Zie HR 11 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:644, NJ 2017/277 m.nt. Kooijmans, en de daaraan voorafgaande conclusie van mijn ambtgenoot Harteveld (PHR:2017:240), en HR 28 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3022.
HR, 11-09-2018, nr. 16/05648
ECLI:NL:HR:2018:1587
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-09-2018
- Zaaknummer
16/05648
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:1587, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑09‑2018; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:591
ECLI:NL:PHR:2018:591, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑06‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:1587
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑09‑2018
Inhoudsindicatie
Diefstal laptop uit rugzak in trein op traject Schiphol-Leiden, art. 310 Sr. Bewijsklacht. HR: art. 81.1 RO. CAG: Aangever en verdachte hebben op hetzelfde traject gereisd, de laptop is enkele uren later aangetroffen bij verdachte en Hof heeft geoordeeld dat verdachte omtrent het in het bezit komen van de laptop een onaannemelijke en niet verifieerbare verklaring heeft afgelegd.
Partij(en)
11 september 2018
Strafkamer
nr. S 16/05648
ABO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 16 november 2016, nummer 22/002770-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.T.H.M. Mühren, advocaat te Purmerend, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 september 2018.
Conclusie 12‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Conclusie AG over bewijsvoering diefstal laptop uit rugzak in trein op traject Schiphol-Leiden en het aantreffen van de laptop bij verdachte in Leiden een aantal uren later. De AG geeft de Hoge Raad in overweging het beroep met toepassing van art. 81 RO te verwerpen.
Nr. 16/05648 Zitting: 12 juni 2018 | Mr. E.J. Hofstee Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 16 november 2016 door het gerechtshof Den Haag wegens ‘’diefstal’’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het hof de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van drie weken gelast.
Namens de verdachte heeft mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat te Purmerend, één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
‘’hij op 24 april 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer of op het treinbaanvak gelegen tussen de stations Schiphol en Leiden, of te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een tas een laptop (merk Lenovo Thinkpad), toebehorende aan een ander of anderen dan de verdachte.’’
5. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
‘’1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op 2 november 2016 ter terechtzitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven:
Ik ben op 24 april 2016 in de middag met de trein van Zaandam via Schiphol, waar ik moest overstappen, naar Leiden gereisd. In Leiden werd ik aangehouden. Ik had een laptop bij mij.
2. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 25 april 2016 van de politie eenheid Den Haag met nr. PL1500-2016115431-11 (blz. 11 e.v.), met bijlage goederen (blz. 13). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven:
als de op 25 april 2016 afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Ik doe aangifte van diefstal, welke plaatsvond tussen zondag 24 april 2016 te 12:00 uur en zondag 24 april 2016 te 18:00 uur. De gestolen laptop is mij toegewezen namens het bedrijf waar ik werk.
Ik ben op zondag 24 april 2016, rond 12:00 uur, aangekomen op het vliegveld Schiphol. Ik had de laptop in mijn rugzak zitten. Ik heb op Schiphol in een restaurant geluncht in mijn eentje. Daarna heb ik rond 14:30 uur de trein genomen vanaf Schiphol naar Leiden. Ik heb mijn rugzak toen naast mij gezet op het bankje in de trein.
Toen ik in Leiden aan ben gekomen ben ik meteen naar mijn hotel gegaan. Ik ben vervolgens een rondje gaan lopen door Leiden zonder de rugzak. Toen ik terugkwam in de hotelkamer kwam ik erachter dat de laptop niet meer in mijn rugzak zat. Ik weet niet precies wanneer de laptop gestolen is. Het zou in de trein gebeurd kunnen zijn.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Bijlage goederen
Goednummer : PL1500-2016115431-1557862
Categorie omschrijving : Computer/bijz.electr.app.
Object : Computer (Notebook)
Aantal/eenheid : 1 St
Merk/type : Lenovo Thinkpad
Kleur : Zwart
Land : Nederland
Eigenaar : [betrokkene 1], [adres] Singapore, Singapore
3. Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 24 april 2016 van de politie eenheid Den Haag met nr. PL1500-2016115431-3 (blz. 3 e.v.), met fotobijlagen (blz. 6 e.v.). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven:
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Bevindingen
Op 24 april 2016 kregen wij verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] omstreeks 20:10 uur de melding te gaan naar de Lorentzkade te Leiden. Aldaar liep een persoon met een tas met daarin een laptop. De persoon zou interesse in de woningen hebben.
We hebben de persoon vervolgende staande gehouden. We zagen toen wij bij de persoon stonden dat er een laptop in de tas zat. De persoon gaf op te zijn:
- [verdachte]
- [voornaam verdachte]
- geboren op [geboortedatum]-1984 te [geboorteplaats]
Tijdens de fouillering zag ik, [verbalisant 2], in de tas de laptop van het merk LENEVO (het hof: begrijpt: LENOVO) Thinkpad. De persoon wist niet wat het wachtwoord van de laptop was. Ik opende de laptop en zag dat er op een witte sticker "[...]" stond. Wij hebben vervolgens de laptop in beslag genomen en [verdachte] aangehouden.
