Einde inhoudsopgave
RvdW 2018/740
De opvatting dat de feiten en omstandigheden waarop de rechter zich beroept bij de weerlegging van een beroep op een strafuitsluitingsgrond uit de gebezigde bewijsmiddelen moeten volgen dan wel dat de rechter met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn verwerping het wettige bewijsmiddel dient aan te geven waaraan die feiten en omstandigheden zijn ontleend, is onjuist. Ook overigens falen de klachten met betrekking tot de verwerping van het beroep op noodweer(exces).
HR 12-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:903
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 juni 2018
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
16/04426
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:903, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑06‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:363, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑04‑2018
Essentie
De opvatting dat de feiten en omstandigheden waarop de rechter zich beroept bij de weerlegging van een beroep op een strafuitsluitingsgrond uit de gebezigde bewijsmiddelen moeten volgen dan wel dat de rechter met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn verwerping het wettige bewijsmiddel dient aan te geven waaraan die feiten en omstandigheden zijn ontleend, is onjuist. Ook overigens falen de klachten met betrekking tot de verwerping van het beroep op noodweer(exces).
Partij(en)
2 juni 2018
Strafkamer
nr. S 16/04426
AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.