Verklaring verdachte [verdachte], proces-verbaal van verhoor nr. PL01KN/07-018679, d.d. 6 september 2007 op ambtsbelofte/-eed opgemaakt door [verbalisant 1 en verbalisant 2], respectievelijk brigadier en hoofdagent van regiopolitie Groningen (pagina 141 van ordner 3 van een dossier met nr. 07-004256).
Hof Leeuwarden, 22-01-2010, nr. 24-002825-08
ECLI:NL:GHLEE:2010:BL0315, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
22-01-2010
- Magistraten
Mrs. P. Koolschijn, H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, L.T. Wemes
- Zaaknummer
24-002825-08
- LJN
BL0315
- Roepnaam
Groninger HIV-zaak
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2010:BL0315, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 22‑01‑2010
Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BT6397, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
Uitspraak 22‑01‑2010
Inhoudsindicatie
Groninger hiv-zaak. Verdachte heeft samen met een medeverdachte een viertal mannen opzettelijk en met voorbedachten rade met het hiv-virus besmet door hen in te spuiten dan wel te injecteren met besmet bloed. Bij een vijfde man hebben zij dit geprobeerd, maar is het mislukt. De beantwoording van de vraag of er een causaal verband bestaat tussen het injecteren van besmet bloed door verdachten en de geconstateerde hiv-infecties bij de vier aangevers dient te geschieden aan de hand van de maatstraf of dat letsel redelijkerwijs als gevolg van het handelen van verdachten aan hen kan worden toegerekend. Deze (juridische) toerekening van gevolgen aan verdachten is redelijk, indien de aan hen verweten gedraging naar haar aard geschikt was om het ingetreden gevolg (hiv-besmetting) teweeg te brengen of het gevaar daarvoor (in relevante mate) te vergroten. Dat de aangevers door onbeschermd seksueel verkeer besmet zijn geraakt is niet ondenkbaar, maar de kans op die mogelijkheid is zoveel kleiner dan bij het injecteren met besmet bloed dat deze alternatieve gang van zaken niet in de weg staat aan een redelijke toerekening van de hiv-besmettingen aan (het doelbewuste handelen van) de verdachten.
Mrs. P. Koolschijn, H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, L.T. Wemes
Partij(en)
Arrest van 22 januari 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 12 november 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het onder 1 primair, 2, 3 primair, 4, 5 primair, 6, 7 primair, 8, 9, 10, 12A en 12B ten laste gelegde en heeft hem ter zake van het onder 1 subsidiair, 3 subsidiair, 5 subsidiair, 7 subsidiair, 11, 13 en 14 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie en de verdachte zijn op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 17 april 2009, 8, 9 en 10 juni 2009, 14 september 2009 en 7 en 8 januari 2010 alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 22 augustus 2007, 5 november 2007, 28 januari 2008, 21 april 2008, 16 juli 2008 en 13, 14, 15, 16, 17 en 31 oktober 2008.
Omvang van het hoger beroep
Zowel de officier van justitie als verdachte hebben op respectievelijk 19 november 2008 en 25 november 2008 onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.
Op grond van het bepaalde in artikel 453 van het Wetboek van Strafvordering mag degene die hoger beroep heeft ingesteld, dit hoger beroep uiterlijk tot de aanvang van de behandeling ter zitting (partieel) intrekken. In de jurisprudentie is deze regel versoepeld, in die zin dat het beroep aan het begin van een zitting kan worden ingetrokken indien het hof op dat moment nog geen onderzoek ten gronde heeft verricht.
De behandeling van de onderhavige zaak in hoger beroep is aangevangen op 17 april 2009 en is voortgezet op 8, 9 en 10 juni 2009, 14 september 2009 en 7 en 8 januari 2010. De advocaat-generaal heeft het hoger beroep bij akte van 8 april 2009 — derhalve vóór aanvang van de behandeling van de zaak ter zitting — ingetrokken voor wat betreft de feiten 2, 6, 8, 9 en 10.
De verdachte heeft het hoger beroep bij akte van 20 april 2009 — derhalve ná aanvang van de behandeling van de zaak ter zitting — ingetrokken voor zover het de feiten 2, 4, 6, 8, 9, 10 en 12 betreft. Nu het hof op deze datum reeds onderzoek ten gronde had verricht, kan aan de partiële intrekking van het hoger beroep door verdachte — ondanks hetgeen het hof, teneinde duidelijkheid te krijgen van de zijde van de verdediging, hieromtrent ter zitting heeft aangegeven — geen gevolg worden gegeven.
Voor zover het hoger beroep van verdachte is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2, 4, 6, 8, 9, 10 en 12 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen, nu tegen een dergelijke beslissing ingevolge artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering voor verdachte geen hoger beroep openstaat.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het — na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep — onder 1 subsidiair, 3 subsidiair, 4 subsidiair, 5 subsidiair, 7 subsidiair, 11, 12A subsidiair, 12B subsidiair, 12C subsidiair, 12E subsidiair, 12F primair, 13A primair, 13B en 14A primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van voorarrest.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is — voor zover in hoger beroep van belang en overeenkomstig de dagvaarding met daarin aangebracht de wijzigingen die in eerste aanleg en in hoger beroep zijn toegelaten — ten laste gelegd dat:
- 1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005, in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, te weten [aangever 1], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, die [aangever 1], opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, met HIV besmet bloed in de anus en/of de bil te injecteren en/of in de anale holte en/of bij de anus te spuiten, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005, in de gemeente [gemeente a], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, aan een persoon, te weten [aangever 1], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [aangever 1] met HIV besmet bloed in de anus en/of in de bil heeft geïnjecteerd en/of in de anale holte en/of bij de anus heeft gespoten, althans heeft getracht te injecteren en/of te spuiten, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 3.
hij in of omstreeks de periode van 27 januari 2006 tot en met 31 maart 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, te weten [aangever 2], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, die [aangever 2], opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, met HIV besmet bloed in de anus en/of de bil te injecteren en/of in de anale holte en/of bij de anus te spuiten, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 27 januari 2006 tot en met 31 maart 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], ter uitvoering van het door verdachte voor-genomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, aan een persoon, te weten [aangever 2], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [aangever 2] met HIV besmet bloed in de anus en/of in de bil heeft geïnjecteerd en/of in de anale holte en/of bij de anus heeft gespoten, althans heeft getracht te injecteren en/of te spuiten, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 4.
hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2006 tot en met 31 maart 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, te weten [aangever 3], opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met die [aangever 3], opzettelijk onbeschermde seks te hebben, waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) drager(s) waren/was van het HIV-virus, en/of terwijl de (onbeschermde) seksuele handelingen (tevens) plaatsvonden onder bijzondere, risico-verhogende omstandigheden, te weten dubbele anale penetratie van die [aangever 3], althans een poging tot zodanige penetratie,
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2006 tot en met 31 maart 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk, aan een persoon, te weten [aangever 3], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met die [aangever 3] onbeschermde seks heeft gehad, althans getracht heeft te hebben, waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) drager(s) waren/was van het HIV-virus, en/of terwijl de (onbeschermde) seksuele handelingen (tevens) plaatsvonden onder bijzondere, risicoverhogende omstandigheden, te weten dubbele anale penetratie van die [aangever 3], althans een poging tot zodanige penetratie, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 5.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2006 tot en met 30 april 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, te weten [aangever 4], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, die [aangever 4], opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, met HIV besmet bloed in de bil en/of de anus te injecteren en/of in te spuiten, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2006 tot en met 30 april 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], ter uitvoering van het door verdachte voor-genomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, aan een persoon, te weten [aangever 4], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [aangever 4] met HIV besmet bloed in de bil en/of de anus heeft geïnjecteerd en/of ingespoten, althans heeft getracht te injecteren en/of in te spuiten, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 7.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 december 2006, in de gemeente [gemeente a] en/of de gemeente [gemeente b], tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, te weten [aangever 5], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, die [aangever 5], opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, met HIV besmet bloed in de bil en/of de anus te injecteren en/of in te spuiten, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 december 2006, in de gemeente [gemeente a] en/of de gemeente [gemeente b], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, aan een persoon, te weten [aangever 5], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [aangever 5] met HIV besmet bloed in de bil en/of de anus heeft geïnjecteerd en/of ingespoten, althans heeft getracht te injecteren en/of in te spuiten, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 11.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2006 tot en met 30 mei 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], ter uitvoering van het door verdachte voor-genomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, aan een persoon, te weten [aange[aangever 6], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [aangever 6] met HIV besmet bloed in zijn bil en/of anus heeft geïnjecteerd en/of ingespoten, althans heeft getracht te injecteren en/of in te spuiten, zijnde dat met HIV besmet bloed telkens een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 12A.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005, in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 1] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [aangever 1] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever 1], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (met HIV besmet) bloed in de anus en/of de bil van die [aangever 1] geïnjecteerd en/of (met HIV besmet) bloed in of bij de anus van die [aangever 1] gespoten, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 1] tot gevolg heeft gehad;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005, in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 1] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [aangever 1] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (met HIV besmet) bloed in de anus en/of de bil van die [aangever 1] geïnjecteerd en/of (met HIV besmet) bloed in of bij de anus van die [aangever 1] gespoten, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 1] tot gevolg heeft gehad;
- 12B.
