De procesovereenkomst
Einde inhoudsopgave
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/5.3.3.2:5.3.3.2 Duitse literatuur
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/5.3.3.2
5.3.3.2 Duitse literatuur
Documentgegevens:
M.W. Knigge, datum 24-10-2012
- Datum
24-10-2012
- Auteur
M.W. Knigge
- JCDI
JCDI:ADS390711:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In de Duitse literatuur is door zowel Schlosser als Wagner aandacht besteed aan de mogelijkheid om bij overeenkomst natuurlijke verbintenissen in het leven te roepen. Volgens Wagner bestaat er wel degelijk verschil tussen deze overeenkomst en de overeenkomst waarbij de bevoegdheid om te klagen wordt uitgesloten. Wagner gaat eerst uitgebreid in op de vraag wat precies onder het Klagerecht' moet worden verstaan. In de Duitse literatuur bestaat discussie over de verhouding tussen het Klagerecht' en de materiële aanspraak. Sommige auteurs zien het Klagerecht' als materieelrechtelijk van aard, terwijl anderen dit als een procesrechtelijk begrip beschouwen. Daarnaast is in de literatuur het overkoepelende begrip Rechtsschut-zanspruch' ontwikkeld, waaronder een tegen de staat gerichte aanspraak op een gunstig oordeel wordt verstaan. Deze Rechtsschutzanspruch' zou uit materieelrech-telijke en procesrechtelijke elementen zijn samengesteld.1 Wagner zelf ziet het Klagerecht' als procesrechtelijk van aard. Het gaat daarbij volgens hem om de bevoegdheid een aanspraak gerechtelijk geldend te maken.2 In dit opzicht bestaat in zijn opvatting een verschil met de natuurlijke verbintenis. In geval van een natuurlijke verbintenis ontbreekt namelijk niet dit procesrechtelijke Klagerecht', maar de materieelrechtelijke bevoegdheid om te vorderen ( Einforderungsbefugnis'). Dit blijkt uit het feit dat de schuldeiser in geval van een natuurlijke verbintenis ook buitengerechtelijk zijn aanspraak niet af kan dwingen. Verrekening is bijvoorbeeld uitgesloten. Een vordering tot nakoming van een natuurlijke verbintenis wordt dan ook op inhoudelijke gronden afgewezen, en niet op grond van het feit dat het instellen van een vordering ontoelaatbaar zou zijn.3
Hoewel Wagner dus een duidelijk verschil ziet tussen beide overeenkomsten, ziet hij in de mogelijkheid om bij overeenkomst natuurlijke verbintenissen te creëren wel een argument dat ook een procesrechtelijke overeenkomst mogelijk is. Het is volgens Wagner namelijk niet duidelijk waarom partijen wel over de materieelrechtelijke bevoegdheden tot afdwinging van hun rechten zouden kunnen beschikken, maar niet over de procesrechtelijke. Indien zij de mogelijkheid van verrekening kunnen uitsluiten, moeten zij ook kunnen beschikken over de bevoegdheid een aanspraak gerechtelijk geldend te maken.4
Ook Schlosser ziet in het bestaan van de mogelijkheid om bij overeenkomst natuurlijke verbintenissen in het leven te roepen een argument om de overeenkomst waarbij de bevoegdheid een vordering in te stellen wordt uitgesloten, toelaatbaar te achten. Volgens Schlosser geldt dat, als er al een verschil bestaat tussen beide, de overeenkomst waarbij een natuurlijke verbintenis wordt gecreëerd een verdergaande afspraak is. In geval van een natuurlijke verbintenis wordt het afdwingen van de aanspraak namelijk in zijn geheel onmogelijk gemaakt, terwijl bij uitsluiting van het 'Klagerecht' slechts de gerechtelijke afdwingbaarheid wordt onthouden.5