Hof Amsterdam, 10-07-2018, nr. 200.219.582/01
ECLI:NL:GHAMS:2018:2383, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
10-07-2018
- Zaaknummer
200.219.582/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Arbeidsrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2018:2383, Uitspraak, Hof Amsterdam, 10‑07‑2018; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:261, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2018-0851
PR-Updates.nl PR-2018-0091
VAAN-AR-Updates.nl 2018-0851
Uitspraak 10‑07‑2018
Inhoudsindicatie
“Uitleg cao. Is het in het Sociaal Plan genoemde percentage werkgeversbijdrage pensioen, gefixeerd of dynamisch? Een puur grammaticale uitleg geeft geen eenduidige uitkomst. De betreffende bewoordingen, gelezen de gehele tekst van de cao, passen eerder bij de door Martinair bepleite uitleg. Dat geldt ook voor de aannemelijkheid van de door Martinair respectievelijk de vliegers bepleite uitleg. Vernietiging vonnis kantonrechter.’
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.219.582/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 5261235 \ CV EXPL 16-6740
5408386 \ CV EXPL 16-8841
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 10 juli 2018 (bij vervroeging)
inzake
MARTINAIR HOLLAND N.V.,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
appellante in principaal appel, tevens geïntimeerde in voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. E. Knipschild te Amsterdam,
tegen
1. [geïntimeerde sub 1] ,wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
2. [geïntimeerde sub 2] , wonende te [woonplaats] ,
3. [geïntimeerde sub 3] , wonende te [woonplaats] ,
4. [geïntimeerde sub 4] , wonende te [woonplaats] , [land] ,
5. [geïntimeerde sub 5] , wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
6. [geïntimeerde sub 6] , wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
7. [geïntimeerde sub 7] , wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
8. [geïntimeerde sub 8] , wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
9. [geïntimeerde sub 9] , wonende te [woonplaats] ,
10. [geïntimeerde sub 10] , wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
11. [geïntimeerde sub 11] , wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
12. [geïntimeerde sub 12] , wonende te [woonplaats] , [land] ,
13. [geïntimeerde sub 13] , wonende te [woonplaats] ,
14. [geïntimeerde sub 14] , wonende te [woonplaats] ,
15. [geïntimeerde sub 15] , wonende te [woonplaats] ,
16. [geïntimeerde sub 16] , wonende te [woonplaats] ,
17 [geïntimeerde sub 17] , wonende te [woonplaats] ,
18. [geïntimeerde sub 18] , wonende te [woonplaats] ,
19. [geïntimeerde sub 19] , wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
20. [geïntimeerde sub 20] , wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
21. [geïntimeerde sub 21] , wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
22. [geïntimeerde sub 22] , wonende te [woonplaats] ,
23. [geïntimeerde sub 23] , wonende te [woonplaats] ,
24. [geïntimeerde sub 24] , wonende te [woonplaats] , [land] ,
25. [geïntimeerde sub 25] , wonende te [woonplaats] ,
26. [geïntimeerde sub 26] , wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
27. [geïntimeerde sub 27] , wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
28. [geïntimeerde sub 28] , wonende te [woonplaats] ,
29. [geïntimeerde sub 29] , wonende te [woonplaats] ,
30. [geïntimeerde sub 30] , wonende te [woonplaats] ,
31. [geïntimeerde sub 31] , wonende te [woonplaats] ,
32. [geïntimeerde sub 32] , wonende te [woonplaats] ,
alsmede
33. VERENIGING NEDERLANDSE VRACHTVLIEGERS,
gevestigd te Badhoevedorp,
geïntimeerden in principaal appel, appelanten in incidenteel appel
gemachtigde: mr. J.W. Stam te Utrecht.
1. Het geding in hoger beroep
Appelante in principaal appel, geïntimeerde in voorwaardelijk incidenteel appel, wordt hierna Martinair genoemd; geïntimeerden in principaal appel, appelanten in voorwaardelijk incidenteel appel nummers 1 tot en met 32 worden aangeduid als ‘de Vliegers’, geïntimeerde in principaal appel, appelante in voorwaardelijk incidenteel appel nummer 33 als VNV, en geïntimeerden in principaal appel, appelanten in voorwaardelijk incidenteel appel gezamenlijk ook als VNV c.s.
