Einde inhoudsopgave
Wet verplichte beroepspensioenregeling
Artikel 1 Definities
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
03-06-2023, Stb. 2023, 216 (uitgifte: 30-06-2023, kamerstukken: 36067)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-06-2023, Stb. 2023, 218 (uitgifte: 30-06-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- —
aanspraakgerechtigde: persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen;
- —
accountant: een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
- —
afkoop: iedere handeling waardoor pensioenaanspraken en pensioenrechten hun pensioenbestemming verliezen, behoudens in geval van toepassing van de artikelen 66, vijfde lid, 129 of 214a, tweede lid, of van artikel 3A:85 van de Wet op het financieel toezicht;
- —
arbeidsongeschiktheidspensioen: een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is, wegens arbeidsongeschiktheid van de beroepsgenoot of gewezen beroepsgenoot, waarop recht bestaat nadat de arbeidsongeschiktheid 104 weken heeft geduurd of, indien er sprake is van een beroepsgenoot in loondienst, waarop recht bestaat na afloop van de periode bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Ziektewet of, indien de beroepsgenoot Ziektewetuitkering ontvangt, na afloop van de periode bedoeld in artikel 29, vijfde en tiende lid, van de Ziektewet;
- —
basispensioenregeling: de collectieve beroepspensioenregeling of het deel van de beroepspensioenregeling waaraan de beroepsgenoot op basis van de beroepspensioenregeling gehouden is om deel te nemen;
- —
beëindiging van de deelneming: het beëindigen van de pensioenverwerving op basis van de beroepspensioenregeling anders dan door:
- 1°
het overlijden van de beroepsgenoot; of
- 2°
het ingaan van het ouderdomspensioen;
- —
beroepsgenoot: een natuurlijk persoon die deel uitmaakt van een bepaalde beroepsgroep;
- —
beroepspensioenfonds: een voor een bepaalde beroepsgroep werkend pensioenfonds, als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, dat is opgericht ter uitvoering van een beroepspensioenregeling;
- —
beroepspensioenregeling:
- 1°
door beroepsgenoten overeengekomen rechten en plichten ten aanzien van pensioen ten behoeve van beroepsgenoten en gewezen beroepsgenoten, dan wel
- 2°
indien de aan een beroepspensioenregeling deelnemende zelfstandige of beroepsgenoot in een andere lidstaat dan Nederland is gevestigd, een overeenkomst, een trustakte of voorschriften waarin is bepaald welke pensioenuitkeringen worden toegezegd en onder welke voorwaarden;
- —
beroepspensioenvereniging: een vereniging waarvan beroepsgenoten lid zijn en die volledige rechtsbevoegdheid bezit, waarvan het statutaire doel uitsluitend omvat het verzorgen van een beroepspensioenregeling en waarbij het lidmaatschap niet automatisch voortvloeit uit het lidmaatschap van enig andere organisatie of uit het deelnemen in een beroepspensioenregeling;
- —
beschermingsrendement: de vermogensbijschrijving die ervoor zorgt dat de, uit het opgebouwde pensioenvermogen te financieren, toekomstige pensioenuitkeringen en lopende pensioenuitkeringen nominaal stabiel blijven, dat wordt gefinancierd vanuit het totaal behaalde rendement en looptijdafhankelijk wordt toebedeeld aan de vermogens op basis van marktwaardering, waarbij toedelingsregels worden gehanteerd;
- —
bevoegde autoriteiten: nationale autoriteiten van andere lidstaten dan Nederland als bedoeld in artikel 6, onderdeel 8, van richtlijn 2016/2341/EU;
- —
bijdrage: iedere geldsom die wordt voldaan aan een pensioenuitvoerder in het kader van de uitvoering van beroepspensioenregelingen en uitvoeringsovereenkomsten;
- —
- —
buitenlandse instelling: een instelling met zetel buiten Nederland, niet zijnde een pensioeninstelling of verzekeraar in een andere lidstaat, een lidstaat van de Europese Unie of een instelling als bedoeld in artikel 81, tweede lid;
- —
collectief toedelingsmechanisme: wijze waarop financiële mee- en tegenvallers collectief worden verwerkt in variabele uitkeringen van flexibele premieregelingen;
- —
deelnemer: de beroepsgenoot die op grond van een beroepspensioenregeling pensioenaanspraken verwerft jegens de pensioenuitvoerder;
- —
dekkingsgraad: de verhouding tussen het vermogen inzake de bij een beroepspensioenfonds ondergebrachte beroepspensioenregeling of beroepspensioenregelingen en de technische voorzieningen van een beroepspensioenfonds;
- —
elektronisch: door middel van een elektronische informatiedrager die de ontvanger in staat stelt de verstrekte informatie duurzaam te bewaren;
- —
flexibele premieregeling: premieregeling waarbij de premie individueel wordt belegd en waarbij het kapitaal voortvloeiend uit de premie vanaf de pensioendatum wordt aangewend voor financiering van een variabele uitkering of voor de aankoop van een vastgestelde uitkering;
- —