hij in of omstreeks de periode van 27 januari 2006 tot en met 31 maart 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 2] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [aangever 2] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever 2], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (met HIV besmet) bloed in de anus en/of de bil van die [aangever 2] geïnjecteerd en/of (met HIV besmet) bloed in of bij de anus van die [aangever 2] gespoten, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 2] tot gevolg heeft gehad;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 27 januari 2006 tot en met 31 maart 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 2] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [aangever 2] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (met HIV besmet) bloed in de anus en/of de bil van die [aangever 2] geïnjecteerd en/of (met HIV besmet) bloed in of bij de anus van die [aangever 2] gespoten, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 2] tot gevolg heeft gehad;
- 12C.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2006 tot en met 30 april 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 4] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [aangever 4] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever 4], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (met HIV besmet) bloed in de anus en/of de bil van die [aangever 4] geïnjecteerd en/of (met HIV besmet) bloed in of bij de anus van die [aangever 4] gespoten, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 4] tot gevolg heeft gehad;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2006 tot en met 30 april 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 4] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [aangever 4] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (met HIV besmet) bloed in de anus en/of de bil van die [aangever 4] geïnjecteerd en/of (met HIV besmet) bloed in of bij de anus van die [aangever 4] gespoten, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 4] tot gevolg heeft gehad;
- 12D.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2005 tot en met 1 januari 2006, aan de [straat b] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 7] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die [aangever 7] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever 7], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), drager(s) van het HIV virus, (telkens) zijn/hun penis in de anus van die [aangever 7] geduwd/gedrukt/gestoten/gebracht, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 7] tot gevolg heeft gehad;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2005 tot en met 1 januari 2006, aan de [straat b] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], meermalen althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 7] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die [aangever 7] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), drager(s) van het HIV virus, (telkens) zijn/hun penis tegen de anus van die [aangever 7] geduwd/gedrukt/gestoten/gebracht, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 7] tot gevolg heeft gehad;
- 12E.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 december 2006, in de gemeente [gemeente a] en/of de gemeente [gemeente b], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 5] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [aangever 5] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever 5], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (met HIV besmet) bloed in de anus en/of de bil van die [aangever 5] geïnjecteerd en/of (met HIV besmet) bloed in of bij de anus van die [aangever 5] gespoten, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 5] tot gevolg heeft gehad;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 december 2006, in de gemeente [gemeente a] en/of de gemeente [gemeente b], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 5] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [aangever 5] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (met HIV besmet) bloed in de anus en/of de bil van die [aangever 5] geïnjecteerd en/of (met HIV besmet) bloed in of bij de anus van die [aangever 5] gespoten, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 5] tot gevolg heeft gehad;
- 12F.
hij in of omstreeks de periode van 26 tot en met 27 januari 2007, in de gemeente [gemeente a], meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 8] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die [aangever 8] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever 8], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), drager(s) van het HIV virus, (telkens) zijn/hun penis en/of zijn vinger(s) in de anus van die [aangever 8] geduwd/gedrukt/gestoten/gebracht, en/of (zich) door die [aangever 8] laten pijpen, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 8] tot gevolg heeft gehad;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 26 tot en met 27 januari 2007, in de gemeente [gemeente a], meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 8] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die [aangever 8] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), drager(s) van het HIV virus, (telkens) zijn/hun penis en/of zijn vinger(s) tegen de anus van die [aangever 8] geduwd/gedrukt/gestoten/gebracht, en/of zich door die [aangever 8] anaal laten penetreren, en/of die [aangever 8] gepijpt, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 8] tot gevolg heeft gehad;
- 12G.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2006 tot en met 30 mei 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 6] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [aangever 6] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever 6], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) bloed in de anus en/of de bil van die [aangever 6] geïnjecteerd althans, getracht te injecteren en/of bloed in de anale holte van die [aangever 6] gespoten althans getracht te spuiten;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2006 tot en met 30 mei 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 6] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [aangever 6] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) bloed in de anus en/of de bil van die [aangever 6] geïnjecteerd althans, getracht te injecteren en/of bloed in of bij de anale holte van die [aangever 6] gespoten, althans getracht te spuiten;
- 12H.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2005 tot en met 31 juli 2005, in de gemeente [gemeente a], meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 9] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die [aangever 9] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever 9], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) zijn/hun penis in de anus van die [aangever 9] geduwd/gedrukt/gestoten/gebracht;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2005 tot en met 31 juli 2005, in de gemeente [gemeente a], meermalen althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 9] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die [aangever 9] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) zijn/hun penis tegen de anus van die [aangever 9] geduwd/gedrukt/gestoten/gebracht;
- 13.A.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 12 mei 2007 in de gemeente(n) [gemeente b] en/of [gemeente a] en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 12 mei 2007 in de gemeente(n) [gemeente a] en/of [gemeente b] en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar en/of een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft/hebben verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 12 mei 2007 in de gemeente [gemeente a] meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door toen en daar (telkens) opzettelijk zijn woning (te weten aan de [straat a] in [gemeente a]) voor die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of die ander(en) beschikbaar te stellen, en/of die verdovende/bedwelmende middelen voor die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of die ander(en) te bewaren;
en/of
- B.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 12 mei 2007 in de gemeente(n) [gemeente b], en/of [gemeente a] en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
- 14.A.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 12 mei 2007 in de gemeente(n) [gemeente a] en/of [gemeente b] en/of (elders) in Nederland meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur (GHB), zijnde 4-hydroxyboterzuur (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 12 mei 2007 in de gemeente(n) [gemeente a] en/of [gemeente b] en/of (elders) in Nederland meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met elkaar en/of met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur (GHB), zijnde 4-hydroxyboterzuur (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 12 mei 2007 in de gemeente [gemeente a] meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door toen en daar (telkens) opzettelijk zijn woning (te weten aan de [straat a] in [gemeente a]) voor die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of die ander(en) beschikbaar te stellen, en/of die verdovende/bedwelmende middelen voor die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of die ander(en) te bewaren;
en/of
- B.
hij op of omstreeks 12 mei 2007 in de gemeente(n) [gemeente a] en/of [gemeente b] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur (GHB), zijnde 4-hydroxy-boterzuur een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Korte samenvatting van de ten laste gelegde feiten
In de ten laste gelegde feiten onder 1, 3, 4, 5, 7, en 11 gaat het om het opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (hiv-besmetting) door het inspuiten dan wel injecteren met hiv-besmet bloed (feiten 1, 3, 5 en 7), een poging daartoe (feit 11), en door een dubbele anale penetratie (feit 4).
In de feiten 12A t/m 12H gaat het om het seksueel binnendringen van het lichaam van dan wel het ontucht plegen met onmachtigen.
De feiten 13 en 14 betreffen overtredingen van de Opiumwet.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Feiten 1, 3, 5, 7 en 11
Verdachte (hierna ook wel te noemen: [verdachte]) wordt verweten dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna ook wel te noemen: [medeverdachte 1]) een viertal mannen opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel (hiv-besmetting) heeft toegebracht en bij een vijfde een poging daartoe heeft gedaan.