Martinair is bij dagvaarding van 5 juli 2017 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de kantonrechter), van 12 april 2017, onder bovenvermelde zaaknummers gewezen tussen VNV c.s. als eisers en Martinair als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 13 juni 2018 doen bepleiten, Martinair door mr. T. de Ridder, advocaat te Amsterdam, en VNV c.s. door mr. Stam, voornoemd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Martinair heeft in principaal appel geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en voor recht zal verklaren dat voor de berekening van de ontslagvergoeding in artikel IV van Bijlage 13 een pensioenbijdrage van de werkgever van 18% moet worden meegenomen, en - uitvoerbaar bij voorraad - VNV c.s. zal veroordelen in de proceskosten in beide instanties.
VNV c.s. hebben in principaal appel geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, en hebben gevorderd in voorwaardelijk incidenteel appel dit arrest uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, onder veroordeling van Martinair in de proceskosten in beide instanties.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
2. Feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.9 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
De Vliegers waren tot voor kort in dienst van Martinair. Nadat het UWV op 22 juli 2016 toestemming aan Martinair heeft verleend de arbeidsovereenkomsten met hen op te zeggen, is Martinair tot opzegging van die arbeidsovereenkomsten met hen overgegaan.
2.2
Bijlage 13 bij de cao Martinair Vliegers (hierna: de cao) kent vanaf 2009 een bepaling met betrekking tot de berekening en betaling van een ontslagvergoeding door Martinair aan aldus ontslagen werknemers.
2.3
De tussen Martinair en VNV overeengekomen cao geldend voor de periode 1 januari 2009 tot en met 30 juni 2009 (hierna: cao 2009) kende in genoemde bijlage onder artikel IV de volgende bepaling: “(…) Bij gedwongen beëindiging van het dienstverband zal betreffende vlieger in aanmerking komen voor een uitkering ineens. Deze uitkering bedraagt 24 x het laatstgenoten maandsalaris (hieronder wordt verstaan: het bruto maandsalaris vermeerderd met 8% vakantietoeslag, 7% levenslooptoeslag, 1,8% eindejaarsuitkering alsmede 18% pensioenbijdrage werkgever).”
2.4
Martinair kende vanaf 2006 een pensioenregeling (Collective Defined Contribution) met daarin een vaste overeengekomen pensioenpremie van 29%, waarvan de werkgeversbijdrage 18% bedroeg.
2.5
In de tussen Martinair en VNV overeengekomen cao geldend voor de periode 1 juli 2009 tot en met 31 december 2010 (verder ook: cao 2010) is de onder 2.3 genoemde bepaling ongewijzigd overgenomen.
2.6
In de tussen Martinair en VNV overeengekomen cao met een looptijd van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 (verder ook: cao 2011) luidde de betreffende bepaling als volgt: “(…) Bij gedwongen beëindiging van het dienstverband zal betreffende vlieger in aanmerking komen voor een uitkering. Deze uitkering bedraagt 24x het laatstgenoten maandsalaris (hieronder wordt verstaan: het bruto maandsalaris vermeerderd met 8% vakantietoeslag, 6/7% levenslooptoeslag*, 1,8% eindejaarsuitkering alsmede 18% pensioenbijdrage werkgever.(…)*Het percentage levensloop is met ingang van 1 november 2011 van 7 naar 6% gegaan op grond van de CAO Ringvaart-akkoord. Indien deze CAO Ringvaart-akkoord niet meer van toepassing is, zal het percentage worden gewijzigd in 7%.” Aldus werd in de cao 2011 geanticipeerd op de op 9 september 2011 gesloten CAO RingvaartAkkoord (verder ook: RVA).
2.7
Martinair heeft per 1 november 2011 haar passage-activiteiten (het vervoeren van passagiers) gestopt en zij houdt zich sedertdien alleen nog bezig met luchtvrachtvervoer. Het RVA was, kort gezegd, een cao waarbij KLM, Martinair en VNV partij waren en waarmee een geïntegreerd vliegerskorps werd beoogd: de vliegers van Martinair zouden per 1 januari 2014 uit dienst van Martinair treden en vervolgens aansluitend bij KLM in dienst treden. Omdat mede als gevolg van deze uitdiensttreding van (vaak jonge) vliegers, een premietekort werd voorzien, werd een bijstorting in het pensioenfonds afgesproken.