gedetacheerd beroepsgenoot: een beroepsgenoot die in een andere lidstaat wordt gedetacheerd om daar te werken en die krachtens titel II van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van de Europese gemeenschappen van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de gemeenschap verplaatsten (Pb EG L 149), onderworpen blijft aan de wetgeving van de lidstaat van oorsprong;
- —
gepensioneerde: pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan;
- —
gewezen deelnemer: de beroepsgenoot of gewezen beroepsgenoot die geen pensioenaanspraken op grond van de beroepspensioenregeling meer verwerft jegens de pensioenuitvoerder en die bij beëindiging van de deelneming pensioenaanspraken heeft behouden jegens de pensioenuitvoerder;
- —
lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
- —
nabestaandenpensioen: partnerpensioen of wezenpensioen;
- —
nettopensioen: ouderdomspensioen of nabestaandenpensioen in de vorm van een nettopensioen als bedoeld in afdeling 5.3B van de Wet inkomstenbelasting 2001;
- —
ontvangende pensioenuitvoerder: de pensioenuitvoerder aan wie in het kader van waardeoverdracht waarde wordt overgedragen;
- —
Onze Minister: Onze Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen;
- —
ouderdomspensioen: een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is, voor de beroepsgenoot of de gewezen beroepsgenoot bij wijze van inkomensvoorziening bij ouderdom;
- —
overdrachtswaarde: de ten behoeve van de waardeoverdracht vastgestelde waarde van de over te dragen pensioenaanspraken of pensioenrechten;
- —
overdragende pensioenuitvoerder: de pensioenuitvoerder die in het kader van waardeoverdracht waarde overdraagt aan een andere pensioenuitvoerder;
- —
overrendement: het saldo van het totaal behaalde rendement op de beleggingen, de ontwikkeling van de levensverwachting en het sterfteresultaat en het toebedeelde beschermingsrendement op basis van de toedelingsregels;
- —
partner:
- a.
echtgenoot;
- b.
geregistreerd partner; of
- c.
partner in de zin van de beroepspensioenregeling zijnde de meerderjarige persoon die met de beroepsgenoot of de gewezen beroepsgenoot een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad, een bloedverwant in de tweede graad in de rechte lijn, een meerderjarig stiefkind of meerderjarig voormalig pleegkind;
- —
partnerpensioen: een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is, voor de partner of gewezen partner wegens het overlijden van de beroepsgenoot of gewezen beroepsgenoot;
- —
partnerrelatie: huwelijk, geregistreerd partnerschap of partnerrelatie in de zin van de beroepspensioenregeling;
- —
pensioen: ouderdomspensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen of nabestaandenpensioen;
- —
pensioenaanspraak: het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening;
- —
pensioenbewaarder: de pensioenbewaarder, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
- —
pensioeneenheid: eenheid van deelname in een beleggingsportefeuille, waarbij de waarde fluctueert met de koersontwikkeling van deze portefeuille en eventueel met de ontwikkeling van de levensverwachting;
- —
pensioengerechtigde: persoon voor wie op grond van de beroepspensioenregeling het pensioen is ingegaan;
- —
pensioeninstelling uit een andere lidstaat: een op basis van kapitaaldekking gefinancierde instelling, ongeacht de rechtsvorm, die zetel heeft in een andere lidstaat dan Nederland en die onafhankelijk van enige bijdragende onderneming of bedrijfstak is opgericht met als doel het verstrekken van arbeidsgerelateerde pensioenuitkeringen op basis van een als volgt gesloten overeenkomst:
- 1°
individueel of collectief tussen een of meerdere werkgevers en een of meerdere werknemers of hun respectievelijke vertegenwoordigers, of
- 2°
individueel of collectief met zelfstandigen,
en die hiermee rechtstreeks verband houdende werkzaamheden verricht;
- —
pensioenrecht: het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening;
- —
pensioenreglement: de door de pensioenuitvoerder opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen pensioenuitvoerder en deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde;
- —
pensioenuitvoerder: een beroepspensioenfonds, of een premiepensioeninstelling of verzekeraar die zetel heeft in Nederland;
- —
pensioenverplichtingen: verplichtingen van de pensioenuitvoerder uit hoofde van pensioenaanspraken en pensioenrechten;
- —
premie: de in geld uitgedrukte periodiek vastgestelde structurele prestatie die verschuldigd is aan de pensioenuitvoerder en die bestemd is voor pensioen en de daaraan verbonden kosten;
- —
premie-uitkeringsregeling: premieregeling uitgevoerd door een verzekeraar of door een premiepensioeninstelling waarbij de premie individueel wordt belegd, waarbij de premie of het kapitaal voortvloeiend uit de premie in de laatste 15 jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, kan worden aangewend voor aankoop van een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum en waarbij het resterend kapitaal vanaf de pensioendatum wordt aangewend voor financiering van een variabele uitkering of voor de aankoop van een vastgestelde uitkering;
