Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 3
Artikel 321 [Gronden voor verlenging verjaring]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1998
- Bronpublicatie:
17-12-1997, Stb. 1997, 660 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken: 25407)
- Inwerkingtreding
01-01-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-1997, Stb. 1997, 746 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
1.
Een grond voor verlenging van de verjaring bestaat:
- a.
tussen niet van tafel en bed gescheiden echtgenoten;
- b.
tussen een wettelijke vertegenwoordiger en de onbekwame die hij vertegenwoordigt;
- c.
tussen een bewindvoerder en de rechtshebbende voor wie hij het bewind voert, ter zake van vorderingen die dit bewind betreffen;
- d.
tussen rechtspersonen en haar bestuurders;
- e.
tussen een beneficiair aanvaarde nalatenschap en een erfgenaam;
- f.
tussen de schuldeiser en zijn schuldenaar die opzettelijk het bestaan van de schuld of de opeisbaarheid daarvan verborgen houdt;
- g.
tussen geregistreerde partners.
2.
De onder b en c genoemde gronden voor verlenging duren voort totdat de eindrekening van de wettelijke vertegenwoordiger of de bewindvoerder is gesloten.