In het RVA is daartoe in 7.3 het volgende bepaald:
“Eenmalige storting in Pensioenfonds Vliegers Martinair ten behoeve van toekomstige pensioenopbouw. Martinair stort eenmalig uiterlijk 30 juni 2012 een bedrag van € 10 miljoen in het Pensioenfonds Vliegers Martinair. Deze eenmalige storting door Martinair is bestemd voor:
- de financiering van het premietekort bij de pensioenopbouw voor actieven voor de jaren 2012 en 2013. De eerder overeengekomen vaste premie is voor de toekomstige jaren ontoereikend als gevolg van het stoppen van de passage activiteiten (shorthaul en longhaul) en met name het feit dat met ingang van 1 november 2011 voornamelijk jonge vliegers uitdienst zullen treden bij Martinair.
- De financiering van de (reguliere) indexatie in de toekomst. Na 2014 heeft het Pensioenfonds Vliegers Martinair geen deelnemers meer met een actief dienstverband bij Martinair. Het pensioenfonds heeft daardoor vanaf 2014 geen premie-inkomsten meer.”
2.8
Vervolgens werd tussen Martinair en VNV een cao overeengekomen met een looptijd van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 (verder: cao 2012). In deze cao werd in artikel IV van bijlage 13 bepaald: “(…) Bij gedwongen beëindiging van het dienstverband zal betreffende vlieger in aanmerking komen voor een uitkering ineens. Deze uitkering bedraagt 24 x het laatstgenoten maandsalaris (hieronder wordt verstaan: het bruto maandsalaris vermeerderd met 8% vakantietoeslag, 7% levenslooptoeslag, 1,8% eindejaarsuitkering alsmede 18% pensioenbijdrage werkgever).” De cao 2012 is opgezegd tegen 31 december 2013. Na afloop van de cao 2012 is geen nieuwe cao tot stand gekomen.
2.9
Op grond van het Protocol Pensioenen 2015 (hierna; het pensioenprotocol) gold vanaf 1 januari 2015 een werkgeversbijdrage pensioenpremie van 26,5% in plaats van het eerdere 18 %.
2.10
Martinair heeft geweigerd om van de uitkering ineens berekeningen op te stellen en betalingen te doen gebaseerd op toepassing van artikel IV bijlage 13 met 26,5% werkgeversbijdrage pensioen.
3. Beoordeling
3.1
VNV c.s. hebben in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd, inhoudend dat Martinair gehouden is om bij de berekening en betaling van de overtolligheidsuitkering als bedoeld in artikel IV van bijlage 13 van de cao, rekening te houden met een werkgeversbijdrage pensioen van 26,5%. Martinair daarentegen heeft bepleit dat de bij de berekening toe te passen werkgeversbijdrage pensioen 18% bedraagt.
3.2
De kantonrechter heeft VNV c.s. in het gelijk gesteld. De kantonrechter heeft daartoe het volgende overwogen. Partijen verschillen van mening over de uitleg van de betreffende cao-bepaling. De cao is als gevolg van nawerking onderdeel gaan uitmaken van de arbeidsovereenkomsten van de Vliegers. Voor de uitleg van de cao-bepaling dient de cao-uitlegnorm te worden toegepast. De kantonrechter acht de bewoordingen van artikel IV van bijlage 13 onduidelijk en heeft daartoe overwogen:
“4.5 (…) Doordat het zinsdeel “hieronder wordt verstaan: (...)” tussen haakjes is geplaatst achter de tekst “laatstgenoten maandsalaris”, lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat het woord “laatstgenoten” niet alleen ziet op het bruto maandsalaris maar ook op de andere, tussen de haakjes genoteerde componenten. Deze componenten, de vakantietoeslag, het levensloop percentage en de werkgeversbijdrage in de pensioenopbouw, zijn echter uitgedrukt in vaste percentages. In de tekst tussen de haakjes is het woord “laatstgenoten” niet opnieuw vóór het woord “bruto maandsalaris” geplaatst. Hiervan uit gaande zijn de bewoordingen van artikel IV innerlijk tegenstrijdig, doordat zowel de term “laatstgenoten” wordt gebezigd, als gefixeerde percentages, en geeft de tekst zowel aanknopingspunten voor de uitleg van Martinair als voor die van de Vrachtvliegers en VNV.”
