De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/19.1.2:19.1.2 Schorsing op grond van art. 350 Rv
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/19.1.2
19.1.2 Schorsing op grond van art. 350 Rv
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS374346:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
BenGH 5 juli 1985, NJ 1986, 19(Liesenborghs-Thielens/Vandebril-Tielens), m.nt. Heemskerk.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De schorsing die plaatsvindt wanneer tegen een dwangsomveroordeling een rechtsmiddel wordt ingesteld (ingeval de uitspraak waarin deze is vastgelegd niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard), brengt een - weliswaar tijdelijke - begrenzing van het definitief karakter van de dwangsomveroordeling met zich. Dat gedurende een periode van schorsing ex art. 350 Rv geen dwangsommen worden verbeurd, is door het Benelux-Gerechtshof expliciet bepaald, in het arrest Liesenborghs-Thielens/Vandebril-Tielens.1 Ook in de periode vóórdat dit arrest werd gewezen, werd in Nederland van deze opvatting al uitgegaan, zodat het arrest in dit opzicht geen opzien baarde. Ik constateerde dat aan het arrest desalniettemin een bijzonder belang moet worden toegekend. Het Benelux-Gerechtshof formuleerde in dit arrest namelijk een meer algemene regel, die ook in andere gevallen toepassing kan vinden: het Benelux-Gerechtshof bepaalde dat de dwangsom slechts verschuldigd wordt voor zover de veroordeling voor gedwongen tenuitvoerlegging vatbaar is.