Betrouwbaarheid van de verklaringen
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat de verklaringen van aangevers onbetrouwbaar zijn, zonder daaraan overigens expliciet een (rechts)gevolg te verbinden, anders dan dat hun verklaringen ‘zeer terughoudend bekeken moeten worden’.
In essentie komt zijn betoog op het volgende neer. Aangevers hebben uit boosheid over en als vergelding voor de hiv-besmetting een gunstiger voorstelling van zaken gegeven als het gaat om hun eigen gedrag. Volgens de raadsman speelde daarbij ook schaamte over en spijt van hun eigen gedrag een rol.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt, waarbij het hof het verweer van de raadsman aldus verstaat dat hij ook de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangevers voor zover die betrekking hebben op de feiten 1, 3, 5, 7 en 11 ter discussie heeft willen stellen.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken.
Aangever [aangever 2] heeft op 23 juni 2006 een informatief gesprek gevoerd met de politie, waarin hij aangaf dat hij bijeenkomsten had bezocht in een woning aan de [straat a] in [gemeente a], waar hij seks had gehad met zowel verdachte als met [medeverdachte 1]. [aangever 2] verklaarde dat hij tijdens een van deze bezoeken een prik had gevoeld, terwijl hij op zijn buik op een matras lag. Op dat moment waren alleen hijzelf, verdachte en [medeverdachte 1] in de woning aanwezig. [aangever 2] meldde in het informatieve gesprek dat hij dit voorval met een andere bezoeker van de bijeenkomsten had besproken, dat die bezoeker een soortgelijke ervaring had gehad en dat beiden hun ervaringen op dit punt hadden uitgewisseld. Uit het dossier blijkt dat het hier om aangever [aangever 6] gaat. [aangever 2] kon naar eigen zeggen met betrekking tot het prikken slechts aan twee dingen denken: óf hij was geïnjecteerd met een spierontspannend middel óf met besmet bloed.
Aangever [aangever 6] heeft in juli 2006 een informatief gesprek gevoerd met de politie.
Het politieonderzoek, dat door het ontbreken van aangiftes op enig moment was stopgezet, werd in februari 2007 opnieuw gestart naar aanleiding van de aangifte van een zedendelict tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (hierna ook wel te noemen: [medeverdachte 2]). Tevens werd er op 9 maart 2007 een voorlichtingsbijeenkomst gehouden, waarbij onder meer vertegenwoordigers van de GGD, de politie en het openbaar ministerie aanwezig waren. Ook [aangever 2] bevond zich onder de aanwezigen.
[verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden op 13 mei 2007 door de politie aangehouden. In het huis van [medeverdachte 1] werd de zogenoemde ‘[mr. P.]-brief’ aangetroffen, waarover hierna meer. In het verhoor van 23 mei 2007 bekende verdachte dat hij samen met [medeverdachte 1] aangevers [aangever 1], [aangever 2], [aangever 4] en [aangever 5] bewust had ingespoten/geïnjecteerd met hiv-besmet bloed, in het verhoor van 5 juni 2007 bekende hij dat hij en [medeverdachte 1] dat bij [aangever 6] geprobeerd hadden. In de loop van de nadere verhoren (in totaal 23) heeft verdachte aangegeven hoe een en ander had plaatsgevonden en heeft hij vele details gegegeven, ook ten aanzien van [aangever 4] en [aangever 5]. Verdachte is tijdens de loop van de procedure bij zijn — ook voor hemzelf zeer belastende — verklaringen over hetgeen er was gebeurd met [aangever 1], [aangever 2], [aangever 4], [aangever 5] en [aangever 6] gebleven.
[aangever 1], [aangever 2], [aangever 4], [aangever 5] en [aangever 6] hebben in de maanden mei en juni 2007 aangifte gedaan. Daarin hebben zij zonder uitzondering ook verklaard onbeschermde seksuele contacten te hebben gehad, onder meer op de bijeenkomsten die door verdachten werden georganiseerd.
Het hof ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de hiervoor genoemde aangevers. Aangevers droegen blijkens de inhoud van hun verklaringen weinig tot geen kennis van het inspuiten/injecteren, omdat zij daarvan weinig en soms zelfs in het geheel niets bleken te hebben gemerkt. In zoverre zijn hun verklaringen dus ook niet ‘vervuild’ met, dan wel ‘gekleurd’ door verkregen informatie van andere aangevers. Voor zover zij inlichtingen hebben kunnen verstrekken over wat er is gebeurd valt op dat die op essentiële punten worden ondersteund door de verklaringen van verdachte.
Het hof bezigt de verklaringen van aangevers tot het bewijs en gaat met betrekking tot de hier aan de orde zijnde feiten uit van de gang van zaken zoals geschetst door de aangevers [aangever 1], [aangever 2], [aangever 4], [aangever 5] en [aangever 6] (en verdachte).
Feiten
De feitelijke gang van zaken komt in de kern op het volgende neer.
[medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte organiseerden in 2005 en 2006 met regelmaat bijeenkomsten waarop deelnemers met elkaar seksuele handelingen (konden) verricht(t)en. Die bijeenkomsten waren bedoeld voor homoseksuele mannen. Via onder meer de website Chatboy.nl werden de contacten gelegd, ook werden potentieel geïnteresseerden geworven via door homoseksuelen gefrequenteerde plaatsen of gelegenheden. Het doel van de bijeenkomsten was seks; dat kon beschermd (met condoom) of onbeschermd gebeuren. De bijeenkomsten werden gaandeweg ook wel omschreven als seksparty's. Er was op de locaties waar de bijeenkomsten plaatsvonden voor de bezoekers, naast alcoholhoudende drank, XTC (MDMA), GHB, Viagra en/of Kamagra beschikbaar. Zowel verdachte, zijn medeverdachte(n) als de bezoekers gebruikten tijdens de party's veelal een of meer van deze middelen. Seks, drank en drugs, daar was het betrokkenen om te doen.
Verdachte was besmet met het hiv-virus. Hij wist dat sinds april 2005. [medeverdachte 1], die (ook) met verdachte een (intieme) relatie had, wist dit ook. [medeverdachte 1] heeft op enig moment met verdachte besproken dat hij het idee had om anderen met het hiv-virus te besmetten. 1. De achterliggende gedachte was een groep hiv-besmette mannen om hen heen te hebben, waardoor zij onbezorgd seks konden hebben. Dit idee is in daden omgezet. [aangever 1] was de eerste die ze doelbewust wilden besmetten. Vanaf augustus 2005 hebben [medeverdachte 1] en verdachte vier mannen ingespoten of geïnjecteerd met het hiv-besmette bloed van [verdachte]. Het bloed, dat werd ingespoten of geïnjecteerd, werd telkens kort voor het inspuiten of injecteren met dat doel door [medeverdachte 1] met een naald uit de arm van verdachte gehaald. [medeverdachte 1] (een verpleegkundige op hbo-niveau) zorgde voor de benodigde spuiten en naalden, [medeverdachte 1] bepaalde ook op welke manier ingespoten werd en bepaalde de plek waar geïnjecteerd moest worden.
Verdachte en [medeverdachte 1] hebben in het weekend van 11 en 12 augustus 2005 hiv-besmet bloed in de anus van aangever [aangever 1] gespoten. Hij was speciaal voor dat doel uitgenodigd. [aangever 1] werd op 20 december 2005 hiv-positief bevonden.
In 2006 hebben [medeverdachte 1] en verdachte voorts op verschillende momenten drie mannen, te weten [aangever 2], [aangever 4] en [aangever 5], in een bil geïnjecteerd met hiv-besmet bloed van [verdachte]. [aangever 2] en [aangever 4] werden in het voorjaar van 2006 geïnjecteerd. Bij [aangever 5] vond dit plaats tussen mei en 24 september 2006 van dat jaar. [aangever 2] bleek op 1 mei 2006 hiv-positief, [aangever 4] en [aangever 5] in mei 2006 respectievelijk op 29 september 2006. In het voorjaar van 2006 hebben [medeverdachte 1] en verdachte een vierde man, [aangever 6], wel met een injectienaald in zijn bil geprikt, maar het met hiv-besmette bloed vervolgens niet daadwerkelijk kunnen injecteren.
