De exhibitieplicht
Einde inhoudsopgave
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/7.1:7.1 Inleiding
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/7.1
7.1 Inleiding
Documentgegevens:
mr. J. Ekelmans, datum 02-12-2010
- Datum
02-12-2010
- Auteur
mr. J. Ekelmans
- JCDI
JCDI:ADS379540:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In het vorige hoofdstuk heb ik aangegeven, dat de criteria "rechtmatig belang" en "bepaalde bescheiden" slechts beperkt mogelijkheden bieden om de aanspraak op bescheiden te beperken. Voor het desgewenst beperken van de aanspraak op bescheiden zijn dan ook andere criteria relevant. Een mogelijkheid om de aanspraak op bescheiden te beperken, zou kunnen bestaan in het ruimhartig honoreren van beroep op vertrouwelijkheid van gevraagde bescheiden.
Het ruimhartig honoreren van een beroep op vertrouwelijkheid past bij het perspectief dat werd vertolkt bij de totstandkoming van de exhibitieplicht in het oud BW in het begin van de 19e eeuw: toen werd de exhibitieplicht kort gehouden met de observatie dat toch niet verwacht kon worden, dat men zijn wederstrever verder hielp. Sedertdien is het perspectief verschoven naar het aanvaarden van ruimhartiger verplichtingen tot informatieverstrekking doordat achtereenvolgens strengere eisen werden gesteld aan de stelplicht, het niet mogelijk was zich zonder meer aan het leveren van bewijs te onttrekken én de toegang tot bewijsmiddelen en de waardering daarvan werd versoepeld.
De regeling, wanneer bij de exhibitieplicht een beroep op vertrouwelijkheid gedaan kan worden, heeft met deze ontwikkeling geen gelijke tred gehouden en is in feite slechts fragmentarisch en ondoordacht. Pas in 1953 is voor verloren bescheiden bepaald dat een beroep op functioneel verschoningsrecht aan verstrekking in de weg kon staan, waarbij die regeling zonder enige verklaring slechts werd opgenomen in het artikel voor verloren bescheiden en niet in het algemene artikel dat aanspraak geeft op verstrekking van bescheiden. Het heeft bijna 50 jaar geduurd totdat deze regeling voor het functioneel verschoningsrecht alsnog terecht kwam in art. 843a Rv. Het heeft even lang geduurd totdat werd bepaald dat een beroep op een gewichtige reden aan verstrekking van bescheiden in de weg zou kunnen staan. Aldus is slechts fragmentarisch geregeld wanneer een beroep op
vertrouwelijkheid aan verstrekking in de weg staat en wreekt zich de oppervlakkige wetsgeschiedenis zoals die zich ook wreekt bij art. 21 Rv over de verplichting om de rechter juist en volledig te informeren. Ook daar geldt immers dat de wetgever geen blijk geeft van een samenhangende visie op de informatieplichten en de uitzonderingen daarop.
De vaststelling hoeveel ruimte er thans bestaat voor een beroep op vertrouwelijkheid, noodzaakt dan ook tot een bredere, meer algemene beschouwing. Die beschouwing is opgenomen in dit hoofdstuk. Daarin besteed ik achtereenvolgens aandacht aan de verschillende argumenten die gebruikt kunnen worden om informatie niet te hoeven verstrekken.