type: SScoll:
Rb. Limburg, 03-01-2018, nr. C/03/226122 / HA ZA 16-566
ECLI:NL:RBLIM:2018:4
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
03-01-2018
- Zaaknummer
C/03/226122 / HA ZA 16-566
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2018:4, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 03‑01‑2018; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2021:26
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2019:4668
Uitspraak 03‑01‑2018
Inhoudsindicatie
vervoerrecht
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/226122 / HA ZA 16-566
Vonnis van 3 januari 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[BV 1] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. V.R. Pool,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[BV 2] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. G.P. Wempe.
Partijen zullen hierna [BV 1] en [BV 2] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening, met bijbehorende producties 1 tot en met 13
- -
de incidentele conclusie van antwoord van 19 oktober 2016
- -
het rolbericht van 1 november 2016 van mr. Pool, waarin wordt vermeld dat het incident wordt ingetrokken
- -
het rolbericht van 2 november 2016 van mr. Wempe, waarin staat dat [BV 2] zich refereert aan het intrekkingsverzoek van mr. Pool
- -
de conclusie van antwoord met bijbehorende producties 1 tot en met 7
- -
het proces-verbaal van 13 november 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de hoofdzaak.
2. De feiten
2.1.
[BV 2] verzorgde in 2015 regelmatig in opdracht van Terra Infinitas Ltd, gevestigd te Sofia (Bulgarije), hierna Terra, transporten van zendingen keukenspullen naar het Verenigd Koninkrijk. Deze keukenspullen werden door of in opdracht van Terra afgeleverd bij [BV 2] te [vestigingsplaats 2] . Eigenaar van Terra was [naam 1] , een Nederlander.
2.2.
[BV 2] gaf vervolgens de opdracht aan [BV 1] om deze zendingen bij haar in [vestigingsplaats 2] op te halen en naar de eindbestemming in het Verenigd Koninkrijk te vervoeren.
2.3.
Zo gaf [BV 2] bij e-mail van 21 oktober 2015 de volgende opdracht aan [BV 2] :
“Eerste 4 zijn binnen. Papieren ook. Kunnen afgehaald worden.”
2.4.
Op 21 oktober 2015 heeft [BV 1] , in de persoon van [naam 2] , de pallets in [vestigingsplaats 2] bij [BV 2] geladen. De inhoud van de dozen was niet zichtbaar. De dozen hadden geen opdruk.
2.5.
Op de door [BV 2] ingevulde CMR brief met nummer NL 0294960 is – voor zover relevant - het volgende vermeld:
Afzender: [naam 3]
Geadresseerde: Nottingham Cables Farnsfield
Plaats in ontvangst name: Sölingen
Vervoerders: [BV 2]
Opvolgend vervoerders: [BV 1]
Opmerkingen: Geleverd Schlecker Spedition, Nuess D
Goederen: 4 Pallets Kitchenware, 112 boxes, 1.450 kg
Opgemaakt te: Sölingen
Handtekening afzender: geplaatst door [BV 2]
Handtekening vervoerder: geplaatst door [BV 2] , inclusief stempel
Handtekening ontvanger: geplaatst door [BV 1] , inclusief kenteken [kenteken 1] en naam “ [naam 2] ”
2.6.
Uit het bewegingsrapport van de trekker met kenteken [kenteken 1] blijkt dat de pallets bij [BV 2] zijn opgehaald tussen 16.10 uur en 16.20 uur en dat de trekker daarna nog 2 keer is gestopt in Kerkrade, op het adres van een vaste relatie van [BV 1] .
2.7.
[naam 2] heeft blijkens productie 13 zijdens [BV 2] onder meer het volgende verklaard:
“Bij het uitladen bij [BV 1] herkende ik deze pallets van [BV 2] aan de blauwe blokpallets waarop de zending geladen was. De andere zendingen in de trailer waren niet geladen op pallets van blauw hout. Ik heb de zending afkomstig van [BV 2] apart van andere zendingen uitgeladen en voorzien van een [BV 1] -sticker in de loods. Deze sticker vermeldt de bestemming, het order-ID van [BV 1] voor de interne administratie en de afzender, [BV 2] .
De pallets die later sigaretten bleken te bevatten waren 4 blokpallets van blauw hout. Daar stonden bruine gesloten dozen op. Op deze dozen stonden geen stickers of beschrijvingen. Ik kon bij het laden en het lossen niet zien wat er in deze dozen zat. De pallets waren stevig ingewikkeld in doorzichtige folie. De enige manier om bij de dozen te komen was door het folie open te snijden met een mes. De pallets van [BV 2] zagen er 9 van de 10 keer ook zo uit.