Verweer van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat niet te bewijzen is dat er bij aangever [aangever 4] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, omdat [aangever 4] reeds met het hiv-virus was besmet op het moment dat verdachte en [medeverdachte 1] met hiv-besmet bloed in zijn bil injecteerden.
Deze stelling van de raadsman mist feitelijke grondslag. De deskundige Berkhout heeft ter terechtzitting van de rechtbank d.d. 14 oktober 2008 immers verklaard dat zonder nader onderzoek niet is vast te stellen of [aangever 4] reeds besmet was met de derde bij hem aangetroffen virusvariant — die niet aan de virusvarianten van [verdachte] verwant is — op het moment dat hij de twee virusvarianten kreeg die [verdachte] ook heeft.
Bovendien overweegt het hof dat de enkele omstandigheid dat [aangever 4] mogelijk reeds besmet was met een variant van het hiv-virus niet in de weg staat aan een bewezenverklaring van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit de verklaringen van de deskundigen Danner en Berkhout ter terechtzitting in eerste aanleg blijkt dat een tweede besmetting (een zogenoemde superinfectie) als meer schadelijk geldt voor de gezondheid dan het hebben van één virusvariant. Het ziektebeeld van de patiënt zal worden bespoedigd en het risico op medicatieresistentie neemt toe. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Opzet
Uit de feitelijke gang van zaken, zoals hiervoor in het kort weergegeven, blijkt dat [medeverdachte 1] en verdachte samen het plan hadden opgevat een aantal mannen met het hiv-virus te besmetten. De eerste keer gebeurde dat door inspuiten van besmet bloed met een injectiespuit zonder naald, de andere keren werd gebruik gemaakt van een injectiespuit met naald.
Het gevaarzettend karakter van dit handelen is een feit van algemene bekendheid, zeker in kringen van homoseksuele mannen en al helemaal als er ook nog bijzondere medische kennis bij een mededader voorhanden is, zoals bij [medeverdachte 1].
Verdachte heeft verklaard dat besmetting met het hiv-virus ook daadwerkelijk de uitdrukkelijke bedoeling van hem en [medeverdachte 1] is geweest bij het inspuiten/injecteren van besmet bloed.
In dit verband verdient opmerking de brief van 31 december 2006, gericht aan ‘[mr. P.]’, met wie [medeverdachte 1] bedoeld werd, waarin verdachte op verzoek van [medeverdachte 1] de verrichtingen op dit punt beschreef. Die brief werd later bij [medeverdachte 1] thuis aangetroffen. Ook uit die brief blijkt van het willens en wetens besmetten van een aantal personen.
Verdachte schreef:
‘Ik, [verdachte], heb bewust mijn meester besmet en naast hem nog vele anderen zoals [J.], [R.], [K.] en [E.]. De meeste gasten heb ik een injectie gegeven met mijn eigen poz-bloed.’ 2.
Gelet op de geschetste feitelijke gang van zaken, de verklaringen van de aangevers, voormelde brief van verdachte aan [medeverdachte 1] en de door verdachte afgelegde bekennende verklaringen acht het hof bewezen dat verdachte en [medeverdachte 1] de hun verweten gedragingen ten aanzien van de aangevers [aangever 1], [aangever 2], [aangever 4], [aangever 5] en [aangever 6] willens en wetens hebben gericht op het (toebrengen van) zwaar lichamelijk letsel, te weten een besmetting met het hiv-virus, aan/van die [aangever 1], [aangever 2], [aangever 4], [aangever 5] en [aangever 6].
Nu het hof doelgericht handelen bewezen acht, behoeven de beschouwingen van de raadsman over een door hem voorgestane verwerping van een voorwaardelijk opzet-redenering geen nadere bespreking.
Voorbedachte raad
Het hof stelt voorop dat voor bewezenverklaring van voorbedachte raad is vereist dat komt vast te staan dat het handelen van verdachte het gevolg is geweest van een tevoren door hem genomen besluit en dat de verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Ten aanzien van aangever [aangever 1] geldt dat [medeverdachte 1] [aangever 1] had uitgenodigd voor een logeerweekend met het doel om hem dan met het hiv-virus te besmetten en voorts dat ook verdachte wist dat de besmetting van [aangever 1] dan zou plaatsvinden. Daarbij kent het hof betekenis toe aan het feit dat het inspuiten met besmet bloed ook daadwerkelijk dat weekend heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van aangevers [aangever 2], [aangever 4], [aangever 5] en [aangever 6] leidt het hof uit de feitelijke gang van zaken voorafgaande aan het daadwerkelijke injecteren af dat verdachte en zijn medeverdachte bovenomschreven gelegenheid hebben gehad. Het injecteren van deze aangevers werd voorafgegaan door het door [medeverdachte 1] aftappen van bloed uit de arm van verdachte, waartoe die arm eerst werd afgebonden. Dit afbinden en aftappen gebeurde in de keuken, terwijl het daadwerkelijk injecteren vervolgens in de woonkamer plaatsvond. Dat deze tijd, waarin de voorbereidingen werden getroffen, beschikbaar was geldt overigens ook voor de besmetting van [aangever 1].
In alle gevallen was er (meer dan) voldoende gelegenheid om over de voorgenomen daad na te denken en zich er rekenschap van te geven, zodat het hof handelen met voorbedachten rade bewezen acht.
Causaal verband
Zoals hiervoor overwogen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] en verdachte tezamen en in vereniging willens en wetens het met het hiv-virus besmette bloed van (de niet met anti-hiv medicijnen behandelde) verdachte hebben ingespoten/geïnjecteerd bij een aantal mannen. Die mannen bleken niet lang daarna hiv-besmet te zijn.
De advocaat-generaal en de raadsman hebben betoogd dat ontoereikend bewijs voorhanden is voor een causaal verband tussen de gedragingen (inspuiten/injecteren) en de geconstateerde gevolgen (hiv-besmetting). Onvoldoende valt uit te sluiten dat de aangevers op een andere manier dan via het inspuiten/injecteren van [verdachte]' bloed zijn besmet. Hierbij heeft voor hen (kennelijk) een rol gespeeld dat de seksparty's werden bezocht door een groot aantal mannen en dat er zowel op de feesten als daarbuiten in wisselende samenstellingen (onbeschermde) seks werd bedreven. De advocaat-generaal en de verdediging menen dat het causale verband tussen het inspuiten met hiv-besmet bloed en de later bij die aangevers geconstateerde besmetting niet kan worden aangetoond, zodat verdachte van — in ieder geval — de primair ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt dit standpunt.
Om tot bewezenverklaring van het voltooide delict van de artikelen 302 en 303 van het Wetboek van Strafrecht te kunnen komen, moet worden vastgesteld dat er een causaal verband bestaat tussen het door [medeverdachte 1] en verdachte inspuiten of injecteren met hiv-besmet bloed en het zwaar lichamelijke letsel, de hiv-besmetting.
De beantwoording van de vraag of een dergelijk causaal verband bestaat, dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of dat letsel redelijkerwijs als gevolg van het handelen van [medeverdachte 1] en [verdachte] aan hen kan worden toegerekend. Deze (juridische) toerekening van gevolgen aan verdachten is redelijk, indien de aan hen verweten gedraging naar haar aard geschikt was om het ingetreden gevolg (hiv-besmetting) teweeg te brengen of het gevaar daarvoor (in relevante mate) te vergroten. In zo'n geval doorbreken (eventuele) tussenkomende factoren de causaliteitsketen in beginsel niet. Aan bewezenverklaring van dat causale verband staat voorts niet in de weg dat niet geheel kan worden uitgesloten dat (latere) handelingen van derden (mede) hebben geleid tot het ingetreden gevolg.
