Te weten het verzoek om verbalisanten over de aangiften te horen (pagina 2-3 van de pleitnota) en het verzoek om plaatsopneming (pagina 3 van de pleitnota).
HR, 20-04-2021, nr. 19/00759
ECLI:NL:HR:2021:635
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20-04-2021
- Zaaknummer
19/00759
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:635, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑04‑2021; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:221
ECLI:NL:PHR:2021:221, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑03‑2021
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2021:635
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2021-0111
Uitspraak 20‑04‑2021
Inhoudsindicatie
Diefstal van fiets door pakketbezorger, art. 310 Sr. 1. Kon hof (voorwaardelijk) verzoek tot verrichten van nader onderzoek naar GPS-meldingen, dat is opgenomen in de aan p-v van tz. in h.b. gehechte pleitnota van raadsman van verdachte, buiten behandeling laten op grond van overweging dat raadsman verzoek niet ttz. in h.b. heeft voorgedragen? 2. Verzuim te beslissen op verzoek om plaatsopneming, art. 318.1 Sv. Ad 1. P-v van tz. is in beginsel enige kenbron voor de op tz. in acht genomen vormen en inhoud van de op tz. afgelegde verklaringen van verdachte en is ook bepalend voor antwoord op vraag of en zo ja welke verweren zijn gevoerd en welke verzoeken verdachte en zijn raadsman hebben gedaan (vgl. HR:2005:AU1993). Hof heeft voorwaardelijk verzoek om nader onderzoek naar GPS-metingen te verrichten, dat is opgenomen in pleitnota, buiten behandeling gelaten, omdat raadsman dit verzoek niet op tz. in h.b. heeft voorgedragen. Gelet op wat hiervoor is vooropgesteld, is dit oordeel niet begrijpelijk, in aanmerking genomen dat p-v van die tz. niet inhoudt dat raadsman zijn pleitnota niet volledig heeft voorgedragen en evenmin passages van pleitnota door griffier zijn doorgehaald. Ad 2. Verzoek dat raadsman heeft gedaan om plaatsopneming te houden, dat is opgenomen in pleitnota, is verzoek tot houden van schouw a.b.i. art. 318 jo. 328 Sv, zodat uitdrukkelijke beslissing op dit verzoek was vereist. Dat geldt ook wanneer verzoek voorwaardelijk is gedaan en, zoals i.c., daaraan gestelde voorwaarde is vervuld. P-v van tz. in h.b. en ook ‘s hofs uitspraak houden echter niet beslissing in op dit verzoek. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/00759
Datum 20 april 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 februari 2019, nummer 21-002111-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.F.W. van ’t Hullenaar, advocaat te Arnhem, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
2. Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof niet heeft beslist op de voorwaardelijke verzoeken die de raadsman van de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep heeft gedaan om een plaatsopneming te houden en om nader onderzoek naar de GPS-metingen te verrichten.
2.2.1
Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“zij op 31 oktober 2017, te Nijemirdum , in de gemeente De Fryske Marren , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, toebehorende aan een ander dan aan verdachte.”
2.2.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer in:
“De raadsman voert het woord tot verdediging overeenkomstig zijn pleitnota, welke aan het hof is overgelegd en aan dit proces-verbaal is gehecht. In aanvulling op de pleitnota voert de raadsman het volgende aan: (...)”
Deze pleitnota houdt, voor zover voor de beoordeling van het cassatiemiddel van belang, in:
“De verdediging legt 3 prints over van de situatie ter plaatse. Foto 1 bij 3 is de plek waar cliënte stilgestaan moet hebben. Foto 2 bij 3 geeft het zicht vanaf die plek op bushalte I weer en foto 3 bij 3 het zicht vanaf die plek op bushalte II.
Op grond van de GPS-gegevens moet het er voor worden gehouden dat cliënte bij geen van beide bushaltes heeft stilgestaan. Nogmaals, de GPS-gegevens zijn zeer nauwkeurig.
Cliënte is bij geen van beide bushaltes gestopt.
Als het gerechtshof een andere mening mocht zijn toegedaan, meent de verdediging dat een plaatsopneming noodzakelijk is. Mocht het gerechtshof de nauwkeurigheid van de GPS-metingen zoals in deze pleitaantekeningen aan de orde, in twijfel trekken, dan zal daar nader onderzoek naar moeten worden gedaan. Een voorwaardelijk verzoek daartoe wordt bij deze gedaan.”
