HR, 14-09-2012, nr. 11/03243
ECLI:NL:HR:2012:BX7173
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14-09-2012
- Zaaknummer
11/03243
- LJN
BX7173
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑09‑2012
ECLI:NL:HR:2012:BX7173, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑09‑2012; (Cassatie)
- Vindplaatsen
V-N 2012/46.12 met annotatie van Redactie
NTFR 2012/2491 met annotatie van Mr. dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben
Beroepschrift 14‑09‑2012
Geachte Raad,
Gaarne dien ik als ondergetekende en belanghebbende hierbij een cassatieverzoek in betreffende bovengenoemde zaak.
Belanghebbende respecteert de Rechtbank, maar acht de rechtsgang zoals die in deze zaak heeft plaatsgevonden niet correct. In de eerste fase heeft hoor en wederhoor ontbroken door het niet adequaat inlichten van belanghebbende over de zittingsdatum.
Belanghebbende is verder van mening dat, al dan niet in verband hiermee, de inhoudelijke beoordeling van de zaak eenzijdig en niet correct heeft plaatsgevonden en tot een niet volledige en een verkeerde uitspraak heeft geleid. Welke uitspraak onvoldoende wordt gemotiveerd.
Een en ander wordt hieronder toegelicht. Punt 1 gaat in op hoe de rechtsgang procesmatig is verlopen. Punt 2 en 3 handelen over de inhoudelijke beoordeling.
Hierbij houdt belanghebbende de scheiding aan die de rechtbank heeft aangebracht tussen enerzijds de aankoop en verbouwingsfase (punt 2) en anderzijds de exploitatiefase (punt 3). Het verzoek eindigt in punt 4 met een conclusie.
1. Rechtsgang
Verzoek aan Uw raad
1.1
Belanghebbende verzoekt Uw Raad om een oordeel uit te spreken omtrent de juistheid van de wijze waarop de rechtsgang bij de enkelvoudige rechter is voorbereid. Belanghebbende acht dit incorrect. Vast staat dat belanghebbende de rechtbank in haar brief van 5 april 2010 actief betrokken heeft geïnformeerd naar de voortgang van de zaak en haar nieuwe postadres en telefoonnummer vanaf 16 april 2010 heeft doorgegeven (door het Hof bevestigd, zieBK-10/000639 p.2 par. 3.4). De uitnodiging voor de zitting bij de enkelvoudige rechter heeft belanghebbende echter nooit bereikt omdat deze door de rechtbank niet naar het opgegeven postadres is gestuurd en belanghebbende ook telefonisch niet op de hoogte is gesteld toen de rechtbank de stukken ongeopend retour ontving (zieBK-10/000639 p.2 par. 3.4).
1.2
Vervolgens vast te stellen dat belanghebbende niet in verzuim is geweest Het Hof doet hier geen duidelijke uitspraak over, zie uitspraak punt 6.1.
1.3
Tot slot te beoordelen in hoeverre en eventueel hoe de rechtsgang hersteld dient te worden en hier een uitspraak over te doen. Belanghebbende is van mening dat de incorrecte eerste fase van de rechtsgang schade heeft toegebracht aan een juiste beoordeling en uitspraak. Ondanks protest van belanghebbende in haar tweede beroepschrift heeft de rechtbank vervolgens niet besloten de gang naar de enkelvoudige rechter over te doen of anderszins een herstelactie te laten plaatsvinden.
Belanghebbende acht het Hof voorbarig in haar uitspraak ‘kan zulks belanghebbende niet baten’, zie uitspraak 6.1, en beroept zich op het recht van hoor en wederhoor in het Nederlandse rechtssysteem. Mede omdat belanghebbende ervan overtuigd is dat de zaak minder eenvoudig en eenduidig is als de inhoudelijke behandeling ervan doet voorkomen (zie punt 2 en 3).
Belanghebbende voelt zich in haar rechten belemmerd door het missen van een rechtsgang en in het bijzonder door het missen van de eerste fase hiervan. Een zaak dient bij voorkeur vanaf het begin in al haar facetten bekeken te worden om eventueel kokerdenken zoveel mogelijk te voorkomen. Belanghebbende heeft de indruk dat het toepassen door de rechtbank van de jurisprudentie Hoge Raad 29 mei 1996 te snel tot een bepaalde gedachtegang heeft geleid die niet strookt met de breedte van de zaak van belanghebbende. Zo wordt teveel voorbijgegaan aan de intentie die belanghebbende had in de aankoop en verbouwingsfase om een onderneming op te zetten (zie punt 2). Over de aankoop en verkoop van het bedrijfsmiddel [A-STRAAT 1/1A] wordt verder geen uitspraak gedaan, terwijl de verliespost hierop mede aanleiding was voor het hoger beroep ( zie o.a. verweerschriften en brief Rechtbank 6 april 2010. Kenmerk 09/7464 IB/PVV). Ook wordt voorbijgegaan aan wat ondernemen aan typische niet direct zichtbare maar wel feitelijke werkzaamheden met zich meebrengt met name in de startfase van een bedrijf, zoals waarvan hier sprake was (zie punt 3).
