Einde inhoudsopgave
Wet voortgezet onderwijs 2020
Artikel 8.17 Gebruik persoonsgebonden nummer door bevoegd gezag
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2022
- Bronpublicatie:
27-01-2021, Stb. 2020, 157 jo Stb. 2021, 57 (uitgifte: 10-02-2021, kamerstukken: 35611)
20-05-2020, Stb. 2020, 157 jo Stb. 2021, 57 (uitgifte: 05-06-2020, kamerstukken: 35336)
30-09-2020, Stb. 2020, 379 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken: 35297)
- Inwerkingtreding
01-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2021, Stb. 2021, 599 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
29-11-2021, Stb. 2021, 599 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met art. 14.1 van de wet (30-09-2020, Stb. 379).
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Voortgezet onderwijs
1.
Het bevoegd gezag kan het persoonsgebonden nummer van een leerling gebruiken in het contact met de leerling op wie het nummer betrekking heeft, of, indien de leerling minderjarig is, met de ouders van deze leerling.
2.
Het bevoegd gezag kan het persoonsgebonden nummer van een leerling, al dan niet samen met een of meer van de gegevens, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers gebruiken in het contact met Onze Minister over de vaststelling van de bekostiging van de school.
3.
Het bevoegd gezag en het hoofd, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, LPW of artikel 1, onderdeel d, LPW BES, gebruiken het persoonsgebonden nummer van een leerling in contacten met een gemeente in het kader van de LPW of de LPW BES, samen met de gegevens die noodzakelijk zijn voor het toezicht op de naleving van die wet door de gemeente.
4.
Het bevoegd gezag gebruikt bij de opgave aan het college van burgemeester en wethouders, bedoeld in artikel 8.21, eerste lid, en artikel 8.30, eerste lid, het persoonsgebonden nummer van een leerling.
5.
Het bevoegd gezag gebruikt het persoonsgebonden nummer van een leerling in het contact met een andere school of een school of instelling voor ander onderwijs voor de in- en uitschrijving van die leerling of ten behoeve van het volgen van onderwijs in een doorlopende leerroute vmbo-mbo als bedoeld in artikel 2.107a of de geïntegreerde route vmbo-basisberoepsopleiding, bedoeld in artikel 2.107l. Onder dit contact wordt ook begrepen de uitwisseling van leergegevens en direct met het leren samenhangende begeleidingsgegevens. Bij algemene maatregel van bestuur worden de gegevens, bedoeld in de vorige volzin, gespecificeerd.
6.
Het bevoegd gezag gebruikt het persoonsgebonden nummer van een leerling in het kader van de uitvoering van subsidieregelingen van het Europees Sociaal Fonds.
7.
Het bevoegd gezag verstrekt geen persoonsgebonden nummer van een leerling voor de uitvoering van artikel 107, vijfde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, behalve als het verstrekken noodzakelijk is voor het nakomen van verplichtingen als referent in de zin van artikel 1 van die wet.
8.
Het bevoegd gezag gebruikt het persoonsgebonden nummer van een leerling in contacten met een school als bedoeld in de WEC in het kader van de ondersteuning die deze school biedt op grond van artikel 8a, eerste lid, WEC.
9.
Het bevoegd gezag kan het persoonsgebonden nummer van een leerling eenmalig gebruiken ten behoeve van het genereren van een pseudoniem voor deze leerling met het oog op het bieden van voorzieningen in het kader van het onderwijs en de begeleiding van leerlingen. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat het pseudoniem wordt bewaard in de systemen waarin de leerlingen zijn geregistreerd.
10.
Het bevoegd gezag kan het pseudoniem gebruiken voor het genereren van een ander pseudoniem voor een leerling in het kader van de toegang tot en het gebruik van digitale leermiddelen of het digitaal afnemen van toetsen en examens, waarbij het bevoegd gezag er zorg voor draagt dat dit andere pseudoniem wordt bewaard in de systemen waarin de leerlingen zijn geregistreerd. Dit andere pseudoniem wordt uitsluitend verstrekt aan een leverancier die een digitaal product of een digitale dienst aanbiedt bestaande uit leerstof of toetsen en de daarmee samenhangende digitale diensten.
11.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere gevallen worden aangewezen dan het geval, bedoeld in het tiende lid, waarvoor het bevoegd gezag op basis van het pseudoniem, bedoeld in het negende lid, een ander pseudoniem kan genereren. Daarbij worden in ieder geval de categorieën ontvangers van dit andere pseudoniem aangewezen.
12.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de voorwaarden waaronder de pseudoniemen, bedoeld in het negende tot en met het elfde lid, kunnen worden gegenereerd en gebruikt. Deze voorwaarden betreffen in ieder geval de duur en de beveiliging, waaronder de gescheiden opslag van de pseudoniemen.