Einde inhoudsopgave
RvdW 2023/412
Wvggz. Verzoek om schadevergoeding tegen Staat (art. 10:12 lid 3 Wvggz). Immateriële schade bij termijnoverschrijding; uitgangspunt; bijzondere omstandigheden. Verwijtbaarheid betrokkene; forfaitaire bedragen.
HR 31-03-2023, ECLI:NL:HR:2023:504
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
31 maart 2023
- Magistraten
Mrs. M.J. Kroeze, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
22/03393
- Conclusie
A-G mr. S.D. Lindenbergh
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:504, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 31‑03‑2023
ECLI:NL:PHR:2022:1243, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑12‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑09‑2022
- Wetingang
Art. 10:12 lid 3 Wvggz
Samenvatting
Indien door de rechter of de officier van justitie een uit de Wvggz voortvloeiende beslistermijn is overschreden en de betrokkene verzoekt om schadevergoeding voor nadeel dat hij als gevolg daarvan heeft ondervonden, is uitgangspunt, behoudens bijzondere omstandigheden, dat de betrokkene nadeel heeft ondervonden in de vorm van spanning en frustratie over het uitblijven van een beslissing binnen de beslistermijn (HR 28 maart 2014, NJ 2014/525, m.nt. P.C.E. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.