Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 3
Artikel 305e [Aanwijzing bevoegde instantie bij grensoverschrijdende actie]
Geldend
Geldend vanaf 25-06-2023
- Bronpublicatie:
02-11-2022, Stb. 2022, 459 (uitgifte: 23-11-2022, kamerstukken: 36034)
- Inwerkingtreding
25-06-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-11-2022, Stb. 2022, 459 (uitgifte: 23-11-2022, kamerstukken: 36034)
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
1.
Onze Minister voor Rechtsbescherming wijst op aanvraag van een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid met zetel in Nederland deze stichting of vereniging aan als bevoegde instantie als bedoeld in artikel 4, derde lid, van Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG (PbEU 2020, L 409) voor het instellen van een rechtsvordering in een andere lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. De aanwijzing eindigt van rechtswege na vijf jaar.
2.
Onze Minister voor Rechtsbescherming wijst een stichting of vereniging aan als bedoeld in lid 1 indien de rechtspersoon voldoet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 305a, lid 2, onderdelen a, b en d, lid 3, onderdeel a, en lid 5 en uit de informatie op haar internetpagina blijkt:
- a.
dat de rechtspersoon de in bijlage I van de richtlijn bedoelde belangen van natuurlijke personen die handelen voor doeleinden die geen verband houden met de handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit van die personen ingevolge haar statuten behartigt en deze belangen ook voor haar verzoek twaalf maanden daadwerkelijk openbaar heeft behartigd;
- b.
wat de algemene financieringsbronnen van de rechtspersoon zijn;
- c.
dat de rechtspersoon niet failliet is verklaard en geen verzoek tot faillietverklaring aanhangig is, aan de rechtspersoon geen surseance van betaling is verleend en de rechtspersoon niet probeert een akkoord te bereiken via de openbare akkoordprocedure als bedoeld in artikel 369, zesde lid, van de Faillissementswet.
3.
Bij de aanwijzing plaatst Onze Minister voor Rechtsbescherming de rechtspersoon op de lijst, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de richtlijn. Onze Minister deelt de Europese Commissie de lijst met inbegrip van de naam en de doelstelling van de rechtspersoon mee.
4.
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor het aanwijzen als bevoegde instantie en worden regels gesteld voor het intrekken en de duur van de aanwijzing. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de kosten van de aanwijzing.