Einde inhoudsopgave
Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014
Artikel 2.1 Minimumvlieghoogtes
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2016
- Bronpublicatie:
16-06-2016, Stcrt. 2016, 32047 (uitgifte: 17-06-2016, regelingnummer: IENM/BSK-2016/103149)
- Inwerkingtreding
01-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-06-2016, Stcrt. 2016, 32047 (uitgifte: 17-06-2016, regelingnummer: IENM/BSK-2016/103149)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
1.
De minimumvlieghoogtes voor VFR-verkeer, bedoeld in paragraaf SERA.5005 van verordening (EU) nr. 923/2012, zijn niet van toepassing op een HEMS-vlucht, SAR-vlucht, politievlucht of kustwachtvlucht en de opleiding en training die nodig zijn voor de veilige uitvoering van een dergelijke vlucht:
- a.
boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden, dan wel boven mensenverzamelingen 90 meter (300 voet) boven de grond of het water, doch ten minste 30 meter (100 voet) boven de hoogste hindernis, gelegen binnen een afstand van 100 meter van de helikopter of 600 meter van het vliegtuig;
- b.
elders dan in onderdeel a aangegeven: 60 meter (200 voet) boven de grond of het water, doch ten minste 30 meter (100 voet) boven de hoogste hindernis, gelegen binnen een afstand van 100 meter van de helikopter of 600 meter van het vliegtuig.
2.
De minimumvlieghoogtes, genoemd in het eerste lid, zijn niet van toepassing, indien het noodzakelijk is voor een SAR-vlucht, politievlucht of kustwachtvlucht en de opleiding en training die nodig zijn voor de veilige uitvoering van een dergelijke vlucht, om lager te vliegen ten behoeve van het uitwerpen van voorwerpen, het afzetten van mensen en observaties.
3.
Er wordt uitsluitend beneden de minimumvlieghoogtes voor VFR-verkeer gevlogen gedurende de periode dat dit noodzakelijk is voor het doel van de vlucht.