Het directe gevolg van het niet adequaat informeren van belanghebbende was dat zij in de eerste fase niet gehoord is en beperkt is geweest wat betreft het inbrengen van stukken of getuigen. Zo heeft het relevante document Ondernemingsplan kamer/appartementenverhuurbedrijf/ bed&breakfast 4 juni 2004 in de eerste fase ontbroken.
Dit document was aanwezig in het dossier van de inspecteur van de Belastingdienst, de verweerder in deze zaak, maar is voor de zitting van de enkelvoudige rechter door verweerder niet ingebracht omdat hij niet zeker was of belanghebbende dit wenselijk achtte (zie verweer op tweede beroepschrift). Belanghebbende heeft dit pas in kunnen brengen bij het Hof.
2. Aankoop en verbouwingsfase
Verzoek aan Uw raad
2.1
In de beoordeling en uitspraak acht belanghebbende de rechtbank onvolledig over de aankoop- en verbouwingsfase. Belanghebbende verzoekt Uw raad om op grond van de onderbouwde feiten en onderbouwde omstandigheden vast te stellen dat met de aankoop van het pand [A-STRAAT 1/1A] op juni 2004, belanghebbende de intentie had een onderneming te starten en daar de nodige voorbereidingen voor heeft getroffen. Met als gevolg dat het verlies bij verkoop van het pand valt onder ondernemingsverlies.
Belanghebbende refereert hierbij aan de volgende jurisprudentie: LJN: BC0821, Rechtbank Haarlem, AWB 06/539. In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem gesteld dat de winst uit verkoop van een pand dat aanvankelijk is gekocht voor het starten van een onderneming, geldt als winst uit onderneming.
Toelichting
Intentie en voorbereiding
2.2
Dat de aankoop van het pand [A-STRAAT 1/1A] oorspronkelijk (februari 2004) bedoeld was in de eerste fase mantelzorg aan de moeder van belanghebbende te kunnen geven is niet relevant voor deze zaak. Immers rond april/mei 2004, ruim voor de definitieve koop van het pand op 15 juni 2004 (koop- en hypotheekovereenkomst is gedateerd op 15 juni 2004) was al duidelijk geworden dat dit plan niet doorging en belanghebbende zich op de ontwikkeling van een onderneming is gaan voorbereiden.
Dit wordt bevestigd door de datering van het ondernemingsplan kamer/appartementenver-huurbedrijfijf/ bed&breakfast 4 juni 2004.
Het moge duidelijk zijn dat belanghebbende aan dit ambitieuze ondernemingsplan een behoorlijke tijd gewerkt heeft. Al vanaf het najaar van 2003 was er sprake van een oriëntatie door belanghebbende op een dergelijke bedrijfsontwikkeling (zie ondernemingsplan H 4 schema Bedrijfsontwikkeling punt 1. Oriëntatie). Dit was mede vanuit de logische gedachtegang dat mantelzorg voor de moeder van belanghebbende maar voor korte duur was gezien leeftijd en gezondheidstoestand (geboortedatum 1927, reumatische artritis&dementie).
2.3
Belanghebbende heeft een ondernemingsplan ontwikkeld, waarbinnen het pand als bedrijfsmiddel zou gaan fungeren, zo ook een verbouwingsplan en tekeningen ontwikkeld (zie bijlagen ondernemingsplan 4 juni 2004).
Belanghebbende merkt in verband hiermee op dat onder ‘Vaststaande feiten’, p.2 in paragraaf 3.1 en 3.2 ten onrechte de suggestie wekt dat het pand eerst is aangekocht en geleverd (15 juni 2004) alvorens belanghebbende de intentie had het pand als bedrijfsmiddel in te zetten.
Ondernemersbloed en ervaring
2.4
Dit alles is niet los te zien van het nadrukkelijke streven van belanghebbende voor zichzelf te werken: ‘ Ik acht mijzelf gelukkiger als ik niet onder een baas werk en in een minder bureaucratische omgeving dan die van de [A] (citaat uit ondernemingsplan, Inleiding; [A] was toenmalige werkgever, landelijk overheidsorgaan dat nu [B] genaamd is)
Belanghebbende verzoekt Uw raad in haar beoordeling mee te wegen dat belanghebbende aangetoond heeft een ondernemer in hart en nieren te zijn: dit blijkt allereerst uit het eerder opgezet en gerund hebben van een eigen onderneming met twee vestigingen in [R] (Sportgezondheidscentrum [C] 1991 t/m 1998; zie ondernemingsplan en Pleidooi + bijlagen). Belanghebbende is hiermee gestopt vanwege de zorg voor haar kinderen toen de vader uit beeld verdween en heeft al snel een baan met kantoor aan eigen huis gevonden met flexibele werktijden en slappe tijden gedurende alle schoolvakanties (werkgever: [A] heet nu [B]).