2.2.3
De uitspraak van het hof houdt onder meer het volgende in:
“Voorwaardelijke verzoeken verdediging
De raadsman heeft bij pleidooi een aantal voorwaardelijke verzoeken tot nader onderzoek gedaan. Alvorens over te gaan tot beoordeling van het tenlastegelegde zal het hof eerst deze verzoeken bespreken. Het hof toetst de verzoeken aan het noodzakelijkheidscriterium, nu de verzoeken eerst bij pleidooi zijn gedaan.
(...)
Verzoek nader onderzoek GPS-metingen (pagina 5 pleitnota)
Het hof constateert dat de raadsman het voorwaardelijk verzoek zoals opgenomen op pagina 5 van de pleitnota (bovenaan), aangaande nader onderzoek naar de GPS-metingen, niet ter terechtzitting van het hof heeft voorgedragen. Het hof zal dit verzoek om die reden buiten behandeling laten.”
2.3
Het proces-verbaal van de terechtzitting is in beginsel de enige kenbron voor de op de terechtzitting in acht genomen vormen en de inhoud van de op de terechtzitting afgelegde verklaringen van de verdachte en is ook bepalend voor het antwoord op de vraag of en zo ja welke verweren zijn gevoerd en welke verzoeken de verdachte en zijn raadsman hebben gedaan (vgl. HR 22 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU1993).
2.4
Het hof heeft het in het cassatiemiddel bedoelde voorwaardelijke verzoek om nader onderzoek naar de GPS-metingen te verrichten, dat is opgenomen in de hiervoor onder 2.2.2 weergegeven pleitnota, buiten behandeling gelaten, omdat de raadsman dit verzoek niet op de terechtzitting in hoger beroep heeft voorgedragen. Gelet op wat hiervoor is vooropgesteld, is dit oordeel niet begrijpelijk, in aanmerking genomen dat het proces-verbaal van die terechtzitting niet inhoudt dat de raadsman zijn pleitnota niet volledig heeft voorgedragen, en evenmin passages van de pleitnota door de griffier zijn doorgehaald. Voor zover het cassatiemiddel hierover klaagt, is het terecht voorgesteld.
2.5
Het verzoek dat de raadsman van de verdachte heeft gedaan om een plaatsopneming te houden, dat is opgenomen in de hiervoor onder 2.2.2 weergegeven pleitnota, is een verzoek tot het houden van een schouw als bedoeld in artikel 318 in samenhang met artikel 328 van het Wetboek van Strafvordering, zodat een uitdrukkelijke beslissing op dit verzoek was vereist. Dat geldt ook wanneer het verzoek voorwaardelijk is gedaan en, zoals in dit geval, de daaraan gestelde voorwaarde is vervuld. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep en ook de uitspraak van het hof houden echter niet een beslissing in op dit verzoek. Ook in zoverre slaagt het cassatiemiddel.
3. Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van de overige cassatiemiddelen niet nodig.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 april 2021.
Conclusie 09‑03‑2021
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Het hof heeft niet beslist op een voorwaardelijk verzoek van de verdediging om plaatsopneming dan wel nader onderzoek naar door de verdediging verstrekte GPS gegevens. Art. 315, 328, 331 en 415 Sv. Overschrijding redelijke termijn. De AG geeft de Hoge Raad het advies het arrest te vernietigen en terug te wijzen.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 19/00759
Zitting 9 maart 2021
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
hierna: de verdachte.
1. Het cassatieberoep
1.1.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de verdachte bij arrest van 11 februari 2019 wegens “diefstal” veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. Daarnaast heeft het hof de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in de vorderingen, een en ander zoals nader omschreven in het arrest.
1.2.
Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende feitencomplex. Op 31 oktober 2017 zijn er te Nijemirdum bij een bushalte (Wytlandsdijkje) twee fietsen weggenomen. Getuige [betrokkene 1] heeft verklaard dat zij op 31 oktober 2017 omstreeks 15:30 uur een wit busje met kenteken [kenteken] bij de bushalte Nijemirdum, Wytlansdijkje, zag stoppen. [betrokkene 1] zag dat er een mevrouw uit het busje stapte, dat zij een fiets pakte en deze in het busje tilde. [betrokkene 1] zag dat de mevrouw een PostNL-shirtje aan had. Uit onderzoek naar de GPS-gegevens en het vergrendelingssysteem van voornoemd voertuig is naar voren gekomen dat de verdachte op de ten laste gelegde pleegdatum de bestuurder was van voornoemd voertuig. Verder is uit de GPS-gegevens gebleken dat het voertuig omstreeks 15:30 uur, te weten om 15:27 uur en om 15:37 uur, heeft stilgestaan ter hoogte van de Lyklemawei […] te Nijemirdum. De verdachte heeft bekend dat zij op de pleegdatum in Nijemirdum is geweest met een bestelbus met genoemd kenteken, maar ontkent dat zij fietsen heeft weggenomen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld wegens diefstal van een fiets.
