Einde inhoudsopgave
Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014
Artikel 2.3 Luchtvaartuiglichten
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2016
- Bronpublicatie:
16-06-2016, Stcrt. 2016, 32047 (uitgifte: 17-06-2016, regelingnummer: IENM/BSK-2016/103149)
- Inwerkingtreding
01-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-06-2016, Stcrt. 2016, 32047 (uitgifte: 17-06-2016, regelingnummer: IENM/BSK-2016/103149)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Ten aanzien van politievluchten en kustwachtvluchten gelden de volgende regels, indien door het doel van de vlucht niet kan worden voldaan aan het gestelde bij of krachtens paragraaf SERA.3215 van verordening (EU) nr. 923/2012:
- a.
de noodzaak van het uitvoeren van een vlucht met gedoofde lichten blijkt uit een dienstopdracht;
- b.
de vlucht wordt vooraf afgestemd met de betrokken luchtverkeersdienst of -diensten, die voorwaarden kan of kunnen stellen ten aanzien van te volgen procedures;
- c.
in het vliegplan wordt melding gemaakt van het voornemen om tijdens de vlucht of een deel daarvan de verplichte lichten niet te tonen;
- d.
het luchtvaartuig is uitgerust met een goed functionerend radar beantwoordingssysteem (SSR-transponder) met 4.096 codemogelijkheden in Mode A en automatische hoogterapportering in Mode C.