Belanghebbende had in de aanloop naar juni 2004 de behoefte en ambitie weer zelfstandig ondernemer te worden, maar wel met een opbouwende inzet van eigen arbeidsuren tot en met het schooljaar van 2006 (zie ondernemingsplan Hl Inleiding, Zwakke punten). Werken bij de [A] maakte dit heel goed mogelijk.
2.5
Van belang is het ondernemingsplan in haar volle breedte te zien. Dit perspectief ontbreekt volledig in de bevraging en beschrijvingen van de rechtbank. De exploitatie van [A-STRAAT 1/1A] maakte er slechts een onderdeel van uit gezien het deelplan recreatieve appartementen/bed&breakfast met [B-STRAAT 1] vlakbij het strand te [S], het toenmalige woonhuis met kantoor van belanghebbende (zie ondernemingsplan H4 Bedrijfsontwikkeling). In [B-STRAAT] zou o.a. ook de familie van de buitenlandse studenten uit de [A-STRAAT 1/1A] kunnen verblijven. Zo was er ook een onderlinge connectie tussen de [A-STRAAT] en de [B-STRAAT] met meerwaarde voor beide bedrijfsonderdelen.
2.6
Hoe serieus de ondernemersambitie is blijkt ook uit het feit dat belanghebbende haar onderneming in 2006 door reumatische artritis heeft moeten stoppen, getuige Pleidooi en dokters- en ziekenhuisrapporten, maar zich nu, na twee operaties ten behoeve van een nieuwe heup links en rechts (2009 en 2010) weer richt op het ontwikkelen van een eigen bedrijf om zichzelf te bedruipen. Hiertoe heeft belanghebbende in 2010 boerderij [D] aangekocht te [Z], het huidige woonadres (zie Pleidooi/website nieuwe bedrijf […] [D] recreatieve verhuur van kamers). In het najaar van 2011 is hiertoe een grote verbouwing gepland van de schuren op het erf.
2.7
Belanghebbende komt aangetoond uit een ondernemersfamilie: ook tweelingzus [E] (groepsaccomodatie/pension) en broer [F] (outdorebedrijf) hebben eenmansbedrijf opgezet (zie Ondernemingsplan Inleiding en Pleidooi + bijlagen)
Vreemd geld, aankoop pand, verbouwing
2.8
Belanghebbende heeft als een typische ondernemer vreemd geld gebruikt voor de aankoop en verbouwing van het pand (zie hypotheekakte 15 juni 2004: 305.000, - euro) en veel werkzaamheden verricht wat betreft de verbouwing: voorbereiden van de verbouwing (maken van tekeningen, uitbesteding aan diverse specialisten, coördinatie van de werkzaamheden, zelf uitvoeren van verbouwingswerkzaamheden (30 uur/week in de zomer van 2004, zie ondernemingsplan H4. Schema Bedrijfsontwikkeling, punt 2. Voorbereiding 15 juni — 1 aug. 2004).
De verbouwingskosten waren 55.000 - euro, getuige de ingebrachte verbouwingshypotheek in depot en hypotheekoverzicht 2004 (zie ook de facturen die zijn ingediend aan meerdere derden plus facturen van materialen die de zelfwerkzaamheid van belanghebbende bevestigen). Het Hof stelt vast dat belanghebbende het pand, teneinde het geschikt te maken voor kamerverhuur, ingrijpend heeft laten verbouwen (zie uitspraak onder 5: 3.8). Op basis van bovenstaande dient ter volledigheid aangevuld te worden dat belanghebbende zelf een groot aandeel heeft gehad in de voorbereiding en uitvoering van deze verbouwing.
Verkoop bedrijfsmiddel [A-STRAAT 1/1A]
2.9
Belanghebbende is na de start van het bedrijf in 2004 door een verslechterende mobiliteit (reumatische artritis, zie Pleidooi + bijlage dokters-&ziekenhuisrapporten) zodanig belemmerd in haar actieve ondernemersactiviteiten dat zij deze heeft moeten staken. Belanghebbende heeft om dezereden [A-STRAAT 1/1A] verkocht.
2.10
Dat dit gebeurd is en dat belanghebbende daarbij een groot verlies geaccepteerd heeft ten opzichte van de aankoop- en verbouwingshypotheek a 305.000, - euro maakt de conclusie vermogensbeheer zeer onwaarschijnlijk. Als er sprake was geweest van (de intentie van) vermogensbeheer zou immers belanghebbende hebben gewacht met verkopen. De gezondheidstoestand van belanghebbende was belemmerend voor lichamelijke activiteiten als schoonmaken en verbouwen/inrichten/onderhoud, maar zeker niet voor ‘normale werkzaamheden’ op basis van vermogensbeheer. Belanghebbende heeft zich tot 2009 niet ziek hoeven melden wegens haar reumatische artritis voor haar kantoorwerk in loondienst bij dе [A]/[B] respectievelijk Provincie [T](zie Pleidooibijlage huisartsdossier met eerste heupoperatie pas in december 2009).