Het hof heeft kennisgenomen van de rapporten 3. van de deskundige prof. dr. S.A. Danner en zijn verklaringen ter zitting van de rechtbank d.d. 14 oktober 2008 en ter zitting van het hof op 9 juni 2009. Op grond van zijn deskundigheid op het gebied van hiv en aids en zijn jarenlange onderzoek naar en ervaring met hiv-besmette personen, schat hij de kans op besmetting zowel door het anaal inspuiten als het — subcutaan, intramusculair of intraveneus — injecteren van een (zeer) kleine hoeveelheid bloed (1–2 ml) van een persoon, die de gemiddelde viral load heeft van een onbehandelde hiv-infectie, groot tot zeer groot. Hij schat de kansen respectievelijk 1:30 of hoger, 1:5, 1:2 en 1:1,2.
De kans op besmetting bij onbeschermde (anale) penetratie door iemand die met hiv is besmet en daarvoor niet medicamenteus wordt behandeld wordt volgens Danner in de kring van virologen en andere deskundigen op dit gebied geschat op 1:300 tot 500.
Het hof neemt de conclusies van de deskundige over. Voor het hof staat op basis daarvan in voldoende mate vast dat het injecteren van hiv-besmet bloed — ongeacht of dat feitelijk subcutaan, intramusculair of intraveneus heeft plaatsgevonden, dan wel door inspuiten in de anus — op de wijze en onder de omstandigheden zoals door [medeverdachte 1] en [verdachte] bij de verschillende aangevers is uitgevoerd, (telkens) naar zijn aard (uitermate) geschikt was om een hiv-besmetting teweeg te brengen of het gevaar daarvoor significant te vergroten.
Voorts hecht het hof waarde aan de resultaten van het (afzonderlijk uitgevoerde) fylogenetisch onderzoek van de deskundigen prof. dr. A-M. Vandamme en prof. dr. B. Berkhout. Vandamme gaat op grond van haar onderzoek uit van een transmissieketen tussen de (meeste) verdachten en de aangevers in deze zaak (o.a. [medeverdachte 1], [verdachte], [aangever 1], [aangever 2], [aangever 4] en [aangever 5]), maar kan over de transmissierichting geen uitspraak doen. Evenmin kan zij aangeven of er sprake was van een rechtstreekse of een indirecte transmissie. 4. Vast staat (uiteraard) wel dat een later besmette geen eerdere besmetting kan bewerkstelligen.
Berkhout onderschrijft de bovengenoemde uitspraak van Vandamme met betrekking tot het bestaan van de transmissieketen, maar gaat in zijn conclusies verder dan Vandamme. Ter zitting van het hof op 8 juni 2009 heeft hij nader toegelicht op grond waarvan hij uitspraken heeft durven doen over de transmissierichting. Daarbij heeft hij overigens benadrukt dat het belangrijk is zich te realiseren dat virusanalyse nooit 100% zekerheid kan bieden.
Het hof betrekt de resultaten van het fylogenetisch onderzoek van de deskundigen Vandamme en Berkhout in zoverre bij zijn beoordeling, dat transmissie via [verdachte] niet kan worden uitgesloten. Andere conclusies trekt het hof in dit verband niet uit het onderzoek.
Zowel de advocaat-generaal als de raadsman hebben voorts betoogd dat de omstandig-heid dat aangevers [aangever 1], [aangever 2], [aangever 5] en [aangever 4] door een andere (seksuele) handeling dan die is ten laste gelegd, met het hiv-virus kunnen zijn besmet en/of door een ander dan door toedoen van [medeverdachte 1] en [verdachte], aan een bewezenverklaring (van het voltooide delict) in de weg staat.
Wat betreft de mogelijkheid van een alternatieve besmettingsroute en het eventueel daaraan te verbinden rechtsgevolg, overweegt het hof als volgt.
Zoals hiervoor reeds is overwogen behoeft niet ieder mogelijk alternatief te worden uitgesloten voordat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. Niet geheel uit te sluiten handelingen van derden staan niet aan het bewijs van het bestaan van het causale verband in de weg. Indien er al een alternatieve mogelijkheid zou hebben bestaan, hoeft dit geenszins mee te brengen dat de hiv-besmetting van de aangevers in redelijkheid niet kan worden toegerekend aan verdachte en [medeverdachte 1], wier beider opzet immers — zoals hierboven overwogen — op het bewerkstelligen van dit letsel was gericht.
Het hof heeft de geopperde mogelijke alternatieve scenario's onder ogen gezien.
Uit het dossier is niet gebleken noch is uit het onderzoek ter zitting aannemelijk geworden dat aangevers [aangever 1], [aangever 2], [aangever 5] en [aangever 4] (tevens) op een ander moment dan waarop de tenlastelegging ziet, door [medeverdachte 1] en [verdachte] dan wel door (een) ander(en) op een soortgelijke wijze zijn geïnjecteerd of ingespoten met hiv-besmet bloed.
Uit het dossier valt wel op te maken dat aangevers met [medeverdachte 1] en/of [verdachte] en/of anderen onbeschermde (anale) seks hebben gehad in de periode dat zij door [medeverdachte 1] en [verdachte] tevens zijn geïnjecteerd dan wel zijn ingespoten met hiv-besmet bloed.
Dat de aangevers bij (één van) die gelegenhe(i)d(en) door onbeschermd seksueel verkeer besmet zijn geraakt is weliswaar niet ondenkbaar, maar de kans op die mogelijkheid is — gezien de hiervoor weergegeven, door de deskundige Danner genoemde, verhoudingen — van een geheel andere orde dan bij inspuiten/ injecteren van hiv-besmet bloed.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat zich in de onderhavige zaken niet de situatie voordoet dat kan worden gesproken van een mogelijkheid van een alternatieve gang van zaken die in de weg behoort te staan aan een redelijke toerekening van de hiv-besmettingen aan (het handelen van) verdachte en [medeverdachte 1].
Het hof komt dan ook tot de (slot)conclusie dat het zwaar lichamelijk letsel (hiv-besmetting) redelijkerwijs kan worden toegerekend aan (het doelbewuste handelen van) [verdachte] (en [medeverdachte 1]) en dat het causale verband daarmee vaststaat.
Het hof acht de feiten 1, 3, 5 en 7, telkens primair, bewezen. Hetzelfde geldt voor feit 11.
Bespreking verweer (wijze van injecteren)
De raadsman heeft bij pleidooi aangevoerd dat wat betreft het injecteren in de bil van aangevers vaststaat dat (slechts) sprake is geweest van subcutaan, niet van intramusculair inspuiten. Hij heeft dat afgeleid uit de lengte van de naalden, waarmee zou zijn geprikt. De gebruikte naalden betroffen: DB Microlance/groen. De kleur groen heeft de raadsman afgeleid uit de verklaring van [verdachte] bij de politie. Uit een openbare bron (www.multimedi.com) valt volgens de raadsman op te maken dat die naalden een lengte van maximaal 21 mm hebben en daarmee te kort zijn voor een intramusculaire injectie in de bil. Deze laatste bewering steunt op de verklaring van de deskundige Danner ter zitting van het hof, dat de naald in het geval van een intramusculaire injectie door de speklaag van de bil heen moet.
Voor wat betreft het subcutaan injecteren heeft de raadsman betoogd dat in het geval een uiterst kleine hoeveelheid bloed onderhuids ingespoten wordt, (het) mogelijk is dat het hiv-virus al geëlimineerd is voordat de cellen die (door dat hiv-virus) besmet kunnen worden (op die plek) gearriveerd zijn. Daaruit volgt, aldus de raadsman, dat — nu de hoeveelheid geïnjecteerd bloed waarvan Danner is uitgegaan, te weten 1–2 mm, niet vaststaat — de door Danner genoemde kans op overdracht van het hiv-virus door subcutaan injecteren van 1:5 speculatief is.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Uit dezelfde openbare bron als de raadsman heeft gebruikt, maar ook uit andere openbare bronnen, blijkt dat de kleur van de injectienaalden (meestal) bepalend is voor de dikte. In die kleur bestaan er echter verschillende lengten. Zo kent de DB Microlance/groen de lengtes: 16, 21, 25, 40 en 50 mm. In zoverre mist het verweer feitelijke grondslag.
In dit verband overweegt het hof dat het feit dat verdachte [medeverdachte 1] — die als verpleegkundige op hbo-niveau is opgeleid — de plaats aanwees waar de injectie moest plaatsvinden, de bil, op een intramusculaire injectie duidt. In de woorden van de deskundige Danner: ‘Daar bevinden zich vele spieren. Die kun je niet missen’.