De kantonrechter heeft vervolgens in 4.6 en 4.8 overwogen dat het de vraag is of de door de Hoge Raad in de jurisprudentie over de cao-uitlegnorm gegeven gezichtspunten een duidelijk aanknopingspunt bieden voor het standpunt van een der partijen en dat de elders gebezigde bewoordingen – meer in het bijzonder het begrip bruto maandsalaris - niet zo’n aanknopingspunt bieden, “omdat de vraag in casu niet luidt óf de werkgeversbijdrage pensioenopbouw onder het bruto maandsalaris valt, maar of het gaat om het laatstgenoten percentage.” Ook de ontstaansgeschiedenis van artikel IV biedt volgens de kantonrechter niet zo’n aanknopingspunt, meer in het bijzonder niet de gang van zaken rondom de totstandkoming van het RVA. Daartoe wordt overwogen:“4.10 De kantonrechter is van mening dat deze vergelijking niet op gaat, omdat de betreffende afspraak in het Ringvaart akkoord van 2011 niet inhield dat de structurele pensioenbijdrage van de werkgever werd verhoogd, maar dat Martinair éénmalige 10 miljoen stortte in het Pensioenfonds. Gesteld noch gebleken is dat op enig moment gedurende de periode 2009 tot de wijziging van de pensioenpremie in 2015, de jaarlijks verschuldigde werkgeversbijdrage in de pensioenpremie hoger is geweest dan 18%. Hiervan uitgaande kan niet worden gezegd dat in de opeenvolgende CAO’s bewust is gekozen om in artikel IV van Bijlage 13 het werkgeversgedeelte van de pensioenpremie ongewijzigd te laten (er viel niets te wijzigen).
4.11.
De Vrachtvliegers en VNV stellen, daarentegen, terecht dat juist uit het feit dat als gevolg van het Ringvaart akkoord, de formulering in artikel IV van Bijlage 13 ten aanzien van de levensloop bijdrage wél is aangepast, kan worden afgeleid dat met het woord “laatstgenoten” is beoogd de laatst geldende percentages van de variabelen die tussen de haakjes worden genoemd te hanteren. Het ligt naar het oordeel van de kantonrechter niet voor de hand dat de kennelijke bedoeling van partijen zou zijn geweest om het levensloop percentage in 2011 wel aan te passen naar de actuele stand van zaken, en het percentage werkgeversbijdrage pensioenpremie niet toen
dit wijzigde in 2015.”
Wat betreft de aannemelijkheid van de door VNV c.s. voorgestane uitleg overweegt de kantonrechter dat, die uitleg volgend, de percentages ook hadden kunnen worden weggelaten. Daar staat tegenover dat in de uitleg van Martinair het woord ‘laatstgenoten’ zonder betekenis is, althans verkeerd is geplaatst. Aldus biedt de ontstaansgeschiedenis van genoemd artikel een aanwijzing dat de kennelijke bedoeling van deze bepaling was om de laatst geldende percentages van de variabelen te hanteren.
Haakjes (parentheses) zijn volgens de kantonrechter in het algemeen bedoeld ter aanvulling of verduidelijking van hetgeen daaraan voorafgaat. Aan het zinsdeel vóór de haakjes komt daarmee meer betekenis toe dan aan hetgeen tussen haakjes is gezet en prevaleert het eerste bij tegenstrijdigheid. De vordering van de Vliegers en VNV wordt toegewezen. Vanwege het principiële karakter en het restitutierisico wordt de veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en worden de proceskosten gecompenseerd, aldus de kantonrechter.
3.3
De eerste negen grieven van Martinair zijn gericht tegen het oordeel en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen dat in artikel IV van bijlage 13 van de cao 2012 artikel moet worden uitgegaan van een werkgeversbijdrage van 26,5% in de pensioenpremie. Het voorwaardelijk incidenteel appel van VNV c.s. houdt in dat de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad dient te worden verklaard. Beide partijen (grief 10 Martinair; randnummer 83 voorwaardelijk incidenteel appel VNV c.s.) wensen de ander in de proceskosten in beide instanties veroordeeld te zien. Het hof overweegt als volgt.
3.4
Volgens vaste rechtspraak geldt voor de uitleg van een cao de zogenoemde cao-norm. Deze houdt in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn, zodat het niet aankomt op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook de bewoordingen van de eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de cao worden betrokken. Indien de bedoeling van de partijen bij de cao naar objectieve maatstaven volgt uit de cao-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend. (HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427, NJ 2005/493 (DSM/Fox), rov. 4.2-4.5.; HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2687, NJ 2017/114 (FNV/Condor), rov. 3.4 en laatstelijk HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:678).