2.11
Belanghebbende verzoekt Uw raad in haar beoordeling aldus mee te nemen dat belanghebbende steeds gehandeld heeft vanuit ondernemersperspectief, ook bij de verkoop. Vermogensbeheer zit niet tussen de oren van belanghebbende. Hetgeen ook nog eens bevestigd wordt doordat belanghebbende aangetoond nog nooit aan vermogensbeheer/beleggen/aandelen e.d. heeft gedaan (zie belastingaangiften en argumentatie in Pleitnota).
3. Exploitatiefase
Verzoek aan uw raad
3.1
Belanghebbende verzoekt Uw Raad om een oordeel uit te spreken omtrent de juistheid van de beoordeling door de rechtbank dat onvoldoende aannemelijk zou zijn gemaakt dat de werkzaamheden van belanghebbende, na het voltooien van de verbouwing, naar aard en omvang meer hebben omvat dan bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk is (zie Uitspraak p. 3: punt 5 en 6).
In tegenstelling tot wat de rechtbank concludeert acht belanghebbende voldoende aannemelijk gemaakt dat haar werkzaamheden vanaf de grote verbouwing meer omvatten dan normaal vermogensbeheer. Het accent bij het onderscheid tussen onderneming en vermogensbeheer is het kennelijk streven om eigen arbeidskracht, eigen capaciteiten mede rendabel te maken. Die intentie en die arbeidsinzet is er ook na de verbouwing in zeer ruime mate geweest, vast te stellen door de ingebrachte stukken en ingebrachte onderbouwde omstandigheden en informatie.
Toelichting
3.3
In het oordeel of er sprake is van een onderneming ontbreekt, meent belanghebbende, bij de rechtbank teveel het perspectief van ondernemen en wat dit inhoudt; met name in de startfase van een onderneming zoals waarvan hier sprake is.
In de startfase is er sprake van veel niet te onderschatten arbeidsinvestering die vooral indirect zichtbaar is en veelal later zijn beslag krijgt zoals hieronder toegelicht.
Belanghebbende heeft, naast relatief veel fysiek zichtbare activiteiten, minstens zoveel tijd besteed aan typische ondernemersactiviteiten die ten grondslag liggen aan een goede product- en dienstenverlening, een randvoorwaardelijk en winstgevend netwerk en goede pr.
Belanghebbende somt een groot deel hiervan op in de Pleitnota (5. Ondernemersactiviteiten vanaf 2004) en in het ondernemingsplan (zie o.a. H4 schema bedrijfsontwikkeling). Let wel, in de Pleitnota geeft belanghebbende alleen de minder fysiek zichtbare typische ondernemersactiviteiten weer, omdat deze naar de mening van belanghebbende te weinig door de rechtbank gezien en erkend werden.
Dit is dus geen volledige lijst van de werkzaamheden van belanghebbende. Mocht het Hof aldus verondersteld hebben in haar overweging onder 6.2: ‘door de opsomming van de activiteiten die belanghebbende in haar pleitnota voor de zitting van het Hof heeft gegeven, zijn onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat haar werkzaamheden [ ] meer hebben omvat dan bij normaal actief vermogensbeheer gebruikelijk is.’
3.4
Belanghebbende verzoekt Uw raad serieus kennis te nemen van deze niet direct zichtbare activiteiten in met name de startfase van een onderneming, vanuit het besef dat een onderneming zoals belanghebbende die ambieerde er niet van de ene op de andere dag staat, maar op de lange duur alleen floreert op basis van een ondernemingsplan als groeidocument op basis van o.a. marktverkenning, netwerkontwikkeling, informatie en expertiseontwikkeling, creatieve productontwikkeling, verwerking in het basisplan en de cirkel begint weer van voren af aan …
In de Pleitnota en in de briefwisselingen met gemeente [Q], Bouwen&wonen en de Brandweer die zich in het gerechtelijk dossier bevinden worden een aantal door belanghebbende in 2004 – 2006 ontwikkelde netwerkcontacten met naam en toenaam benoemd. Een aantal hiervan, zoals [G], [H] of [i], passen niet in het netwerk van een reguliere verhuurder en spreken tegen dat de werkzaamheden niet meer hebben omvat dan bij normaal vermogensbeheer.
Inzet specifieke expertise en capaciteiten
3.5
Onmiskenbaar maakt belanghebbende hierbij haar ervaring als ondernemer en specifieke capaciteiten op het gebied van netwerk- en projectontwikkeling rendabel, opgedaan in respectievelijk haar eerdere onderneming Sportgezondheidscentrum [C] 1991 t/m 1999 en haar functie bij [A]/[B] (zie Ondernemingsplan en beroepschriften).