Over de hoeveelheid van het geïnjecteerde bloed heeft verdachte geen informatie kunnen of willen geven. [medeverdachte 1] heeft daarover verteld dat [verdachte] en hij bij [aangever 1] een volle spuit besmet bloed in de anus van die [aangever 1] hebben gespoten. Het ging volgens [medeverdachte 1] om een buisje van ongeveer 5 cc. 5. Van algemene bekendheid is dat dit om ongeveer 5 ml bloed gaat. 6. Het uitgangspunt van de deskundige Danner dat het bij een injectie toch al gauw om 1–2 ml bloed zal zijn gegaan, is dan ook begrijpelijk en verre van overdreven.
Als het erom gaat iemand doelbewust te besmetten ligt het bovendien niet voor de hand om met een druppeltje bloed te volstaan.
Uit de verklaringen van verdachte blijkt voorts dat er bij het inspuiten en injecteren sprake was van een vast patroon/ritueel, zodat aannemelijk is dat in alle gevallen van het toedienen van minimaal 1–2 milliliter besmet bloed sprake is geweest.
Geen verdere bespreking hoeft het gedeelte van het betoog van de verdediging dat in het geval een uiterst kleine hoeveelheid bloed onderhuids ingespoten wordt, (het) mogelijk is dat het hiv-virus al geëlimineerd is voordat de cellen die (door dat hiv-virus) besmet kunnen worden (op die plek) gearriveerd zijn. De deskundige acht deze mogelijkheid aanwezig als het gaat om een prikaccident, waarbij een minimale hoeveelheid bloed onder de huid terecht komt. De hoeveelheid waarover hij in dit verband sprak was 1–2 microliter. Een dergelijke situatie is niet aan de orde. De geïnjecteerde hoeveelheid is in de onderhavige zaken het duizendvoudige van de hoeveelheid die bij een prikincident het lichaam binnenkomt.
Het betoog van de raadsman treft dan ook geen doel.
Feit 4
Ten aanzien van aangever [aangever 3] is aan verdachte ten laste gelegd dat hij samen met een ander of anderen — kort gezegd — in de periode 15 februari 2006 tot en met 31 maart 2006 die [aangever 3] opzettelijk heeft besmet met het hiv-virus. Dit zou zijn gebeurd door een (onbeschermde) dubbele anale penetratie van aangever. Op 28 juni 2006 kreeg aangever de uitslag dat hij besmet was met het hiv-virus.
De vraag die het hof moet beantwoorden is of er sprake is geweest van een dergelijke penetratie.
Volgens aangever [aangever 3] is hij in voornoemde periode door verdachte anaal gepenetreerd, niet door [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] zou dat overigens wel hebben geprobeerd. Alles gebeurde achter aangever, zodat hij geen zicht had op die gebeurtenissen. Wel voelde hij op een gegeven moment pijn aan zijn anus, waarna hij naar voren is gekropen.
Verdachte en [medeverdachte 1] bleken geen heel duidelijke herinneringen te hebben aan de bezoeken van aangever [aangever 3], toen de politie hun daarover ongeveer anderhalf jaar later vragen stelde. Overigens heeft [aangever 3] pas meer dan een jaar na de gebeurtenissen aangifte gedaan. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben een dubbele anale penetratie van [aangever 3] niet uitgesloten. Aangever heeft dat nadrukkelijk wel gedaan. Daarom is het hof het met de advocaat-generaal eens, dat het primair tenlastegelegde niet kan worden bewezen en dat vrijspraak moet volgen.
Het hof acht echter — anders dan de advocaat-generaal — ook de subsidiair ten laste gelegde poging niet bewezen. Onvoldoende duidelijk is geworden wat [medeverdachte 1] bij de bedoelde gelegenheid heeft gedaan. Volgens hem had hij zijn penis mogelijk ‘in die buurt’ toen [verdachte] [aangever 3] anaal penetreerde, maar hij kon zich niet voorstellen dat hij [aangever 3] toen ‘dubbel wilde gaan fucken’. Het hof heeft niet kunnen vaststellen wat er zich — achter [aangever 3] — heeft afgespeeld en wat het aandeel van [medeverdachte 1] daarin was. Duidelijke verklaringen ontbreken.
De opvatting van de advocaat-generaal dat er een begin van uitvoering van een dubbele penetratie was omdat [aangever 3] op een gegeven moment pijn aan zijn anus voelde, deelt het hof niet. Dat enkele feit is daartoe onvoldoende specifiek. Daarom moet ook ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde vrijspraak volgen.
Feiten 12A t/m H
Verdachte wordt voorts verweten dat hij zich samen met een ander of anderen aan een aantal zedendelicten heeft schuldig gemaakt. Het gaat om seksuele handelingen gepleegd met iemand van wie hij weet dat die zich in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht bevindt. De minst vergaande staat van deze drie situaties is het verminderd bewustzijn. Volgens de wetgever betreft dit ‘situaties tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, waarbij van de persoon in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij weerstand biedt aan seksuele verlangens van een ander’. 7.
Het hof heeft zich allereerst de vraag gesteld of uit de zich in het dossier bevindende gegevens (voldoende) duidelijk blijkt dat bij de aangevers van een dergelijk verminderd bewustzijn sprake is geweest. Beantwoording van die vraag is niet eenvoudig. Dat heeft te maken met verschillende omstandigheden, die ook door de raadsman zijn aangestipt.
In vrijwel alle gevallen is er eerst na verloop van vele maanden aangifte gedaan en zijn verdachten als gevolg daarvan ook pas maanden — of in één geval pas jaren — na de vermeende gedragingen gehoord. Het is een feit van algemene bekendheid dat het moeilijker wordt de herinnering zuiver te houden en details te onthouden naarmate de tijd verstrijkt. Bovendien bezochten sommige aangevers de seksparty's van verdachten, waar een en ander (in de meeste gevallen) zou hebben plaatsgevonden, meermalen, hoewel de verklaringen over de frequentie van de bezoeken nogal uiteen lopen. Verdachten komen vaak tot een groter aantal dan (sommige) aangevers. Daarnaast speelden op die party's zowel alcohol als XTC een rol. Ook was er sprake van GHB-gebruik, al dan niet vrijwillig. Door het drugsgebruik zijn sommige aangevers hele stukken van de betreffende tijd kwijt, van andere stukken blijken zij nog goed op de hoogte te zijn.
Het hof zal hierna per aangever beoordelen of (wettig en overtuigend bewijsbaar) sprake is geweest van (voor verdachte kenbaar) ‘verminderd bewustzijn’.
feit 12A
Aangever [aangever 1] is opzettelijk met het hiv-virus besmet door [verdachte] en [medeverdachte 1]. Zij hebben besmet bloed in diens anus gespoten. [aangever 1] heeft het naar eigen zeggen niet gemerkt en weet ook niet wanneer het is gebeurd. Hij is wel eens op de bank in slaap gevallen en volgens verdachte was hij ook wel eens ‘suffig’. Volgens verdachte en [medeverdachte 1] was [aangever 1] op het moment van inspuiten evenwel actief bezig met seks. Uit de verklaringen valt niet af te leiden dat op het moment waarop de tenlastelegging is toegespitst (namelijk het moment van het inspuiten) sprake was van verminderd bewustzijn bij [aangever 1], zodat reeds daarom vrijspraak moet volgen.
feiten 12B, 12C en 12E
Aangevers [aangever 2], [aangever 4] en [aangever 5] zijn opzettelijk besmet met het hiv-virus door middel van een injectie in hun bil. De steller van de tenlastelegging ziet die injectie als een seksueel binnendringen van het lichaam, dan wel als ontuchtige handeling. In deze gevallen zou het gaan om personen die in een voor verdachte kenbare staat van verminderd bewustzijn waren.