Ik denk dat het die dag ongeveer een kwartier duurde om de goederen van de trailer in het magazijn en weer terug in een andere trailer te laden, maar helemaal zeker ben ik daar niet van.”
2.8.
De vier pallets zijn vervolgens in een trailer (met kenteken [kenteken 2] ) geladen en deze werd verzegeld.
2.9.
De gesloten, verzegelde trailer, is vervolgens door [naam 4] (zelfstandig chauffeur en in opdracht werkzaam voor [BV 1] ) voorzien van extra hangsloten en aan de trekker met kenteken [kenteken 3] gekoppeld. Na getankt te hebben in Eindhoven is hij vertrokken naar het Verenigd Koninkrijk. Dichtbij Grande-Synthe in Frankrijk werd [naam 4] aangehouden door de Franse Douane voor inspectie.
2.10.
Bij deze controle bleek dat de dozen op de pallets behorende bij voornoemde CMR-vrachtbrief geen keukengerei, maar sigaretten bevatten. Aangezien geen accijnzen voor de sigaretten waren voldaan was sprake van een economisch delict. De Franse douane heeft [naam 4] vervolgens aangehouden en verhoord. [naam 4] is, na een nacht, in vrijheid gesteld. De trekker en trailer (met inhoud) zijn vervolgens enige tijd in beslag genomen door de Franse douane.
2.11.
Op 22 oktober 2015 heeft [BV 1] [BV 2] geïnformeerd omtrent voorgaande gebeurtenis. Bij mail van 22 oktober 2015, 9.49 uur bericht [BV 2] aan [BV 1] :
“(…) ik heb de opdrachtgever gebeld. Deze geeft ontwijkende antwoorden en cancelt gelijk de 4 pallets voor vandaag!?! Geeft aub zoveel mogelijk informatie zodat wij wat kunnen doen. Wij staan ook onwetend in deze en willen ook de onderste steen boven hebben. Waar we je kunnen helpen zullen we het niet nalaten.”
2.12.
In opdracht van de verzekeraar van [BV 2] is door [onderzoeksbureau] te Amsterdam en onderzoek gedaan naar de vermissing van 4 pallet met keuken artikelen, waarvan op 29 juli 2016 een rapportage is opgesteld. [onderzoeksbureau] concludeerde onder meer:
“Dat onvoldoende is onderbouwd dat door/namens Terra aan [BV 2] 4 pallets met keukenspullen ter waarde van EUR 87.360,00 werden geleverd, voor transport naar Farnsfield. Daarmee blijft de mogelijkheid bestaan dat op de 4 pallets dozen met sigaretten waren verpakt.”
Anderzijds concludeert [onderzoeksbureau] :
“Dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de pallets die d.d. 21 oktober 2015 omstreeks 16.00 uur in de oplegger van [BV 1] met kenteken [kenteken 1] werden geladen ook de pallets waren die de douane diezelfde dag omstreeks 23.00 uur in de oplegger van [BV 1] met kenteken [kenteken 2] aantrof.Gezien de verklaringen van [BV 2] dat zij geen sigarettentransporten verzorgt en nooit transporten in zwart folie heef en de mededeling van [BV 1] dat de in beslag genomen pallets voorzien waren van zwart folie, lijkt eerder aannemelijk dat het niet dezelfde pallets zijn geweest. (…)”
2.13.
Terra heeft na het incident in oktober 2015 blijkens het onderzoeksrapport [onderzoeksbureau] , “de deuren moeten sluiten”.
2.14.
Als gevolg van de actie van de Franse douane heeft [BV 1] een bedrag van€ 24.583,43 aan kosten moeten maken, waaronder € 8.000,00 boete van de Franse Douane,€ 8.750,00 omzetderving/overheadkosten.
2.15.
Bij brief van 26 oktober 2015 heeft [BV 1] [BV 2] aansprakelijk gesteld voor haar kosten. [BV 2] heeft aansprakelijkheid afgewezen en de betaling van 4 facturen van [BV 1] opgeschort, omdat zij op haar beurt bij brief van 27 oktober 2015 door Terra aansprakelijk was gesteld voor de schade die Terra zou hebben geleden.
2.16.
Bij brieven van 8 december 2015 en 22 februari 2016 verzocht de heer [naam 1] [BV 2] een bedrag van € 87.360,00 over te maken op een rekeningnummer van de vennootschap Glaive Consultancy Eood Sofia.