Belanghebbende maakt eveneens onmiskenbaar gebruik van haar ervaring als ondernemer en specifieke capaciteiten op het gebied van verbouwing en onderhoud van panden (eigen woning [B-STRAAT 1] en twee bedrijfspanden (huur) Sportgezondheidscentrum [C], zie belastingaangiften 1995 en 2004).
In persoonlijke kring is de bijnaam van belanghebbende ‘bouwvakker’.
Rendabiliteit eigen arbeid, winstprognose
3.6
Belanghebbende verzoekt Uw raad in haar beoordeling of er sprake was van een onderneming positief mee te wegen de actieve marktgerichte product- en dienstenontwikkeling in 2004 – 2006 en de winstprognose op basis van inzet door eigen arbeid (zie ondernemingsplan: 6.1 Omzet gerelateerd aan ureninzet en 6.2: Balans t/m 2006 en prognose t/m 2009. Prognose totale omzet in 2008 ([B-STRAAT 1/1A] en [B-STRAAT] 1), d.w.z. ruim drie jaar na de start in augustus 2004: 78.000, — euro tegen een arbeidsinvestering van ongeveer 48 uur per week.
Niet negatief mee te wegen in de beoordeling of er sprake was van een onderneming dat de onderneming voortijdig is opgeheven. De reden hiervan lag immers in niet te voorziene gezondheidsomstandigheden.
Ondernemingsplan als bewijsmiddel
3.7
Het ingebrachte ondernemingsplan is een relevant document. Citaat uit ondernemingsplan H1 Inleiding: ‘Dit ondernemingsplan biedt een prognose wat betreft de haalbaarheid hiervan en een leidraad voor de benodigde bedrijfsvoering.’
Het ondernemingsplan is aldus een werkplan geweest voor de activiteiten en steeds aangepast naar de werkelijkheid met een blik naar de toekomst. Dat is exact hoe belanghebbende gewend is om te werken als projectleider in haar functie bij de overheid.
3.8
Het ondernemingsplan geeft o.a. het aantal arbeidsuren van belanghebbende weer en de omzet(prognose). Belanghebbende heeft de indruk dat het ondernemingsplan onvoldoende is gelezen?/meegenomen in de overwegingen van de rechtbank mede in verband met cassatieverzoek punt 1. Rechtsgang. Er wordt immers nauwelijks aan gerefereerd.
3.9
Het ondernemingsplan stamt uit 2004, maar is tot beëindiging van het bedrijf in 2006 door belanghebbende geupdated getuige o.a. eerstens dat de in het ondernemingsplan weergegeven leeftijd van de kinderen klopt met de leeftijden in 2006 (zie ondernemingsplan H 2 Zwakke punten; zoals door het Hof op de zitting bevestigd n.a.v. de Pleitnota.
Getuige o.a. tweedens ook de inhoudelijke update naar aanleiding van de door belanghebbende uitgevoerde pilots kortdurende verhuur aan buitenlandse student en minorstudenten uit andere steden in 2004 – 2006 (zie H4 schema Bedrijfsontwikkeling punt 3 Uitvoering basis; update ondernemingsplan: verwerking hiervan in H5.
Promotie en marketing, paragraaf 5.1 [A-STARAAT]).
Getuige o.a. derdens ook de update naar aanleiding van de in 2004–2006 uitgevoerde werkzaamheid door belanghebbende in 2004 – 2006 van doorontwikkeling van het deelplan ‘recreatieve verhuur appartementen’ in de [B-STRAAT] (zie H4 schema Bedrijfsontwikkeling punt 3 Uitvoering basis: update ondernemingsplan: verwerking hiervan in H5. Promotie en marketing, paragraaf 5.2 [B-STRAAT])
3.10
Belanghebbende heeft daarbij toegeven dat de cijfermatige boekhouding (winst-, verlies- en omzetcijfers in het ondernemingsplan globaal kloppen, maar niet zijn geupdated op detail) en ook de aangiften bij de Belastingdienst vanaf 2004 achter liepen. Belanghebbende heeft onderbouwd daar omstandigheden voor aangevoerd in haar beroepschriften en pleitnota (zie Pleitnota punt 1. Aangezien in de motivatie van de rechtbank dit onderwerp niet wordt genoemd mag gesteld worden dat dit geen relevantie heeft voor de uitspraak en gaat belanghebbende op dit punt niet in cassatie.
Ondernemen, wat is dat, met name in de startfase?