4. Een geschrift, zijnde een bewijs van ontvangst, d.d. 25 april 2016 met nr. PL1500-2016115431-12 (blz. 23), ondertekend door [betrokkene 1]. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven:
Ondertekende, [betrokkene 1], [adres] Singapore, Singaport, verklaart op 25 april 2016 uit handen van de politie te Leiden te hebben ontvangen:
Goed
Goednummer : PL1500-2016115431-1557862
Object : Computer (Notebook)
Aantal/Eenheid : 1 St
Merk/type : Lenovo Thinkpad
Kleur : Zwart
Land : Nederland
Het geschrift is in samenhang met de overige bewijsmiddelen gebruikt.’’
6. De bestreden uitspraak houdt ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende in:
‘’De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Blijkens de verklaring van aangever [betrokkene 1] is de laptop die hij bij zich had gestolen op 24 april 2016 tussen 12:00 uur en 18:00 uur. Aangever, met de laptop in zijn rugzak, is rond 12.00 uur op Schiphol geland, heeft daar in een restaurant geluncht en heeft rond 14.30 uur op Schiphol de trein naar Leiden genomen. In Leiden ontdekte hij in zijn hotelkamer dat de laptop was gestolen. De verdachte is op 24 april 2016 omstreeks 20:25 uur te Leiden aangehouden. Hij was op dat moment in het bezit van de - naar later bleek - gestolen laptop van [betrokkene 1], althans van diens werkgever. De verdachte heeft ontkend de laptop te hebben gestolen of geheeld. Het hof acht de verklaring van de verdachte omtrent het bezit van de gestolen laptop ongeloofwaardig. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 24 april 2016 in de middag, met de trein van Zaandam via Schiphol naar Leiden is gereisd omdat hij daar een afspraakje had. De laptop die hij bij zich had was van een kennis die hij slechts bij voornaam kent, ([betrokkene 2]). Deze laptop functioneerde niet en de verdachte ging deze (laten) repareren door een andere kennis, waarvan hij helemaal geen naam of adresgegevens kon vermelden. Beide vage kennissen woonden in Zaandam, evenals de verdachte. De verdachte kon niet aangeven wat er mis was met de computer (dat had [betrokkene 2] niet gezegd en hijzelf had het niet gevraagd), hij kende het wachtwoord van de laptop niet en er was geen afspraak gemaakt over het repareren en weer terugbrengen van de laptop. Deze verklaring is niet aannemelijk en, gelet op de vaagheid daarvan, niet verifieerbaar. Het is een feit van algemene bekendheid dat een laptop een populair en over het algemeen waardevol goed is. Dat [betrokkene 2] niet eens om teruggave van zijn laptop zou hebben gevraagd, acht het hof hoogst ongeloofwaardig.
Gelet op voornoemde omstandigheden, waarbij de verdachte op dezelfde middag over hetzelfde traject heeft gereisd als de aangever en mede gelet op het korte tijdbestek tussen de diefstal van de laptop en het aantreffen van desbetreffende laptop bij de verdachte, is het hof van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Aanvulling bewijsoverweging:
‘’In de tweede regel van bladzijde 4 van het arrest dient "Zaandam" te worden gelezen als "Zaandam/Zaanstad".’’
7. Het hof heeft vastgesteld dat de laptop ergens tussen 12.00 uur (feitelijk 14.30 uur) en 18.00 uur moet zijn gestolen. Voorts heeft het hof vastgesteld dat de aangever en de verdachte op hetzelfde traject met de trein van Schiphol naar Leiden hebben gereisd en dat de bij de verdachte op diezelfde dag om 20.25 uur aangetroffen laptop aan de aangever toebehoort. Het hof heeft hieruit kennelijk afgeleid dat de verdachte en de aangever in dezelfde trein moeten hebben gezeten en dat de verdachte in een onbewaakt ogenblik kans heeft gezien de laptop uit de rugtas van de aangever te halen. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd, nu het hof daarbij mede in aanmerking heeft genomen dat (i) tussen de diefstal van de laptop en het aantreffen van de laptop bij de verdachte een kort tijdsbestek is gelegen en (ii) de verklaring, die de verdachte omtrent het in het bezit komen van de laptop heeft afgelegd, onaannemelijk en niet verifieerbaar is.1.
8. Uit de hiervoor weergegeven bewijsvoering heeft het hof kunnen afleiden dat het de verdachte is geweest die de in de bewezenverklaring omschreven diefstal heeft gepleegd.
9. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering.
10. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
11. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 12‑06‑2018