3.5
Hetgeen partijen verdeeld houdt is hoe bepaling in artikel IV van bijlage 13 van de cao 2012 moet worden uitgelegd. De bepaling luidt: “Bij gedwongen beëindiging van het dienstverband zal betreffende vlieger in aanmerking komen voor een uitkering. Deze uitkering bedraagt 24x het laatstgenoten maandsalaris (hieronder wordt verstaan: het bruto maandsalaris vermeerderd met 8% vakantietoeslag, 6/7% levenslooptoeslag*, 1,8% eindejaarsuitkering alsmede 18% pensioenbijdrage werkgever.” Martinair betoogt dat bij de aanspraak van de Vliegers gerekend dient te worden met een werkgeversbijdrage pensioen van 18%, VNV c.s. bepleiten dat gerekend dient te worden met een percentage van 26,5%. Martinair legt aan haar standpunt ten grondslag dat het in genoemd artikel genoemde percentage gefixeerd is op 18. VNV c.s. stellen dat van een dynamisch percentage sprake is, en moet worden uitgegaan van het ten tijde van het ontslag in 2015 geldende percentage werkgeversbijdrage pensioen, welk percentage (onbetwist) 26,5 bedroeg.
3.6
Een puur grammaticale uitleg geeft niet een eenduidige uitkomst. Op zich zelf is niet uitgesloten, dat met het plaatsen van het woord ‘laatstgenoten’ voorafgaand aan de haakjes, bedoeld wordt het begrip ‘laatstgenoten’ van toepassing te laten zijn op al hetgeen tussen haakjes staat. Daar staat tegenover dat indien zulks bedoeld zou zijn, het noemen van de specifieke percentages op zich zelf niet nodig zou zijn geweest. VNV c.s. voeren aan dat de betreffende specifieke percentages genoemd zijn om duidelijk te maken wat op dat moment de actuele percentages waren. Wanneer dat echter bedoeld zou zijn, had voor de hand gelegen dat dat op enigerlei wijze in de tekst kenbaar zou zijn gemaakt, bijvoorbeeld door te vermelden dat die percentages de op dat moment actuele percentages betreffen, hetgeen eenvoudig had kunnen gebeuren door het opnemen van het woord ‘thans’.
3.7
Allereerst dient daarom gekeken te worden naar de bewoordingen van de betreffende bepalingen, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao. In de cao wordt meermalen het begrip ‘salaris’, ‘maandsalaris’, ‘geldende maandsalaris’ en ook ‘het feitelijk verdiende vaste bruto jaarsalaris’ gebruikt. Nergens waar in de cao een van deze begrippen wordt gebruikt (bijvoorbeeld bij de berekening van de overlijdensuitkering of bij die van de oudejaarsuitkering), maakt daarvan deel uit het werkgeversdeel van de pensioenpremie. Het is in algemene zin ook ongebruikelijk dat het door de werkgever betaalde deel van de pensioenpremie van een door de werkgever te betalen ontslagvergoeding deel uitmaakt . Het ligt daarom niet voor de hand er van uit te gaan dat tot het begrip ‘maandsalaris’ in genoemd artikel IV, wél behoort het werkgeversdeel van de pensioenpremie. Daarvan uitgaand betekent dat hetgeen in genoemd artikel tussen haakjes staat, een uitbreiding vormt van de voor de haakjes geplaatste woorden ‘laatstgenoten maandsalaris’ (en niet zoals de kantonrechter overweegt een verduidelijking).
3.8
VNV c.s. hebben gewezen op artikel I lid 3 van bijlage 13 bij de cao’s 2009 en volgende. Hierin is bepaald: “Werkgever en de werknemersorganisatie zullen er bij boventalligheid op toezien dat de werknemer geen nadeel in zijn pensioenvoorziening zal ondervinden of zijn senioriteit verliest (…)”. Volgens VNV c.s. onderstreept dit dat steeds de actuele percentages werkgeversbijdrage pensioen dienen te worden meegenomen. Martinair bestrijdt dit. Het hof overweegt als volgt. Artikel IV van bijlage 13 ziet op de situatie dat het dienstverband eindigt, en dat een ontslagvergoeding wordt uitgekeerd (ineens of als suppletie). Dat betekent dat het bij toepassing van laatstgenoemd artikel niet gaat om een voortzetting van de pensioenvoorziening, maar om de berekening en betaling van een bedrag ineens dat door de werknemer voor allerlei doeleinden kan worden aangewend. Artikel I van bijlage ziet op het niet hebben van een nadeel in een pensioenvoorziening. Dat betreft daarmee een andere situatie.
