Einde inhoudsopgave
Protocol bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, inzake persistente organische verontreinigende stoffen
Artikel 4 Vrijstellingen
Geldend
Geldend vanaf 23-10-2003
- Bronpublicatie:
24-06-1998, Trb. 2000, 9 (uitgifte: 04-02-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
23-10-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-09-2003, Trb. 2003, 142 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Artikel 3, lid 1, is niet van toepassing op hoeveelheden van een stof die voor laboratoriumonderzoek of als referentiestandaard worden gebruikt.
2.
Een partij kan met betrekking tot een bepaalde stof vrijstelling van artikel 3, lid 1, onder a en c, verlenen, mits de vrijstelling niet wordt verleend of gebruikt op een manier die de doelstellingen van dit Protocol doorkruist, en uitsluitend voor de volgende doeleinden en onder de volgende voorwaarden:
- a.
Voor ander dan in lid 1 bedoeld onderzoek, indien:
- i.
Niet wordt verwacht dat tijdens het voorgenomen gebruik en de latere verwijdering een significante hoeveelheid van de stof in het milieu terecht zal komen;
- ii.
De doelstellingen en parameters van dat onderzoek door de partij moeten worden beoordeeld en goedgekeurd;
- iii.
Ingeval een significante hoeveelheid van een stof in het milieu terechtkomt, de vrijstelling onmiddellijk vervalt, passende maatregelen worden getroffen om de gevolgen daarvan te verhelpen en, voordat opnieuw onderzoek mag worden verricht, wordt overgegaan tot een evaluatie van de maatregelen ter voorkoming van emissies;
- b.
Voor het indien noodzakelijk beheersen van een noodsituatie in verband met de volksgezondheid, indien:
- i.
De partij niet over geschikte alternatieve maatregelen beschikt om de situatie te verhelpen;
- ii.
De maatregelen in verhouding staan tot de omvang en de ernst van de noodsituatie;
- iii.
Passende voorzorgsmaatregelen zijn getroffen om de volksgezondheid en het milieu te beschermen en ervoor te zorgen dat de stof niet wordt gebruikt buiten het geografische gebied waarvoor de noodsituatie geldt;
- iv.
De vrijstelling wordt verleend voor een termijn die niet langer is dan de duur van de noodsituatie;
- v.
Na afloop van de noodsituatie eventuele resterende voorraden van de stof worden onderworpen aan de bepalingen van artikel 3, lid 1, onder b;
- c.
Voor een minder belangrijke toepassing die door de partij essentieel wordt geacht indien:
- i.
De vrijstelling wordt verleend voor ten hoogste vijf jaar;
- ii.
De partij niet eerder krachtens dit artikel een desbetreffende vrijstelling heeft verleend;
- iii.
Voor het voorgenomen gebruik geen geschikte alternatieven voorhanden zijn;
- iv.
De partij een raming heeft gemaakt van de uit de vrijstelling voortvloeiende emissie van de stof en de bijdrage daarvan aan de totale emissies van de stof afkomstig van de Partijen;
- v.
Adequate voorzorgsmaatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat de emissies in het milieu tot een minimum worden beperkt;
- vi.
Na afloop van de vrijstelling eventuele resterende voorraden van de stof worden onderworpen aan de bepalingen van artikel 3, lid 1, onder b.
3.
De Partijen verstrekken uiterlijk 90 dagen na het verlenen van een vrijstelling overeenkomstig lid 2, het secretariaat ten minste de volgende gegevens:
- a.
De chemische naam van de stof waarvoor de vrijstelling geldt;
- b.
Het doel waarvoor de vrijstelling is verleend;
- c.
De voorwaarden waaronder de vrijstelling is verleend;
- d.
De termijn waarvoor de vrijstelling is verleend;
- e.
De personen of de organisatie waarvoor de vrijstelling geldt;
- f.
Voor een krachtens lid 2, onder a en c, verleende vrijstelling, een raming van de uit de vrijstelling voortvloeiende emissie van de stof en een evaluatie van de bijdrage daarvan aan de totale emissies van de stof afkomstig van de Partijen.
4.
Het secretariaat stelt de uit hoofde van lid 3 ontvangen informatie ter beschikking van alle Partijen.