3.11
Belanghebbende heeft in het hoger beroep ingebracht dat zij haar werkzaamheden als een parttime baan heeft ervaren. Dit lag ten grondslag aan de intensiteit en duur van de werkzaamheden binnen een startend bedrijf met ambities. Het was geen doorsnee kamerverhuurbedrijf, maar een bedrijf dat zich door typische ondernemersactiviteiten in de periode augustus 2004 tot oktober 2006, aan het ontwikkelen was als een winstgevende onderneming richting een aanbod aan woonruimte en uitgebreide servicediensten gespecialiseerd voor buitenlandse studenten. De prognose van de omzet huur en servicediensten in 2008 was 38.000,- per jaar tegenover 20.000,- aan alleen huur in 2005 (zie ondernemingsplan 6.1 Omzet en uren), dankzij de rendabiliteit van de activiteiten van belanghebbende gedurende in 2008 gemiddeld 24 uur per week. Hiernaast zou de in 2008 door belanghebbende ook sterk ontwikkelde bedrijfskant recreatieve appartementenverhuur/bed&breakfast in […] te [S] vlakbij het strand aan de [B-STRAAT 1] dan al een omzet hebben van 40.000, - euro tegen een arbeidsinvestering van evenzo gemiddeld 24 uur per week. Hier zou ook de familie van de buitenlandse studenten kunnen verblijven.
3.12
De volledige omslag naar kortdurende verhuur aan buitenlandse studenten (en studenten uit andere steden met een minor) zou plaatsvinden vanaf augustus 2006.
Belanghebbende benadrukt nogmaals dat de gefaseerd geplande opbouw met investering in arbeid en panden vooral te maken met het een-ouderschap van belanghebbende en de zorg voor twee kinderen (1988 en 1990). In het najaar van 2006 zou belanghebbende van een investering van gemiddeld 24 arbeidsuren per week in het bedrijf naar een investering van gemiddeld 32 arbeidsuren gaan, omdat dan de jongste zijn middelbare schooldiploma zou hebben gehaald (zie ondernemingsplan H2. Zwakke punten)
De activiteiten van 2004 – 2006 staan echter zonder twijfel in het teken van deze omslag, zie ondernemingsplan H4, schema Bedrijfsontwikkeling Punt 3.Uitvoering basis:
- —
1 aug. 2004 – 1 aug. 2005: ‘Pilot kortdurende kamerverhuur aan een buitenlandse student met Productie en dienstontwikkeling en hieraan gerelateerd verbouwing-/renovatieplan en uitvoering hiervan in de zomer’
Inzet arbeidsuren gemiddeld 24- 28 /wk incl. 4 uren/wk deskundigheidsbevordering plan recreatieve verhuur [B-STRAAT 1] [S]; vergelijk schema 6.1 Omzet en uren.
Enkele van de activiteiten van belanghebbende toegelicht:
De pilot betrof een Zweeds studente aug.-nov. 2004; zie huurcontract& rekeningafschriften. In het Najaar 2004 heeft belanghebbende een start gemaakt met de ontwikkeling van meubilering als servicedienst; zie nota' s materiaalkosten. In de Zomer 2005 heeft belanghebbende zelf een nieuw keukentje/wastafel aangebrachten is zij gestart met stoffering (laminaat) als servicedienst. Zie nota' s materiaalkosten 2005.
- —
1 aug. 2005 – 1 aug. 2006: ‘Idem en Voorbereiding product- en diensten voor kortdurende kamerverhuur’
Inzet arbeidsuren gemiddeld 32 /wk incl. 8 uren deskundigheidsbevordering plan recreatieve verhuur [B-STRAAT 1] [S]; vergelijk schema 6.1 Omzet en uren.
Enkele van de activiteiten van belanghebbende toegelicht:
In 2005 en 2006 drie kortdurende contracten afgesloten; zie huurcontracten& rekeningafschriften. Servicedienst stoffering en meubilering doorontwikkeld, zie nota's, plus planvorming uitbreiding van servicediensten, zie ondernemingsplan
3.13
Waarom zou belanghebbende, als er sprake zou zijn geweest van verhuur in het kader van vermogensbeheer, een aantal buitenlandse studenten en studenten uit andere steden met een minor hebben opgenomen in [B-STRAAT 1/1A]; deze studenten blijven per definitie korter en vragen een andere veel intensievere behandeling dan de reguliere studenten die in de rij staan voor een kamer in [Q] (kamernood). Belanghebbende heeft hiermee zoals gepland in het ondernemingsplan expertise opgedaan door een aantal pilots, waarmee zij een welbewuste eerste stap heeft gezet in de opbouw van een bedrijf op lange termijn.
3.14
Belanghebbende heeft haar bedrijfsplan zichtbaar aangescherpt naar aanleiding van bewust daarvoor ingezette en geplande werkzaamheden in de startfase van 2004 – 2006 (zie H4 schema Bedrijfsontwikkeling) ten behoeve van een winstgevende product- en dienstenontwikkeling. Zo'n aanscherping is bijvoorbeeld de gedetaileerde ontwikkeling van het servicediensten- en prijsbeleid (zie paragraaf 5.1 [A-STRAAT] onder Prijsbeleid), hetgeen belanghebbende alleen heeft kunnen baseren op haar intensieve werving, begeleiding en evaluatie van de pilots kortdurende huurders + familie, doorontwikkeld marktonderzoek en externe netwerkactiviteiten.
