot en met 13 januari 2005 in de gemeenten Schagen en Enkhuizen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- -
tegen die [slachtoffer] gezegd dat: "[slachtoffer] (onmiddellijk) naar Angel Place (het clubhuis van de Hells Angels te Amsterdam) moest komen, anders zouden ze vanavond naar hem toe bij zijn dochter thuis komen", althans woorden van dergelijke dreigende aard en/of strekking en
- -
sms-berichten gezonden aan die [slachtoffer] (die in onderling verband en in samenhang met de feiten en omstandigheden rond de verdwenen partij hasj en de veronderstelde rol van die [slachtoffer] daarbij als bedreigend kunnen worden aangemerkt) en
- -
die [slachtoffer] (via [getuige 1]) de woorden toegevoegd: "Ik weet waar [slachtoffer] woont, ik ga er naar toe en dan breek ik zijn benen, dan zal-ie wel vertellen waar het ligt", althans woorden van dergelijke dreigende aard en/of strekking;
- 4.
in december 2004 te Mijdrecht, in de gemeente De Ronde Venen en te Nibbixwoud, gemeente Wognum en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 3.000 kilogram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj),
hierin bestaand dat verdachte en/of zijn mededader(s) die (uit Marokko afkomstige) hoeveelheid hasjiesj heeft/hebben opgehaald in Mijdrecht en heeft/hebben vervoerd naar Nibbixwoud en voor opslag en/of aflevering heeft/hebben ondergebracht en verborgen in loodsen te Nibbixwoud (aan De Wijzend en/of Het Ganker),
en
in december 2004 te Mijdrecht, gemeente De Ronde Venen en te Nibbixwoud, gemeente Wognum en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3.000 kilogram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
6.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
- 1.
medeplegen van zware mishandeling, gepleegd met voorbedachte raad, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft;
- 2.
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
- 3.
medeplegen van bedreiging met zware mishandeling;
- 4.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in een artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in een artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in een artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
7.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
8.
Motivering van de straf
De rechtbank heeft de na te noemen straf bepaald op grond van de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft tezamen met anderen een grote partij Marokkaanse hasjiesj opgeslagen in een loods in Nibbixwoud. Een deel van de partij is daaruit gestolen. Daarvoor moest een schuldige gevonden worden. Het oog viel daarbij op [slachtoffer], omdat deze bij [getuige 1] had geïnformeerd naar de partij. De verdachte en zijn mededaders hebben vanaf begin januari 2005 de druk op [slachtoffer] opgevoerd om te achterhalen of hij de partij had gestolen. Er zijn onder andere via sms dreigementen tegen hem geuit; hij heeft zich moeten melden bij Angel Place te Amsterdam en bij De Witte Bergen te Eemnes, waarna hij bij Rick's Brugrestaurant aan de A4 in een auto moest stappen en naar Roosendaal werd vervoerd. Daar is hij op 13 januari 2005 opgesloten in een huis en is daar niet meer levend uit gekomen. Uit het schouwverslag en het sectierapport van het NFI is gebleken dat zijn armen op zijn rug zijn vastgebonden, dat er gaatjes in zijn knieën zijn geboord en dat er twee ribben zijn gebroken. Hij is ten slotte, geheel ingepakt in plastic, voor oud vuil achtergelaten op een bouwterrein.
Dit zijn schokkende en weerzinwekkende misdrijven. [Slachtoffer]s nabestaanden en vrienden is hierdoor groot leed aangedaan en de samenleving is ontdaan. Hoewel de rechtbank wil aannemen dat het, zoals de verdachte verschillende malen heeft verklaard, niet de bedoeling was om [slachtoffer] om het leven te brengen, houdt zij de verdachte medeverantwoordelijk voor de zware mishandeling en marteling, waarbij op enig moment de dood van het slachtoffer is ingetreden. De verdachte heeft zich vrijwillig verbonden aan de eigenaren van de hasj door zich vérgaand te bemoeien met de pogingen om een dader van de diefstal te vinden. Het is niet voorstelbaar dat de kerngezonde man die [slachtoffer] was, in de kracht van zijn leven, zich zou laten martelen om iets wat hij niet heeft gedaan.
De verdachte heeft voorts, samen met anderen, enkele tonnen hasjiesj ingevoerd, vervoerd en aanwezig gehad. Hasjiesj kan gevaarlijk zijn voor de volksgezondheid. De partij was zó groot, dat deze alleen maar bestemd kan zijn geweest voor de grootschalige handel. De ervaring leert dat deze vorm van handel gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit.
De rechtbank heeft kennis genomen van de omtrent verdachte uitgebrachte rapporten van Reclassering Nederland.
De rechtbank heeft voorts gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 11 april 2006, waaruit blijkt dat de verdachte eerder tot straffen is veroordeeld wegens Opiumwetdelicten.
De rechtbank is, gelet op al het vorenstaande, van oordeel dat slechts oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur een passende sanctie is. Zij zal echter een lagere straf opleggen dan gevorderd omdat zij, zoals hierboven onder 2 beargumenteerd, de strafverzwarende omstandigheid van het derde lid van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht niet bewezen acht.
9.
Toegepaste wettelijke voorschriften
Met toepassing van het recht zoals dat gold ten tijde van het bewezen verklaarde, is de opgelegde straf gegrond op de artikelen 47, 55, 57, 282, 285 en 303 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 4 (vier) jaren en zes maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. de Klerk, voorzitter,
mr. M.E.J. van Lieshout-Segers en mr. E.J.M. Tuijp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A. Huisman, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 mei 2007.