Einde inhoudsopgave
Protocol bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, inzake persistente organische verontreinigende stoffen
Bijlage V Beste beschikbare technieken voor de beperking van de emissie van persistente organische verontreinigende stoffen door belangrijke stationaire bronnen
Geldend
Geldend vanaf 13-12-2010
- Bronpublicatie:
18-12-2009, Trb. 2011, 142 (uitgifte: 19-08-2011, regelingnummer: 2009/3)
- Inwerkingtreding
13-12-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2009, Trb. 2011, 142 (uitgifte: 19-08-2011, regelingnummer: 2009/3)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
I. Inleiding
1
Het doel van deze bijlage is de Partijen bij het Verdrag richtlijnen te verschaffen voor het identificeren van de beste beschikbare technieken teneinde te kunnen voldoen aan de verplichtingen in artikel 3, vijfde lid, van het Protocol. Een door de Partijen tijdens een zitting van het uitvoerend orgaan aangenomen leidraad bevat een nadere beschrijving van en richtlijnen voor dergelijke beste beschikbare technieken. Deze leiddraad kan wanneer nodig bij consensus van de Partijen bijeen in het uitvoerend orgaan worden geactualiseerd.
2
Onder ‘beste beschikbare technieken’ (BBT) wordt verstaan: het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatiemethoden, waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om in beginsel het uitgangspunt voor de emissiegrenswaarden te vormen is aangetoond, met het doel emissies en effecten op het milieu in zijn geheel te voorkomen, of wanneer dat niet mogelijk blijkt algemeen te beperken:
- —
Onder ‘technieken’ wordt verstaan: zowel de toegepaste technieken als de wijze waarop de installatie wordt ontworpen, gebouwd, onderhouden, geëxploiteerd en ontmanteld;
- —
Onder ‘beschikbare’ technieken wordt verstaan: op zodanige schaal ontwikkeld dat de betrokken technieken, kosten en baten in aanmerking genomen, economisch en technisch haalbaar in de betrokken industriële context kunnen worden toegepast, onafhankelijk van de vraag of die technieken al dan niet op het grondgebied van de betrokken Lid-Staat worden toegepast of geproduceerd, mits zij voor de exploitant op redelijke voorwaarden toegankelijk zijn;
- —
Onder ‘beste’ wordt verstaan: het meest doeltreffend voor het bereiken van een hoog algemeen niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel.
Bij de bepaling van de beste beschikbare technieken moet in het algemeen of in specifieke gevallen bijzondere aandacht worden besteed aan onderstaande factoren, waarbij rekening moet worden gehouden met de te verwachten kosten en baten van een maatregel en het voorzorg- en het preventiebeginsel:
- —
Het gebruik van technologie die weinig afval oplevert;
- —
Het gebruik van minder gevaarlijke stoffen;
- —
De bevordering van terugwinning en hergebruik van stoffen die tijdens het proces ontstaan en worden gebruikt en van afvalstoffen;
- —
Vergelijkbare processen, installaties of exploitatiemethoden die met succes op industriële schaal zijn beproefd;
- —
De vooruitgang van de techniek en de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis; de aard, de effecten en de omvang van de emissie;
- —
De data van ingebruikneming van de nieuwe of bestaande installaties;
- —
De tijd die nodig is voor het omschakelen op een betere beschikbare techniek;
- —
Het verbruik en de aard van de grondstoffen (met inbegrip van water) die bij het proces worden gebruikt en de energie-efficiëntie daarvan;
- —
De noodzaak om de algehele milieueffecten en milieurisico's van de emissie te voorkomen of tot een minimum te beperken;
- —
De noodzaak om ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor het milieu tot een minimum te beperken.
Het is niet de bedoeling om aan de hand van het begrip beste beschikbare technieken bepaalde technieken of technologie voor te schrijven, maar om rekening te houden met de technische karakteristieken van de desbetreffende installatie, de geografische locatie en de plaatselijke milieusituatie.
3
De informatie over de effectiviteit en de kosten van beperkende maatregelen is gebaseerd op documenten die door de Task force en de Voorbereidende werkgroep voor POP's zijn ontvangen en geëvalueerd. Tenzij anders wordt aangegeven, worden de vermelde technieken op basis van de ervaring in de praktijk als ingeburgerd beschouwd.
4
Er wordt voortdurend nieuwe ervaring opgedaan met nieuwe installaties waar technieken met een geringe emissie worden gebruikt alsook met de aanpassing van bestaande installaties. Daarom zal regelmatige bewerking en aanpassing van de leidraad bedoeld in paragraaf 1 noodzakelijk zijn. De beste beschikbare technieken voor nieuwe installaties kunnen meestal ook voor bestaande installaties worden gebruikt, mits er een adequate overgangsperiode is en de technieken worden aangepast.
5
In de leidraad bedoeld in het eerste lid is een aantal beperkende maatregelen met uiteenlopende kosten en efficiency opgenomen. Bij de keuze van maatregelen voor een specifiek geval zal rekening worden gehouden met een aantal factoren, zoals de economische situatie, de technologische infrastructuur en capaciteit en eventuele reeds genomen maatregelen om de luchtverontreiniging te beperken.
6
De belangrijkste POP's die door stationaire bronnen worden uitgestoten zijn:
- a.
polychloordibenzo-p-dioxinen/furanen (PCDD/F);
- b.
hexachloorbenzeen (HCB);
- c.
polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's).
Definities van deze stoffen zijn opgenomen in bijlage III van dit Protocol.
II. Belangrijke stationaire bronnen van POP-uitstoot
7
PCDD/F worden uitgestoten door onvolledige verbranding of chemische reacties bij thermische processen waarbij organisch materiaal en chloor aanwezig zijn. Belangrijke stationaire bronnen van PCDD/F zijn:
- a.
Afvalverbranding met inbegrip van bijstoken;
- b.
Thermische metallurgische processen zoals de vervaardiging van aluminium en andere non-ferrometalen, ijzer en staal;
- c.
Verbrandingsinstallaties die energie leveren;
- d.
Huisverwarmingsinstallaties;
- e.
Specifieke chemische productieprocessen waarbij tussen- en nevenproducten vrijkomen.
8
Belangrijke stationaire bronnen van PAK-uitstoot zijn:
- a.
Woningverwarming met hout en kolen;
- b.
Open vuur, bijvoorbeeld bij vuilverbranding, bosbranden en afbranden na de oogst;
- c.
Kooks- en anodeproductie;
- d.
Aluminiumproductie (via het Soederberg-procédé);
- e.
Installaties voor houtverduurzaming, behalve voor een Partij waarvoor deze categorie geen significante bijdrage tot haar totale uitstoot van PAK's (zoals gedefinieerd in bijlage III) levert.
9
De emissie van HCB vindt plaats bij hetzelfde soort thermische en chemische processen als waarbij PCDD/F wordt uitgestoten en HCB ontstaat ook via een vergelijkbaar mechanisme. Belangrijke bronnen van HCB-emissie zijn:
- a.
Installaties voor afvalverbranding met inbegrip van bijstoken;
- b.
Thermische bronnen in de metallurgische industrie;
- c.
Gebruik van gechloreerde brandstof in oveninstallaties.