3. Het geschil
3.1.
[BV 1] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- 1.
veroordeling van [BV 2] tot betaling van de schade aan [BV 1] van € 24.583,43, vermeerderd met rente vanaf de aansprakelijkstelling tot aan de dag van volledige betaling,
- 2.
veroordeling van [BV 2] tot betaling van de buitengerechtelijke kosten aan [BV 1] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2016 tot aan de dag van volledige betaling,
- 3.
veroordeling van [BV 2] tot betaling van de vier openstaande facturen aan [BV 1] van in totaal € 1.718,20, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf de respectievelijke vervaldata van de facturen tot aan de dag van volledige betaling,
- 4.
een verklaring voor recht dat [BV 1] jegens [BV 2] niet aansprakelijk is voor de beweerdelijk door [BV 2] geleden schade ter zake van de in de dagvaarding genoemde zending keukengerei,
- 5.
de proceskosten.
3.2.
[BV 2] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Vooreerst overweegt de rechtbank dat [BV 1] haar aanvankelijk ingestelde provisionele eis heeft ingetrokken en dat [BV 2] daartegen geen bezwaren heeft gemaakt, zodat deze eis geen beoordeling en beslissing meer behoeft, ook niet voor wat betreft de proceskosten in dat incident.
4.2.
Aangezien het in deze zaak gaat om wegvervoer van Nederland naar het Verenigd Koninkrijk is het CMR-verdrag van toepassing. Aanvullend is het Nederlands recht van toepassing. Hierover verschillen partijen niet van mening.
in
4.3.
Op grond van artikel 6 lid 1 sub f dient de CMR vrachtbrief onder meer de gebruikelijke aanduiding bevatten van de aard van de goederen en de wijze van verpakking. Vervolgens bepaalt artikel 7 lid 1 van de CMR dat de afzender aansprakelijk is voor alle kosten en schaden, welke door de vervoerder worden geleden ten gevolge van de onnauwkeurigheid en de onvolledigheid.
4.4.
Daarnaast bepaalt artikel 11 van de CMR nog dat de afzender de nodige bescheiden bij de vrachtbrief moet voegen of ter beschikking van de vervoerder moet stellen en hem alle gewenste inlichtingen moet verschaffen, ter voldoening aan douane- en andere formaliteiten, welke vóór de aflevering van de goederen moeten worden vervuld. Daarbij geldt dat de vervoerder niet gehouden is de nauwkeurigheid en de volledigheid van deze bescheiden en inlichtingen te onderzoeken. De afzender is jegens de vervoerder aansprakelijk voor alle schaden, die kunnen voortspruiten uit de afwezigheid, onvolledigheid of onregelmatigheid van deze bescheiden en inlichtingen, behoudens in geval van schuld van de vervoerder.
4.5.
Volgens de CMR-condities geldt als "afzender": de contractuele wederpartij van de vervoerder, oftewel de opdrachtgever tot het vervoer. Tussen partijen is niet in geschil dat [BV 1] is aan te merken als de vervoerder en dat hij van [BV 2] opdracht heeft gekregen tot het vervoeren van “4 Pallets Kitchenware, 112 boxes, 1.450 kg”. [BV 2] heeft ten opzichte van [BV 1] dus te gelden als afzender.
4.6.
[BV 2] heeft op de vrachtbrief vermeld dat de lading die [BV 1] vervoerde keukengerei betrof. In Frankrijk werd ontdekt dat [BV 1] sigaretten vervoerde. In beginsel is [BV 2] alleen al daarom op grond van artikel 7 lid 1 CMR jegens [BV 1] aansprakelijk voor schade die [BV 1] heeft geleden. Ook op grond van artikel 11 CMR is [BV 2] jegens [BV 1] aansprakelijk, omdat [BV 2] niet de benodigde bescheiden bij de vrachtbrief heeft gevoegd of ter beschikking van [BV 1] heeft gesteld en [BV 1] niet alle gewenste inlichtingen heeft verschaft, ter voldoening aan douane- en andere formaliteiten, welke vóór de aflevering van de goederen moeten worden vervuld
4.7.
Ter afwering van deze aansprakelijkheid heeft [BV 2] aangevoerd dat Terra bij haar in Landgraaf keukengerei heeft afgeleverd en dat [BV 1] de pallets met keukengerei vervolgens in ontvangst heeft genomen. [BV 2] suggereert dat tijdens het traject [vestigingsplaats 2] - [vestigingsplaats 1] , danwel tijdens het overladen bij [vestigingsplaats 1] (doch in ieder geval voor het verzegelen van de trailer) de pallets met keukengerei zijn verwisseld voor pallets met sigaretten.