Exploitatiewerkzaamheden met meer direct zichtbare resultaten
3.15
Ook de meer fysiek zichtbare exploitatiewerkzaamheden van belanghebbende worden door de rechtbank in deze zaak onderschat. Belanghebbende heeft deze meer fysieke werkzaamheden niet nogmaals weergegeven in de Pleitnota aangezien zij deze inmiddels wel als bekend achtte bij de rechtbank door eerdere inbreng en het ondernemingsplan met daarin ook het aantal arbeidsuren vermeld.
3.16
De exploitatie is door belanghebbende als een onderneming ingezet, met het zoveel mogelijk winst behalen door eigen ‘ fysieke’ inzet: schoonmaak-, onderhoudsen herstelwerkzaamheden (waaronder ook tuin van 100m2); ook de verbouwing-activiteiten door belanghebbende zelf zijn na de eerste grote verbouwing voor 55.000, - euro gewoon doorgegaan, zodanig dat het pand geschikter, d.w.z. winstgevender, zou worden voor kortdurende verhuur aan buitenlandse studenten (of studenten met een minor uit andere Nederlandse steden). Hiernaast is door belanghebbend in 2004 al begonnen met stoffering en meubilering als extra servicedienst. In haar beroepschrift heeft belanghebbende dit al eerder verklaard en betalingsbewijzen aan de rechtbank aangeboden dat belanghebbende jaarlijks vanaf 2004 t/m 2006 minimaal 5.000, — euro heeft uitgegeven aan materialen voor verbouwing en inrichting. Uit de facturen kan de rechtbank opmaken dat er voor de verbouwingen vanaf augustus 2004 geen derde is ingeschakeld, maar dat er sprake was van zeer actieve zelfwerkzaamheid door belanghebbende. De rechtbank heeft geen gebruik gemaakt van het aanbod van belanghebbende in haar beroepschrift de rechtbank de betalingsbewijzen hiervan te doen toekomen.
Profilering van het bedrijf naar buiten
3.17
Belanghebbende verzoekt Uw raad niet negatief mee te wegen in de beoordeling of er sprake was van een onderneming, dat de onderneming nog geen eigen website had. Er was immers voor dat moment in de startfase van het bedrijf voldoende aanbod van (pilots) buitenlandse studenten/studenten met minors uit andere steden bereikbaar via actieve deelname vanaf 2004 aan de website van […].nl
3.18
Het verslag van de zitting van 26 april 2011 met de vraag vanuit de rechtbank of er sprake was van profilering naar buiten toe kan een verkeerd beeld oproepen van de werkelijkheid omdat het daar vanuit het perspectief van belanghebbende alleen om het hebben van een eigen website ging en zij daar om die reden negatief op heeft geantwoord.
3.19
Mocht de rechtbank haar oordeel mede geveld hebben op een dergelijk profilering van het bedrijf naar buiten, — dit is onduidelijk door de vage motivering, — dan acht belanghebbende dat geen relevant argument. De onderneming had zich immers op aangetoond velerlei andere manieren al wel naar buiten toe geprofileerd (netwerk gemeente, buurt, brandweer, waterschap, netwerk [Q] universiteit, […].nl). De contactpersonen van de gemeente en de [Q] universiteit voor kortdurende kamerverhuur aan buitenlandse studenten staan vermeld in de Pleitnota.
3.20
Uitbreiding van de pr met o.a. een internationaal georiënteerde website stond bovendien welbewust later op de agenda en is niet doorgezet omdat belanghebbende in 2006 node besloten heeft te stoppen met de onderneming (zie ondernemingsplan H5 Promotie en reclame en 6.2 schema Balans, 2006: promotie en reclame ).
Conclusie
4.1
Ondergetekende, belanghebbende, mag Uw raad op basis van bovenstaande verzoeken de uitspraak van het gerechtshof te vernietigen.
Aankoop en verbouwingsfase
4.2
Verder mag belanghebbende Uw raad verzoeken de uitspraak te doen dat de aankoop en verbouwing van [A-STRAAT 1/1A] als ondernemen aangemerkt dient te worden en dien ten gevolge het verlies bij de verkoop van dit pand valt onder ondernemersverlies, te verrekenen in box I.
In geschil is het antwoord op de vraag of er sprake is van winst/verlies uit onderneming dan wel van normaal vermogensbeheer. De hoogte van het door belanghebbende aangevoerde ondernemingsverlies van 80.000, - euro in verband met verkoop van [A-STRAAT 1/1A] is niet ter discussie gesteld door verweerder ( zie verweerschriften en brief Rechtbank 6 april 2010. Kenmerk 09/7464 IB/PVV.
Aldus mag belanghebbende Uw raad verzoeken de uitspraak te doen dat over het belastingjaar 2006 (en eventuele vorige/volgende jaren) een bedrag van 80.000, - euro verrekend te worden als ondernemingsverlies in box I.