1.3.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. S.F.W. van ‘t Hullenaar, advocaat te Arnhem, heeft drie middelen van cassatie voorgesteld. Het eerste middel bevat een klacht over de verwerping van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt dat de getuigenverklaring van [betrokkene 1] niet betrouwbaar is en moet worden uitgesloten van het bewijs. Het tweede middel klaagt over het verzuim om te beslissen op twee voorwaardelijke verzoeken. Het derde middel bevat de klacht dat art. 6 EVRM is geschonden, omdat de inzendtermijn is overschreden. Omdat het tweede middel het meest verstrekkend is, zal ik dat middel eerst bespreken.
2. Het tweede middel
2.1.
Het middel klaagt dat het hof heeft verzuimd te beslissen op de voorwaardelijke verzoeken om plaatsopneming en nader onderzoek naar de GPS metingen zoals weergegeven (bovenaan pagina 5) in de pleitnota.
2.2.
Op de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitaantekeningen. Deze pleitaantekeningen houden op p. 4-5, voor zover hier van belang, het volgende in:
“Cliënte is bij geen van beide bushaltes gestopt. Als het gerechtshof een andere mening mocht zijn toegedaan, meent de verdediging dat een plaatsopneming noodzakelijk is. Mocht het gerechtshof de nauwkeurigheid van de GPS-metingen zoals in deze pleitaantekeningen aan de orde, in twijfel trekken, dan zal daar nader onderzoek naar moeten worden gedaan. Een voorwaardelijk verzoek daartoe wordt bij deze gedaan.”
2.3.
Het hof heeft onder het kopje “bespreking voorwaardelijke verzoeken” twee (andere) voorwaardelijke verzoeken afgewezen.1.Ten aanzien van het in de pleitnota vermelde (derde en vierde) voorwaardelijke verzoek (pagina 5 van de pleitnota)2.overweegt het hof als volgt:
“ “Verzoek nader onderzoek GPS-metingen (pagina 5 pleitnota)
“ Het hof constateert dat de raadsman het voorwaardelijk verzoek zoals opgenomen op pagina 5 van de pleitnota (bovenaan), aangaande nader onderzoek naar de GPS-metingen, niet ter terechtzitting van het hof heeft voorgedragen. Het hof zal dit verzoek om die reden buiten behandeling laten.”
2.4.
De steller van het middel heeft aangevoerd dat ingevolge het proces-verbaal van de zitting is gepleit overeenkomstig de ter zitting overgelegde pleitnota. Nu uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het proces-verbaal van de terechtzitting in beginsel de enige kenbron is van hetgeen ter terechtzitting is voorgevallen moet het er in cassatie voor gehouden worden dat die pleitnota in zijn geheel - dus inclusief de voorwaardelijk verzoeken zoals weergegeven op pagina 5 - is voorgedragen. De steller van het middel merkt verder op dat het verzoek in de pleitnota niet is doorgehaald door de griffier en dat zich in het proces-verbaal van de zitting en/of op de pleitnota evenmin opmerkingen van de griffier en/of de voorzitter te vinden zijn waaruit volgt dat het verzoek niet is voorgedragen en in het arrest is niet vermeld dat is verzuimd om dergelijke correcties in het proces-verbaal van de terechtzitting aan te brengen. Tenslotte heeft de steller van het middel telefonisch navraag gedaan bij de raadsman van de verdachte die hem verzekerde dat hij desbetreffende voorwaardelijke verzoeken wel degelijk ter zitting heeft voorgedragen.
2.5.