- —
premiepensioeninstelling: een premiepensioeninstelling die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van premiepensioeninstelling mag uitoefenen;
- —
premieregeling: een beroepspensioenregeling inzake een vastgestelde premie die uiterlijk op de pensioendatum wordt omgezet in een vastgestelde of variabele pensioenuitkering;
- —
projectierendement: het ingerekende toekomstig rendement voor de vaststelling van variabele uitkeringen;
- —
richtlijn 2016/2341/EU: richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (PbEU L 2016, 354);
- —
risicodelingsreserve: een collectieve vermogensreserve waarmee in een flexibele premieregeling financiële mee- of tegenvallers kunnen worden gedeeld;
- —
risicohouding: de vastgestelde mate waarin een groep deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden bereid is beleggingsrisico’s te lopen met oog op hun doelstellingen en de mate waarin deze groep beleggingsrisico’s kan dragen gegeven de kenmerken van deze groep;
- —
risicovrije rente: de door De Nederlandsche Bank N.V. gepubliceerde actuele rentetermijnstructuur;
- —
scheiding: echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door dood, vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk of beëindiging van een partnerrelatie in de zin van de beroepspensioenregeling;
- —
schriftelijk: in schrifttekens op papier;
- —
solidaire premieregeling: premieregeling waarbij de premie collectief wordt belegd, de resultaten in ieder geval naar leeftijdscohorten worden toebedeeld en waarbij het voor pensioenuitkering bestemd vermogen gedurende de uitkeringsfase wordt aangewend voor financiering van een variabele uitkering;
- —
solidariteitsreserve: een collectieve vermogensreserve waarmee in een solidaire premieregeling financiële mee- of tegenvallers kunnen worden gedeeld;
- —
toedelingskring: groep personen waarop een collectief toedelingsmechanisme wordt toegepast;
- —
toedelingsregels: de wijze waarop bij de solidaire premieregeling financiële mee- of tegenvallers als gevolg van het collectief gevoerde beleggingsbeleid, de ontwikkeling van de levensverwachting en het sterfteresultaat via beschermingsrendementen en overrendementen in de voor pensioenuitkering bestemde vermogens of in de solidariteitsreserve worden verwerkt;
- —
toeslag: een verhoging van:
- a.
een pensioenrecht in de vorm van een vastgestelde uitkering; of
- b.
een pensioenaanspraak in de vorm van een aanspraak op een vastgestelde uitkering, mits die verhoging geen verband houdt met een verhoging van de pensioengrondslag, de toename van het in aanmerking te nemen aantal jaren of een wijziging van de beroepspensioenregeling;
- —
toezichthouder: de Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 146;
- —
uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst tussen de beroepspensioenvereniging en de pensioenuitvoerder over de uitvoering van de beroepspensioenregeling;
- —
verplichtstelling: de verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling op grond van artikel 5, eerste lid;
- —
verzekeraar: een verzekeraar die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen;
- —
voorwaarden in verband met de partnerrelatie: huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of voorwaarden in verband met een partnerrelatie in de zin van de beroepspensioenregeling;
- —
vrijwillige pensioenregeling: het deel van de beroepspensioenregeling waaraan de beroepsgenoot op basis van de beroepspensioenregeling de mogelijkheid heeft om deel te nemen;
- —
waardeoverdracht: iedere handeling waarbij de waarde van opgebouwde pensioenaanspraken of pensioenrechten wordt aangewend ten behoeve van:
- 1°
andere pensioenaanspraken of pensioenrechten bij dezelfde of een andere pensioenuitvoerder; of
- 2°
dezelfde pensioenaanspraken of pensioenrechten bij een andere pensioenuitvoerder;
- —
wezenpensioen: een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is, voor een kind tot wie de overleden beroepsgenoot of gewezen beroepsgenoot als ouder in familierechtelijke betrekking stond of voor diens stief- of pleegkind, wegens het overlijden van de beroepsgenoot of gewezen beroepsgenoot;
- —
zetel: de plaats waar een rechtspersoon volgens zijn statuten of reglementen is gevestigd of, indien het een pensioenfonds, beroepspensioenfonds of pensioeninstelling uit een andere lidstaat betreft, de plaats waar deze volgens zijn statuten of reglementen is gevestigd en zijn hoofdbestuur heeft of, indien het een pensioeninstelling uit een andere lidstaat betreft die geen rechtspersoon is of een natuurlijke persoon betreft, de plaats waar die pensioeninstelling of persoon zijn hoofdbestuur heeft.
2.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan onder beroepspensioenvereniging: een daarmee door Onze Minister gelijkgestelde instelling.