4.8.
De stelling dat de in Frankrijk aangetroffen pallets andere pallets waren dan die bij [BV 2] zijn opgehaald is met name gebaseerd op de aanvankelijk afgegeven verklaring van [BV 1] (die later is herhaald door de advocaat van [BV 1] ) dat [naam 2] bij [BV 2] pallets heeft opgehaald die waren gewikkeld in zwarte folie. Hieruit heeft [BV 2] kennelijk afgeleid dat de Franse douane zwart ingesealde pallets heeft aangetroffen). Tijdens de comparitie heeft [BV 1] in de persoon van de heer [naam 5] (hierna [naam 5] ) aangegeven dat hij abusievelijk eerder heeft verklaard dat [BV 1] zwart ingesealde pallets bij [BV 2] had opgehaald. Hij was door [naam 2] en de loodsmedewerker hieromtrent geïnformeerd. Bij navraag aan [naam 2] en de loodsmedewerker die daadwerkelijk de betreffende pallets hebben gezien, bleek dat zij nooit gesproken hebben over zwart ingesealde pallets. Zij hebben enkel verklaard dat de pallets waren ingeseald en dat zij niet konden zien wat er in de dozen zat. Phillipens heeft aangegeven dat hij uit deze verklaringen in combinatie met het feit dat [BV 1] veel hoogwaardige materialen vervoert die altijd in zwart folie zijn ingeseald ten onrechte heeft afgeleid dat het ging om zwart ingesealde pallets.
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring, gelet op het feit dat (i) [naam 2] (zoals overgelegd als productie 13 bij conclusie van antwoord) heeft verklaard dat hij pallets met bruine dozen met doorzichtige folie er omheen bij [BV 2] heeft opgehaald, (ii) [BV 2] zelf heeft gesteld dat hun ladingen altijd in doorzichtige folie zijn verpakt en dat (iii) uit het proces-verbaal van de Franse douane niet blijkt dat een zwart ingesealde pallet is aangetroffen, maar enkel dat het ging om blanco dozen, aannemelijk is. Daarmee lijkt allerminst aannemelijk dat de Franse douane andere pallets heeft aangetroffen dan die door [BV 1] zijn opgehaald bij [BV 2] . De conclusie van [onderzoeksbureau] dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de pallets die op 21 oktober 2015 in de oplegger van [BV 1] met kenteken [kenteken 1] werden geladen ook de pallets waren die de douane diezelfde dag omstreeks 23.00 uur in de oplegger van [BV 1] met kenteken [kenteken 2] aantrof, die met name gebaseerd is op de aanname dat de Franse douane zwart gesealde dozen had aangetroffen terwijl blanco gesealde dozen waren opgehaald komt daarmee op losse schroeven te staan.
4.10.
De rechtbank is van oordeel dat het op de weg van [BV 2] had gelegen om haar stelling dat de vier pallets die [BV 1] van haar in ontvangst heeft genomen op 21 oktober 2015 ook daadwerkelijk keukengerei bevatten, en dus andere pallets waren dan die de Franse douane heeft aangetroffen, meer handen en voeten te geven. In plaats daarvan is de rechtbank van oordeel dat er juist sprake is van feiten en omstandigheden die een aanwijzing vormen voor het tegendeel:(i) [BV 2] heeft zelf verklaard dat zij de inhoud van de dozen op de pallets niet heeft gecontroleerd, zodat hij die ook niet uit eigen waarneming kan bevestigen. Tijdens de zitting heeft [BV 2] desgevraagd aangegeven dat het mogelijk is dat de door Terra geleverde dozen sigaretten bevatten (maar dat dit hem stug lijkt).
(ii) [BV 2] heeft de spullen aangeleverd gekregen van Terra, een vennootschap uit Bulgarije waarover [BV 1] diverse (overigens onweersproken) stellingen heeft ingenomen (gebaseerd op stukken) die erop neerkomen dat er sprake is van een dubieuze vennootschap en/of vennootschapsrechtelijke structuur. [BV 2] heeft bijvoorbeeld als productie 6 “de factuur voor keukengerei van Terra aan de afnemer ter grootte van € 97.843,20” overgelegd, waarbij als afnemer staat vermeld de vennootschap RMK Logistics LTD, Wickford Essex. Dit bedrijf is een expediteur die blijkens productie 11 van [BV 1] een jaar vóórdat het keukengerei werd gekocht failliet was verklaard. Bovendien is de enige link die dit bedrijf met ‘kitchenware’ lijkt te hebben dat de directeur/eigenaar blijkens de oprichtingsakte de heer [naam 6] is. Verder heeft Terra vlak nadat [BV 2] bij haar melding maakte van de inspectie door de Franse douane de opdracht tot het vervoeren van keukengerei geannuleerd (zie productie 10 van [BV 1] ). Niet lang na die gebeurtenis heeft zij blijkens het rapport van [onderzoeksbureau] bovendien de deuren gesloten en biedt zij geen verhaal meer.