3.9
Partijen verschillen van mening over de aannemelijkheid van de ene dan wel de andere uitleg van de betreffende bepaling. VNV c.s. stellen (in de dagvaarding eerste aanleg onder randnummer 18) dat bedoeld is de Vliegers in geval van gedwongen ontslag in de positie te brengen dat zij een inkomensvoorziening ontvangen gelijk aan hetgeen zij bij een voortgezet dienstverband gedurende twee jaar zouden hebben ontvangen. Zij verwijzen naar de positie van vliegers bij KLM, bij welke regeling ‘aansluiting’ is gezocht, en waarbij geen punt van discussie is dat de betreffende ontslagvergoedingsbepaling een dynamisch karakter heeft.
Martinair heeft er op gewezen dat de situatie van KLM en die van Martinair van elkaar verschillen en dat bij Martinair al bij de totstandkoming van de betreffende bepaling in 2009, een statische uitleg is voorzien, namelijk dat betaald zou moeten worden een ontslagvergoeding met toepassing van het percentage van de werkgeversbijdrage pensioenpremie dat op dat moment gold. Die uitleg wordt volgens Martinair bevestigd door hetgeen in 2011 is gebeurd. Het betreffende artikel IV is toen gewijzigd, en er is een ander percentage levensloop overeengekomen. Dat zou niet nodig zijn geweest, wanneer de betreffende bepaling toch al een dynamisch karakter had. Daarbij wijst Martinair op het volgende. Bij de totstandkoming van het RVA (het RVA heeft de status van cao, en de Vliegers, allen lid van VNV en van de totstandkoming van het RVA ook op de hoogte, zo werd tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep duidelijk) was gebleken dat de tot dan toe betaalde werkgeversbijdrage pensioenpremie van 18%, niet toereikend zou zijn. In het RVA werd bepaald dat Martinair een bedrag van € 10 miljoen zou storten. De reden voor deze storting is volgens artikel 7.3 RVA dat voor de jaren 2012 en 2013, maar ook 2014 en daarna, aanvullende financiering van het pensioenfonds nodig was, aangezien vooral jonge vliegers uit dienst zouden treden, en het pensioenfonds na 2014 geen actieve deelnemers meer zou kennen. Van genoemde € 10 miljoen is in 2012 een aanvullende premiebijdrage van € 700.000,- en in 2013 van € 1.250.000,- aan het pensioenfonds betaald waardoor de door Martinair over 2012 en 2013 daadwerkelijk betaalde percentages pensioenpremie omgerekend respectievelijk ruim 19% en ruim 21% bedroegen. Indien bedoeld zou zijn dat de Vliegers een ontslagvergoeding zouden ontvangen gebaseerd op het actuele door Martinair betaalde deel van de pensioenpremie, dan zou bij de wijzing van artikel IV in 2011 niet alleen melding zijn gemaakt van de (verlaging van) het levenslooppercentage, maar ook van die verhoogde of te verhogen pensioenpremie. Het feit dat dat laatste niet is gebeurd is een aanwijzing dat niet het actuele percentage werkgeversbijdrage pensioenpremie geldt voor de berekening van de ontslagvergoeding, nog steeds aldus Martinair.
VNV c.s. hebben hier tegenover gesteld dat voornoemde betalingen van de premiebijdragen voor 2012 en 2013 door Martinair aan het pensioenfonds niet van belang zijn voor de uitleg van artikel IV van bijlage 13 omdat het vaste werkgeversdeel pensioenpremie van 18% onveranderd bleef, zodat wijziging van het betreffende percentage in artikel IV toen niet aan de orde was.
