Einde inhoudsopgave
Wet verplichte beroepspensioenregeling
Artikel 2 Nadere bepaling definities
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
03-06-2023, Stb. 2023, 216 (uitgifte: 30-06-2023, kamerstukken: 36067)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-06-2023, Stb. 2023, 218 (uitgifte: 30-06-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
Een uitkering voor een gemoedsbezwaarde als bedoeld in artikel 64, eerste lid, onderdeel a, van de Wet financiering sociale verzekeringen is geen pensioen in de zin van deze wet.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld op grond waarvan aanvullingen op een loonaanvullingsuitkering of een vervolguitkering als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen die geen arbeidsongeschiktheidspensioen zijn als bedoeld in artikel 1 worden aangemerkt als arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in dat artikel.
3.
De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
4.
Waar in deze wet sprake is van de Nederlandse sociale en arbeidswetgeving betreft dit in ieder geval de artikelen 1, 2, 2a, 19 tot en met 23, 28 tot en met 39, 44, 45, 48 tot en met 64, 66 tot en met 103 en 105.
5.
Een nettolijfrente als bedoeld in artikel 5.16, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is geen pensioen in de zin van deze wet.
6.
Voor de toepassing van de artikelen 75c, 132, derde lid, onderdeel a, 143a, 144 en 145, onderdeel b, wordt, voor zover het gaat om verzekeren bij een verzekeraar, onder verzekeraar mede verstaan een herverzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.