(iii) [BV 2] heeft, zonder zelf onderzoek te doen van het Bulgaarse bedrijf Terra aangenomen dat er keukengerei was verpakt in de dozen en dit ook vervolgens op de CMR-vrachtbrief vermeld, terwijl zij weet, althans behoort te weten, dat zij als afzender verantwoordelijk is voor de juistheid van de aanduiding van de aard van de te vervoeren goederen op die vrachtbrief;
(iv) Moeilijk denkbaar is een (zinnig) scenario dat zich zou kunnen ontrollen indien [BV 1] de pallets na inontvangstneming verwisselt. Gaan de sigaretten dan naar de ontvanger volgens de CMR die op keukengerei wacht? Zouden de pallets onderweg dan nogmaals verwisseld worden en zo ja, hoe (en door wie) wordt dan bewerkstelligd dat er evengoed pallets met keukengerei bij de ontvanger worden afgeleverd? Ook [BV 2] kon desgevraagd geen enkel (laat staan aannemelijk) scenario schetsen;
(v) [onderzoeksbureau] heeft geconcludeerd dat “onvoldoende is onderbouwd dat door/namens Terra aan [BV 2] 4 pallets met keukenspullen ter waarde van EUR 87.360,00 werden geleverd, voor transport naar Farnsfield. Daarmee blijft de mogelijkheid bestaan dat op de 4 pallets dozen met sigaretten waren verpakt”;
4.11.
Nu [BV 2] , behalve (de door [BV 1] ingetrokken) verklaring omtrent de zwarte folie, geen andere aanknopingspunten heeft gesteld waaruit enigszins aannemelijk zou kunnen worden dat de pallets zijn verwisseld nadat [BV 1] deze bij [BV 2] in ontvangst heeft genomen en gezien de onder 4.10 genoemde feiten en omstandigheden, wordt ook niet toegekomen aan het bewijsaanbod van [BV 2] op dat punt.
4.12.
Nu het verweer van [BV 2] niet slaagt is [BV 2] ten opzichte van [BV 1] aansprakelijk voor de kosten die [BV 1] heeft moeten maken als gevolg van het optreden van de Franse douane. De hoogte van de gevorderde schade is niet betwist, zodat [BV 2] zal worden veroordeeld tot betaling van € 24.583,43.
4.13.
[BV 2] heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde verklaring voor recht, de (hoogte van) de gevorderde openstaande facturen (ad € 1.718,20) en de gevorderde rente, zodat ook deze vorderingen voor toewijzing gereedliggen.
4.14.
Bij de beoordeling van de vraag of de gevorderde buitengerechtelijke (incasso-) kosten voor vergoeding in aanmerking komen, hanteert de rechtbank het uitgangspunt, dat – los van het verweer - verrichtingen voorafgaand aan het geding worden gezien als voorbereiding van de gedingstukken en instructie van de zaak. Bij afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komende kosten moet het gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Daarvan is in deze zaak niet gebleken. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen.
4.15.
[BV 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [BV 1] wordt begroot op:
vast recht € 1.929,00
explootkosten € 82,54
salaris advocaat € 1.158,00 (2 x tarief € 579,00) +
Totaal € 3.169,54
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
veroordeelt [BV 2] tot betaling van de schade aan [BV 1] van € 24.583,43, vermeerderd met rente vanaf 26 oktober 2015 tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [BV 2] tot betaling van de openstaande facturen aan [BV 1] van in totaal € 1.718,20, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf de respectievelijke vervaldata van de facturen tot aan de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart voor recht dat [BV 1] jegens [BV 2] niet aansprakelijk is voor de door [BV 2] gestelde schade ter zake van de in de dagvaarding genoemde zending keukengerei,
5.4.
veroordeelt [BV 2] in de proceskosten, aan de zijde van [BV 1] begroot op€ 3.169,54, te betalen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis en indien daaraan niet wordt voldaan vermeerderd met de wettelijk rente vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.J.C.A. Roeffen en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2018.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 03‑01‑2018