Het middel stelt terecht dat volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad het proces-verbaal van de terechtzitting ‘in beginsel’ de enige kenbron is voor de ter terechtzitting in acht genomen vormen3.en van hetgeen ter terechtzitting is voorgevallen. Dit geldt niet alleen voor verweren maar ook voor de verklaringen van de verdachten, getuigen en deskundigen.4.Aangehechte pleitnotities die blijkens het proces-verbaal zijn voorgedragen maken deel uit van dit proces-verbaal zodat zij beide kenbron van gevoerde verweren zijn.5.Het voorgaande geldt ook voor de ter terechtzitting gedane verzoeken van de verdachte en/of raadsman.6.
2.6.
Uitzonderingen op voornoemd beginsel betreffen de stukken die als kenbron én als correctiemiddel fungeren voor fouten die in het proces-verbaal zijn geslopen. Deze stukken kunnen zich in het dossier bevinden, bijvoorbeeld de uitspraak waarin is vermeld dat de terechtzitting openbaar was, terwijl het proces-verbaal daarover zwijgt, maar ook inlichtingen die de Hoge raad of het Parket hebben ingewonnen op de voet van art. 83 RO. Afgezien van die stukken die als correctiemiddel kunnen dienen, fungeert het proces-verbaal nog steeds als enige kenbron voor hetgeen ter zitting heeft plaatsgevonden.7.
2.7.
Gelet op de inhoud van het proces-verbaal ter terechtzitting en de daaraan gehechte pleitnotitie, heeft de steller van het middel gelijk dat het er voor moet worden gehouden dat het (derde) voorwaardelijke verzoek ter zitting zoals weergegeven op pagina 5 van de pleitnota wel degelijk is gedaan. Niet kan worden vastgesteld (door bijvoorbeeld een aantekening van de griffier) dat de raadsman niet (volledig) overeenkomstig de inhoud van de pleitnota heeft gepleit.
2.8.
Het (voorwaardelijk) verzoek, dat uiteen lijkt te vallen in twee onderdelen, te weten plaatsopneming dan wel nader onderzoek naar de door de verdediging verstrekte GPS gegevens is een verzoek als bedoeld in art. 328 Sv, in verbinding met art. 331 Sv en art. 415 Sv, om toepassing te geven aan art. 315 Sv.
2.9.
Het hof heeft de verdachte veroordeeld voor diefstal van een fiets. Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het hof er kennelijk van uitgaat dat de verdachte heeft stil gestaan bij bushalte "Wytlandsdijkje” in Nijemirdum. Daarmee is de aan de verzoeken verbonden voorwaarde vervuld. Dat brengt mee dat het hof een uitdrukkelijke beslissing op de verzoeken had moeten nemen.
2.10.
2.11.
Nu naar mijn mening het tweede middel slaagt, behoeft het eerste middel geen bespreking. Indien de Hoge Raad hierover anders oordeelt, dan ben ik uiteraard bereid aanvullend te concluderen.
3. Het derde middel
3.1.
Het derde middel bevat de klacht dat de inzendtermijn is overschreden.
3.2.
Namens de verdachte is op 12 februari 2019 cassatie is ingesteld. De stukken van de zaak zijn ter griffie van de Hoge Raad ingekomen op 27 mei 2020. Dit betekent dat de inzendtermijn van acht maanden met (afgerond) acht maanden is overschreden. Daarover wordt dus terecht geklaagd. Bovendien zal de Hoge Raad uitspraak doen nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dit betekent dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM is overschreden. Nu het tweede middel slaagt, behoeft de overschrijding geen verdere bespreking. Het tijdsverloop kan immers bij de nieuwe behandeling van de zaak door het gerechtshof aan de orde worden gesteld.
4. Conclusie
4.1.
Het tweede en derde middel zijn terecht voorgesteld.
4.2.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
4.3.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 09‑03‑2021
Dat volgens de steller van het middel uiteen valt in twee delen: plaatsopneming dan wel nader onderzoek naar de GPS gegevens.
Vgl. HR 22 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU1993, NJ 2006/219 m.nt. Schalken, rov. 3.3, herhaald in onder meer HR 7 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:37, NJ 2014/64.
HR 22 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU1993, NJ 2006/219 m.nt. Schalken, herhaald in onder meer HR 7 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:37, NJ 2014/64.
HR 26 juni 1979, ECLI:NL:HR:1979:AD5647, NJ 1979/615. Zie ook HR 16 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3370, rov. 2.4.
A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, Deventer: Kluwer 2018, p. 174.
A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, 9e druk, Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 169. In de schriftuur wordt in dit verband ook gewezen naarde conclusie AG Keulen 22 september 2020, ECLI:NL:PHR:2020:828, 12, 13 en 14.