Einde inhoudsopgave
Wet inkomstenbelasting 2001
Artikel 6.36 Afzien van vergoedingen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stb. 2023, 499 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36418)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stb. 2023, 499 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36418)
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting / Persoonsgebonden aftrek
1.
Giften die bestaan uit het afzien door een vrijwilliger als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 van een vergoeding, worden in aanmerking genomen indien:
- a.
de instelling een verklaring heeft afgegeven dat de belastingplichtige zich heeft ingezet als vrijwilliger als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964;
- b.
de belastingplichtige aanspraak kan maken op de in de verklaring genoemde vergoeding;
- c.
de instelling bereid en in staat is die vergoeding uit te keren, en
- d.
de belastingplichtige de vrijheid heeft over de vergoeding te beschikken.
2.
Giften die bestaan uit het afzien door de vrijwilliger van vergoedingen voor daadwerkelijk gemaakte kosten worden in aanmerking genomen voor zover sprake is van kosten die naar algemeen aanvaarde maatschappelijke opvattingen behoren te worden vergoed, met dien verstande dat kosten voor vervoer per auto, anders dan per taxi, in aanmerking worden genomen voor € 0,23 per kilometer. De eerste volzin is ook van toepassing in de situatie waarin de instelling voor deze kosten geen vergoedingsregeling heeft getroffen.
3.
Indien giften op grond van het eerste lid in aanmerking worden genomen, kunnen giften op grond van het tweede lid aan dezelfde instelling slechts in aanmerking worden genomen voor zover de daadwerkelijk gemaakte kosten hoger zijn dan de in het eerste lid bedoelde vergoeding.