Of zij zich op het moment van injecteren in een dergelijke staat bevonden is niet buiten redelijke twijfel vast te stellen. [aangever 2] heeft iets prikkends bij zijn anus/kringspier gevoeld en een tweede prik bij een volgend bezoek. [aangever 4], die meerdere bezoeken aan de [straat a] heeft gebracht, verklaarde over een stijve bil als na een injectie. [aangever 5] weet zich weinig te herinneren; hij heeft echter vijf bezoeken gebracht aan de woning van verdachte aan de [straat a], hetgeen de vaststelling van het moment mede bemoeilijkt.
Ofschoon er in de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 1] wel aanwijzingen zijn te vinden dat er momenten zijn geweest waarop voor hen duidelijk was dat aangevers niet meer helder van geest waren, zijn die momenten niet te koppelen aan het injecteren met besmet bloed. Op welk moment die injectie precies heeft plaatsgevonden en of aangevers toen in een staat van verminderd bewustzijn waren, waarbij weerstand bieden in redelijkheid niet kon worden verwacht, is niet vast te stellen. Vrijspraak is daarom het gevolg. In het midden kan hier blijven of het injecteren in de bil als seksueel binnendringen dan wel een ontuchtige handeling kan worden aangemerkt.
feit 12D
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs vrijspraak moet volgen van dit feit (aangever [aangever 7]).
feit 12G
De advocaat-generaal heeft vrijspraak gevorderd van het zedendelict voor zover het aangever [aangever 6] betreft, omdat uit diens reactie op de injectie (hij sprong op) duidelijk blijkt dat hij nog voldoende bij bewustzijn was om zich aan het door hem niet gewenste injecteren te onttrekken. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat vrijspraak moet volgen ter zake van dit verwijt.
feiten 12F en 12H
Was er bij de aangevers [aangever 8] en [aangever 9] sprake van verminderd bewustzijn?
Aangever [aangever 8] gaf aan niets meer te weten en sprak over een zwart gat in zijn geheugen. [aangever 8] werd door [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] achtereenvolgens goed dronken, erg bezopen en behoorlijk aangeschoten genoemd. Aannemelijk is dat aangever in een staat van verminderd bewustzijn was, kenbaar voor de anderen. Of er echter op dat moment sprake is geweest van de seksuele handelingen waarover de tenlastelegging het heeft, blijkt niet. Op welk moment die ten laste gelegde handelingen precies hebben plaatsgevonden en of [aangever 8] toen in een staat van verminderd bewustzijn was, waarbij weerstand bieden in redelijkheid niet kon worden verwacht, is niet vast te stellen. Vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde is daarom het gevolg.
[aangever 9] is naar eigen zeggen ‘out’ gegaan, hetgeen (kennelijk) door niemand is opgemerkt. [aangever 9] staat alleen in zijn bewering, hetgeen overigens niet betekent dat die niet waar is. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet volgen. Niet wettig en overtuigend is bewezen dat bij [aangever 9] tijdens de seksuele handelingen sprake is geweest van een (voor anderen kenbaar) verminderd bewustzijn, waarbij weerstand bieden in redelijkheid niet kon worden verwacht.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 4, 12A, 12B, 12C, 12D, 12E, 12F, 12G, 12H, 13B en 14B aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 3 primair, 5 primair, 7 primair, 11, 13A primair en 14A primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
hij in de periode van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005, in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander, aan een persoon, te weten [aangever 1], opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met zijn mededader, die [aangever 1], opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met HIV besmet bloed in de anus te spuiten, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof;
- 3.
hij in de periode van 27 januari 2006 tot en met 31 maart 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander, aan een persoon, te weten [aangever 2], opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met zijn mededader die [aangever 2], opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met HIV besmet bloed in de bil te injecteren, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof;
- 5.
hij in de periode van 1 februari 2006 tot en met 30 april 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander, aan een persoon, te weten [aangever 4], opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met zijn mededader die [aangever 4], opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met HIV besmet bloed in de bil te injecteren, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof;
- 7.
hij in de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 december 2006, in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander, aan een persoon, te weten [aangever 5], opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met zijn mededader die [aangever 5], opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met HIV besmet bloed in de bil te injecteren, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof;
- 11.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2006 tot en met 30 mei 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade, aan een persoon, te weten [aangever 6], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen en in vereniging met een ander, na kalm beraad en rustig overleg, die [aangever 6] met HIV besmet bloed in zijn bil heeft getracht te injecteren, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 13A.
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 12 mei 2007 in Nederland, meermalen, opzettelijk heeft verstrekt en vervoerd hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
- 14A.
hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 12 mei 2007 in Nederland, meermalen, opzettelijk heeft verstrekt en vervoerd hoeveelheden van een materiaal bevattende 4-hydroxy-boterzuur (GHB), zijnde 4-hydroxyboterzuur een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair,
3 primair, 5 primair, 7 primair, 11, 13A primair en 14A primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
feiten 1 primair, 3 primair, 5 primair en 7 primair, telkens:
medeplegen van zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, terwijl het misdrijf wordt gepleegd door toediening van een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof;
feit 11:
medeplegen van poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, terwijl het misdrijf wordt gepleegd door toediening van een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof;
feit 13A:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 14A:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Omtrent verdachte is door B.T. Takkenkamp, psychiater en vast gerechtelijk deskundige, op 25 juni 2007 en 14 januari 2008 naar aanleiding van de ten laste gelegde feiten een tweetal psychiatrische rapporten uitgebracht, welke rapporten — zakelijk weergegeven — als conclusie inhouden dat bij verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten elementen aanwezig waren van een ziekelijke stoornis der geestvermogens in de vorm van misbruik van alcohol en drugs, maar dat er geen harde aanwijzingen zijn voor een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De deskundige heeft gemotiveerd aangegeven waarom er zijns inziens geen sprake is van het psychische ziektebeeld seksueel masochisme dan wel seksueel sadisme. De verdachte dient volgens hem met betrekking tot het ten laste gelegde als volledig toerekeningsvatbaar te worden beschouwd.
Voorts is omtrent verdachte door J. de Hoop, klinisch psycholoog en vast gerechtelijk deskundige, op 23 juli 2007 naar aanleiding van de ten laste gelegde feiten een psychologisch rapport uitgebracht, welk rapport — zakelijk weergegeven — als conclusie inhoudt dat bij verdachte geen sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Volgens de deskundige zijn de geconstateerde afhankelijke en ontwijkende persoonlijkheidskenmerken niet dermate fors dat van een persoonlijkheidsstoornis gesproken kan worden. Voorts ontbreekt het de verdachte niet aan intelligentie en het vermogen kritisch na te denken en kritisch te oordelen. Ten tijde van het ten laste gelegde was wel sprake van fors middelenmisbruik en hoogst waarschijnlijk een pathologische relatie met de mededader. Concluderend dient verdachte volgens de deskundige met betrekking tot het ten laste gelegde als volledig toerekeningsvatbaar te worden beschouwd.
Ten slotte is op verzoek van de raadsman van verdachte op 18 september 2008 naar aanleiding van de ten laste gelegde feiten een psychologisch rapport uitgebracht door J.J. Baneke, klinisch en forensisch psycholoog en vast gerechtelijk deskundige. Baneke komt tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van terugkerende depressieve episodes, alcoholmisbruik en -afhankelijkheid (in remissie) en seksueel masochisme, één en ander in samenhang met een ernstige neurotische stoornis met afhankelijke en (sado)masochistische persoonlijkheidstrekken. Volgens Baneke zijn deze ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ten dele van invloed geweest op verdachtes gedragskeuzen c.q. gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde en dient verdachte derhalve met betrekking tot het ten laste gelegde als verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd.
Gelet op de inhoud van de rapporten van Takkenkamp en De Hoop en de indruk die het hof uit het dossier en ter zitting zelf van verdachte heeft gekregen, kan het hof zich verenigen met de conclusies in deze rapporten dat verdachte als volledig toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Het hof neemt deze conclusies dan ook over en maakt die tot de zijne.
Nu is gebleken dat verdachte het ten laste gelegde volledig valt toe te rekenen en er ook anderszins geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft samen met medeverdachte [medeverdachte 1] in de periode van 1 juli 2005 t/m 31 december 2006 een viertal mannen opzettelijk en met voorbedachten rade met het hiv-virus besmet door hen in te spuiten dan wel te injecteren met besmet bloed. Bij een vijfde man hebben zij dat geprobeerd, maar is het mislukt.
