Einde inhoudsopgave
Richtlijn 66/402/EEG betreffende het in de handel brengen van zaaigranen
Artikel 16
Geldend
Geldend vanaf 25-01-2005
- Bronpublicatie:
22-12-2004, PbEU 2005, L 14 (uitgifte: 01-01-2005, regelingnummer: 2004/117/EG)
- Inwerkingtreding
25-01-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2004, PbEU 2005, L 14 (uitgifte: 01-01-2005, regelingnummer: 2004/117/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Agrarisch recht (V)
Vervoersrecht / Algemeen
EU-recht / Marktintegratie
1.
Op voorstel van de Commissie stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vast:
- a)
of, in het geval bedoeld in artikel 15, de veldkeuring in een derde land voldoet aan de in bijlage I opgesomde voorwaarden;
- b)
of in een derde land geoogste zaaigranen, die dezelfde waarborgen bieden ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, in dit opzicht gelijkwaardig zijn aan zaad dat in de Gemeenschap is geoogst en voldoet aan de bepalingen van deze richtlijn.
2.
De Lid-Staten kunnen de in lid 1 bedoelde vaststellingen met betrekking tot een derde land zelf verrichten, voor zover de Raad zich nog niet met betrekking tot dit land in het kader van deze richtlijn heeft uitgesproken. Dit recht vervalt op 1 juli 1975.
3.
De leden 1 en 2 vinden eveneens toepassing op iedere nieuwe Lid-Staat gedurende de periode vanaf zijn toetreding tot het tijdstip waarop hij de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking moet doen treden, ten einde aan de bepalingen van deze richtlijn te voldoen.
4.
Lid 1 is tot en met 31 december 1991 ook van toepassing op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek. De uitvoeringsbepalingen kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.