Exploitatiefase
4.3
Verder ook de uitspraak te doen dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de werkzaamheden van belanghebbende, ook na het voltooien van de verbouwing, naar aard en omvang meer hebben omvat dan bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk is en er sprake is van ondernemen; waardoor winst en verlies van de exploitatie van 1 augustus 2004 tot aan de verkoop van het pand [A-STRAAT 1/1A] in 2006 verrekend dient te worden in box I.
Belanghebbende stelt voor dat zij de Belastingdienst een definitieve winst- en verliesrekening doet toekomen van de exploitatie in de [A-STRAAT 1/1A] over 2004 tot aan de verkoop van het pand [A-STRAAT 1/1A]. De omzet is al bekend bij de Belastingdienst en giroafschriften&facturen zijn al aangeboden door belanghebbende.
Op basis hiervan dient het belastbaar inkomen over 2006 en eventueel volgende jaren herberekend te worden.
Herstel Rechtsgang
4.4
Tot slot de uitspraak te doen dat belanghebbende niet in verzuim is geweest (6.1) en in hoeverre en eventueel hoe de rechtsgang hersteld dient te worden.
Belanghebbende beroept zich alleen op dit cassatiemiddel als de beoordeling van Uw raad niet leidt tot de uitspraak dat het verlies bij de verkoop van [A-STRAAT 1/1A] aangemerkt dient te worden als ondernemingsverlies en winst&verlies betreffende de exploitatie van het pand [A-STRAAT 1/1A] aangemerkt dient te worden als ondernemingswinst of -verlies.
Belanghebbende, verzoekt Uw raad wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Uitspraak 14‑09‑2012
Inhoudsindicatie
Art. 27q, lid 1, aanhef en letter b, AWR. Uitnodiging voor de behandeling ter zitting van de Rechtbank is onjuist geadresseerd. Terugwijzen niet verplicht.
Partij(en)
14 september 2012
nr. 11/03243
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 7 juni 2011, nr. BK-10/000639, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is voor het jaar 2006 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
De Rechtbank te 's-Gravenhage (nr. AWB 09/7464 IB/PVV) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1.
In cassatie kan ervan worden uitgegaan dat de Rechtbank de uitnodiging voor het onderzoek ter zitting niet naar het door belanghebbende opgegeven adres heeft verzonden en dat dit onderzoek ten gevolge daarvan buiten het medeweten en de aanwezigheid van belanghebbende heeft plaatsgevonden.
3.2.
De klachten voeren onder meer aan dat het Hof ten onrechte niet is ingegaan op de grief van belanghebbende met betrekking tot dit verzuim van de Rechtbank, en dat belanghebbende door dit verzuim in haar rechten is belemmerd nu zij niet de mogelijkheid heeft gehad het stuk ondernemingsplan kamer-/appartementenverhuurbedrijf/bed&breakfast, gedagtekend 2 juni 2004 (hierna: het ondernemingsplan), aan de Rechtbank over te leggen. Volgens belanghebbende had het Hof de zaak in verband daarmee moeten terugwijzen naar de Rechtbank.
3.3.1.
Op grond van artikel 27q, lid 1, aanhef en letter b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is een gerechtshof bevoegd de zaak terug te wijzen naar de rechtbank, indien het van oordeel is dat de zaak opnieuw door de rechtbank moet worden behandeld. Dit kan zich voordoen als het oordeel van het gerechtshof meebrengt dat de rechtbank ten onrechte belangrijke feitelijke kwesties niet heeft onderzocht (Kamerstukken II 2003/04, 29 251, nr. 3, blz. 31).
3.3.2.
Voor zover de klachten betogen dat het Hof ten onrechte niet is ingegaan op de grief dat belanghebbende het onderzoek ter zitting van de Rechtbank niet heeft kunnen bijwonen, zijn zij terecht aangevoerd. Dit kan echter op grond van het navolgende niet tot cassatie leiden.
Het Hof heeft geoordeeld dat met het door belanghebbende in het geding gebrachte ondernemingsplan en de opsomming van de activiteiten die belanghebbende in haar pleitnota voor de zitting van het Hof heeft gegeven, onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk zijn gemaakt op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat haar werkzaamheden, na het voltooien van de verbouwing, naar aard en omvang meer hebben omvat dan bij normaal actief vermogensbeheer gebruikelijk is. In dit oordeel ligt besloten dat het Hof van oordeel is dat de door belanghebbende aangevoerde feiten die zij reeds voor de Rechtbank had willen aanvoeren aannemelijk waren. Daarvan uitgaande geeft 's Hofs kennelijke oordeel dat de zaak niet opnieuw voor feitelijk onderzoek door de Rechtbank behoeft te worden behandeld, geen blijk van miskenning van voornoemde wetsbepaling of van enige regel van ongeschreven procesrecht (vgl. HR 13 januari 2012, nr. 11/02031, LJN BV0659, BNB 2012/82). Voor zover de klachten berusten op de opvatting dat het Hof de zaak had moeten terugwijzen naar de Rechtbank falen zij derhalve.
3.4.
De klachten kunnen voor het overige evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en C.H.W.M. Sterk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2012.