Verdachte is er samen met [medeverdachte 1] verantwoordelijk voor dat vier relatief jonge mannen verder door het leven moeten gaan in de wetenschap dat zij lijden aan een chronische ziekte, waarvoor tegenwoordig weliswaar een — zeer zware — therapie voorhanden is, maar waarbij ook nog steeds een redelijke kans op overlijden bestaat. Ook bij een succesvolle behandeling zal, aldus de deskundige Danner, de levensverwachting waarschijnlijk (iets) korter zijn dan die van een gezond persoon. Het hof beschikt niet over slachtofferverklaringen van alle aangevers in deze zaak, maar wel over informatie van de deskundige Danner die zich al ruim 25 jaar intensief met hiv-patiënten bezighoudt. Die informatie houdt in dat het over het algemeen als een zware psychische last wordt ervaren om van een klachtenvrij persoon in een (pillenslikkende) patiënt te veranderen. Meermalen per jaar maakt men een periode van grote onzekerheid door, wanneer bloedonderzoek uit moet wijzen hoe ver de ziekte is gevorderd en — daarmee samenhangend — of met de zware behandeling begonnen moet worden. Patiënten die het stadium van de ziekte hebben bereikt waarin inname van medicatie noodzakelijk is om te overleven, kunnen te maken krijgen met de soms zeer ernstige bijwerkingen van deze medicatie, zoals derealisatie- of depersonalisatieverschijnselen (je vervreemd voelen van je omgeving of van jezelf en/of je eigen lichaam) of lipodystrofie (een herverdeling van het vetweefsel over het lichaam). Deze laatste aandoening is vooral gevreesd vanwege de mogelijkheid van het krijgen van het ‘doodshoofduiterlijk’, waarover door Danner is gerapporteerd.
Los van de medische consequenties zullen de slachtoffers ook te maken krijgen met de maatschappelijke consequenties die het zijn van hiv-patiënt met zich brengt. Er bestaan nog steeds vooroordelen in de samenleving omtrent hiv, hetgeen ertoe leidt dat hiv-patiënten worden gestigmatiseerd en gediscrimineerd. Bij het aangaan van nieuwe (seksuele) relaties is de kans op afwijzing aanzienlijk groter dan bij een gezond persoon. Bovendien krijgt een hiv-patiënt te maken met een aantal praktische nadelen. Zo hanteren verschillende landen inreisverboden voor hiv-patiënten, kunnen bepaalde verzekeringen niet worden afgesloten of alleen tegen een (veel) hogere premie en kunnen hiv-patiënten problemen ondervinden bij het afsluiten van hypotheken of andere leningen.
Aangezien verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten zelf al met het hiv-virus besmet was, moeten deze gevolgen de verdachte bekend zijn geweest. Deze kennis heeft hem er niet van weerhouden om samen met [medeverdachte 1] over te gaan tot het injecteren van met hiv besmet bloed bij aangevers. Weliswaar blijkt uit het dossier dat [medeverdachte 1] in dezen de initiatiefnemer is geweest, maar verdachte heeft telkenmale vrijwillig meegewerkt. Hiermee heeft hij blijk gegeven van een immense minachting voor het welzijn van anderen.
Gedurende het proces is er meermalen op gewezen dat de aangevers vrijwillig naar de seksbijeenkomsten zijn gekomen en zich daar vrijwillig — door het hebben van onbeschermde seks met meerdere mannen — bloot hebben gesteld aan het risico om met hiv besmet te raken. Het hof stelt evenwel vast dat uit de aangiftes blijkt dat dit risicovolle gedrag (mede) werd ingegeven door mededelingen van medeverdachte [medeverdachte 1] die erop neerkwamen dat hij een medisch beroep uitoefende en dus wist waar hij mee bezig was, alsmede mededelingen die inhielden dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte] zich regelmatig lieten testen op hiv en dat zij 100% gezond waren, welke laatste mededeling in ieder geval niet volledig op waarheid berustte. Hiermee werd de indruk gewekt dat aangevers zich veilig konden voelen omdat alles erop gericht was zo weinig mogelijk risico's te lopen op ziektes. Ook verdachte heeft aangevers in deze waan gelaten, terwijl hij nota bene zelf besmet was met het hiv-virus en daarvoor niet werd behandeld.
Bovendien hecht het hof eraan op te merken dat het risico waar de verdachten de aangevers aan hebben blootgesteld door middel van de injecties vele malen groter is dan het risico waaraan de aangevers zichzelf hebben blootgesteld en dat de aangevers hier nimmer — impliciet dan wel expliciet — mee hebben ingestemd. Evenmin hadden zij hiervoor — gezien de hiervoor beschreven gecreëerde sfeer — beducht hoeven zijn. Het eventuele risicovolle gedrag van de aangevers doet dan ook geenszins af aan de ernst van de door verdachte gepleegde feiten.
Verdachte heeft zich voorts in de periode van 1 januari 2005 t/m 12 mei 2007 meermalen schuldig gemaakt aan overtredingen van de Opiumwet door XTC (bevattende MDMA) en GHB aan [medeverdachte 1] te verstrekken en voor hem te vervoeren. Aldus heeft verdachte het gebruik bevorderd van stoffen die schadelijk zijn voor de volksgezondheid.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 25 mei 2009, waaruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld ter zake van overtreding van de Wegenverkeerswet (1994). Verdachte is niet eerder veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten als de onderhavige.
Gelet op de ernst van met name de geweldsdelicten kan niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft het hof in aanmerking genomen dat verdachte niet als initiatiefnemer van de geweldsdelicten dient te worden aangemerkt. Voorts heeft het hof in aanmerking genomen dat verdachte (vrijwel) vanaf het begin van de politieverhoren openheid van zaken heeft gegeven omtrent de door hem gepleegde delicten. Hij heeft derhalve verantwoordelijkheid genomen voor zijn eigen handelen. Gelet op het voorgaande — en mede in aanmerking genomen dat verdachte ter zake van minder delicten wordt veroordeeld dan medeverdachte [medeverdachte 1] — dient aan verdachte een lagere straf te worden opgelegd dan aan medeverdachte [medeverdachte 1].
Alles overwegende zal het hof een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 9 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. Deze straf is aanzienlijk hoger dan de straf die door de rechtbank was opgelegd. Dit verschil wordt veroorzaakt door het feit dat het hof (kennelijk) veel zwaarder tilt aan de ernst van met name de doelbewuste hiv-besmettingen en de hiervoor beschreven gevolgen daarvan voor de slachtoffers. Bovendien acht het hof — anders dan de rechtbank, die in deze gevallen steeds tot een strafbare poging kwam — de voltooide geweldsdelicten bewezen en acht het hof de verdachte ter zake van deze delicten volledig toerekeningsvatbaar.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 302, 303 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2, 4, 6, 8, 9, 10 en 12 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 4, 12A, 12B, 12C, 12D, 12E, 12F, 12G, 12H, 13B en 14B ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 primair, 3 primair, 5 primair, 7 primair, 11, 13A primair en 14A primair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 3 primair,
5 primair, 7 primair, 11, 13A primair en 14A primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van negen jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. L.T. Wemes, in tegenwoordigheid van mr. E. Hoekstra als griffier.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 22‑01‑2010
Poz-bloed is met het hiv-virus besmet bloed.
(Aanvullend) rapport van prof. dr. S.A. Danner van 23 oktober 2007 respectievelijk 1 november 2007.
Verklaring prof. dr. A-M. Vandamme ter terechtzitting van het hof op 8 juni 2009.
Verklaring verdachte [medeverdachte 1], proces-verbaal van verhoor nr. PL01KG/07-018679, d.d. 21 mei 2007 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3 en verbalisant 2], beiden hoofdagent van regiopolitie Groningen (pagina 54 van ordner 4 van een dossier met nr. 07-004256).
www.sanquin.nl: ‘Een liter bloed weegt ongeveer één kilogram’.
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Gemeentewet (partiële wijziging zedelijkheidswetgeving), Nota n.a.v. het verslag, Kamerstuk 2001–2002, 27745, nr. 6, p. 22.