3.10
Het hof is van oordeel dat de wijziging van artikel IV van bijlage 13 van de cao 2011, in combinatie met de totstandkoming van het RVA in die periode, van welke bepalingen zowel VNV als ook de Vliegers op de hoogte waren, eerder een aanwijzing vormt voor de door Martinair voorgestane lezing van genoemd artikel IV, dan voor de lezing van VNV c.s. In artikel 7.3 van het RVA werd op dat moment voorzien dat “de eerder overeengekomen vaste premie (…) voor de toekomstige jaren ontoereikend (is) als gevolg van (…) en met name het feit dat met ingang van 1 november 2011 voornamelijk jonge vliegers uitdienst zullen treden bij Martinair”. Hoewel het met de storting van € 10 miljoen formeel om een eenmalige storting ging, was materieel sprake van een situatie dat verhoging van de werkgeversbijdrage pensioen nodig was. Dat op dat moment die verhoging niét werd meegenomen in de hoogte van de ontslagvergoeding, en de verlaging van de levensloopbijdrage wel, betekent dat de koppeling tussen ontslagvergoeding en hetgeen ontvangen zou zijn in geval van een voortgezet dienstverband, werd losgelaten. Dit gold voor de cao 2011, en veranderde niet met de cao 2012. Zulks maakt dat de uitleg die Martinair voorstaat, gelet op hetgeen tussen en met betrekking tot partijen elders was overeengekomen, aannemelijker is dan de uitleg van VNV c.s.
3.11
Een andersluidende schriftelijke toelichting op genoemd artikel IV, voor zover niet hierboven besproken, ontbreekt. VNV c.s. hebben er op gewezen dat in juni 2009 in het blad “Op de Bok” dat VNV aan haar leden stuurt de volgende passage heeft gestaan: “Deze ontslagvergoeding bedraagt 24 maal het laatstgenoten maandsalaris en zal als uitkering ineens worden gedaan. Tot het maandsalaris zal het proportionele gedeelte van de vakantietoeslag, levenslooptoeslag, eindejaarsuitkering en pensioenbijdrage worden gerekend”. Martinair heeft hierop gereageerd en gesteld dat omdat dit een mededeling van VNV aan haar leden betreft, dit niets zegt over hetgeen door de cao-partijen is bedoeld, althans voor wat Martinair heeft bedoeld. VNV op haar beurt stelde dat de concepttekst van “Op de Bok” altijd aan Martinair wordt voorgelegd, en dat dat kennelijk niet tot een wijziging heeft geleid. Het hof overweegt als volgt. De betreffende passage betreft een globale weergave van hetgeen in bijlage 13 van de cao is opgenomen. In de passage valt niet te lezen dat immer geactualiseerde percentages zullen worden toegepast. Aan het artikel Op de Bok valt daarmee niet de betekenis toe te kennen zoals VNV c.s. dat wensen.
3.12
Het hof is op grond van het bovenstaande van oordeel dat zowel de elders in de cao gebruikte formuleringen als ook de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden, wijzen op de door Martinair voorgestane uitleg van artikel IV van bijlage 13 van de cao. Bij gebreke van andere aanwijzingen ten gunste van de door VNV c.s. bepleite uitleg komt het hof tot de conclusie dat Martinair gehouden is om bij de berekening en betaling van de overtolligheidsuitkering als bedoeld in bijlage 13 van de cao, rekening te houden met een werkgeversbijdrage pensioen van 18%. Dat betekent dat de negen inhoudelijke tegen het bestreden vonnis gerichte grieven van Martinair slagen.
Het vonnis van de kantonrechter zal worden vernietigd en de door Martinair gevorderde verklaring voor recht zal worden gegeven.
3.13
Het voorwaardelijk incidenteel appel – gericht op het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de uitspraak indien VNV c.s. in principaal appel in het gelijk zouden worden gesteld - behoeft daarmee geen behandeling.
3.14
Partijen hebben geen bewijs aangeboden van feiten en omstandigheden die, indien bewezen, tot andere oordelen dan hierboven gegeven kunnen leiden.
3.15
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen VNV c.s., uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure in eerste aanleg en hoger beroep (in principaal en incidenteel appel) worden veroordeeld.
4. Beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep,
en opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat voor de berekening van de ontslagvergoeding in artikel IV van Bijlage 13 een pensioenbijdrage van 18% moet worden meegenomen;
veroordeelt VNV c.s. in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van Martinair begroot op € 1.000,- voor salaris en in hoger beroep in principaal appel tot op heden op € 796,42 aan verschotten en € 3.222,- voor salaris en in incidenteel appel tot op heden op € 1.611,- voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C. Boot, A.S. Arnold en H.M.M. Steenberghe en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2018.