Zie HR 7 januari 1986, NJ 1986, 463, waarin het proces-verbaal van de terechtzitting uitsluitend door de griffier was ondertekend onder vermelding dat de Politierechter buiten staat was het proces-verbaal mede te ondertekenen. De Hoge Raad oordeelde dat het ervoor moest worden gehouden dat de vaststelling van het proces-verbaal mede door de Politierechter had plaatsgevonden, nu uit genoemd proces-verbaal uitsluitend bleek dat de Politierechter het proces-verbaal niet mede had ondertekend. Zie ook HR 8 maart 1988, NJ 1988, 972.
HR, 08-05-2012, nr. 10/05243
ECLI:NL:HR:2012:BW3692
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
08-05-2012
- Zaaknummer
10/05243
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BW3692
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BW3692, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑05‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BW3692
ECLI:NL:HR:2012:BW3692, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑05‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BW3692
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑04‑2011
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2012/242
Conclusie 08‑05‑2012
Mr. Vellinga
Partij(en)
Nr. 10/05243
Mr. Vellinga
Zitting: 14 februari 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft bij verstek gewezen arrest van 24 juni 2008 de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het bij verstek gewezen vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 12 april 2007, waarbij de verdachte wegens een overtreding is veroordeeld tot de straffen in dat vonnis vermeld.
2.
Namens verdachte heeft mr. J.M. Lintz, advocaat te 's-Gravenhage, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt dat het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 24 juni 2008 in strijd met art. 327 Sv slechts door de griffier is vastgesteld en ondertekend.
4.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 24 juni 2008, waarin het mondeling arrest op de wijze als bedoeld in art. 425, derde lid, Sv is aangetekend, houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel relevant, als slotzin in:
"Dit proces-verbaal is bij ontstentenis van de raadsheer alleen vastgesteld en ondertekend door de griffier en voor gezien mede-ondertekend door mr. B.A. Stoker-Klein, vicepresident in dit gerechtshof." [volgen twee handtekeningen, WHV]
5.
In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat de ondertekening van het proces-verbaal door de vicepresident van geen betekenis is nu uit niets blijkt dat mr. Stoker-Klein over de zaak heeft geoordeeld, en de vaststelling van het proces-verbaal in de onderhavige zaak enkel door de griffier heeft plaatsgevonden, hetgeen nietigheid tot gevolg dient te hebben.
6.
Ingevolge art. 327, eerste lid, Sv - welke bepaling ingevolge art. 415, eerste lid, Sv op het rechtsgeding in hoger beroep van overeenkomstige toepassing is - wordt het proces-verbaal van de terechtzitting door de voorzitter, of door een van de rechters die over de zaak heeft geoordeeld, en de griffier vastgesteld en ondertekend.
7.
In aanmerking genomen dat het proces-verbaal van de terechtzitting met zoveel woorden inhoudt dat het proces-verbaal bij ontstentenis van de raadsheer - blijkens het proces-verbaal is mr. Bax-Luhrman als voorzitter opgetreden - alleen door de griffier is vastgesteld, kan het er niet voor worden gehouden dat de vaststelling van het proces-verbaal mede door genoemde raadsheer heeft plaatsgevonden.1. De medeondertekening van het proces-verbaal door de vicepresident van het Hof maakt dit niet anders.2.
8.
Gelet op het voorgaande is het proces-verbaal niet vastgesteld overeenkomstig art. 327 Sv, welk verzuim nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak meebrengt.
9.
Het middel slaagt.
10.
Ik heb mij nog afgevraagd of in casu enig belang van de verdachte in het geding is. Dat lijkt mij wel. De onderhavige, door het Hof uitgesproken niet-ontvankelijkheid berust op het ontbreken van een opgave van bezwaren tegen het vonnis als bedoeld in art. 416 lid 2 Sv. Na vernietiging kan de verdachte dus alsnog bezwaren tegen het beroepen vonnis opgeven.
11.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
12.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 08‑05‑2012
Vgl. HR 2 juni 2009, LJN BH9945, NJ 2009, 282, waarin sprake was van behandeling door een meervoudige strafkamer, en het proces-verbaal, bij ontstentenis van de voorzitter en de overige raadsheren die over de zaak hadden geoordeeld, en de griffier, door de fungerend voorzitter van het gerecht was ondertekend, en de Hoge Raad oordeelde dat het proces-verbaal niet overeenkomstig art. 327 Sv was vastgesteld en ondertekend, welk verzuim - dat zich niet meer voor herstel leende - nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak meebracht.
Uitspraak 08‑05‑2012
Inhoudsindicatie
Aantekening mondeling arrest, artt. 327 Sv, 425 Sv en 426 Sv. Het pv waarin het arrest, strekkende tot n-o verklaring van verdachte, is aangetekend is niet ondertekend door de raadsheer die over de zaak heeft geoordeeld. I.c. is de inhoud van de aantekening mondeling arrest in dat pv gelijkluidend aan de aantekening van het mondeling arrest dat o.g.v. art. 426.4 Sv moet worden doorgehaald (zgn. stempelarrest) als alsnog beroep in cassatie wordt ingesteld. De omstandigheid dat het pv ttz. bij ontstentenis van de raadsheer die over de zaak heeft geoordeeld niet meer overeenkomstig art. 427 Sv door deze kon worden vastgesteld en ondertekend, behoeft niet tot nietigheid van het ottz en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak te leiden.
Partij(en)
8 mei 2012
Strafkamer
nr. S 10/05243
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Enkelvoudige Kamer, van 24 juni 2008, nummer 22/004633-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.M. Lintz, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het proces-verbaal van de terechtzitting van de enkelvoudige kamer van het Hof van 24 juni 2008 niet overeenkomstig art. 327 Sv is vastgesteld en ondertekend door de raadsheer die het mondeling arrest heeft gewezen, welk verzuim tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en de naar aanleiding daarvan gewezen uitspraak leidt.
2.2.1.
Blijkens de stukken van het geding heeft de enkelvoudige strafkamer van het Hof het bestreden arrest overeenkomstig art. 425, derde lid aanhef en onder c, Sv doen aantekenen in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep. Dat proces-verbaal houdt het volgende in:
"Proces-verbaal van de op 24 juni 2008 in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof.
Tegenwoordig zijn:
mr. M.J. Bax-Luhrman,voorzitter
mr. L.P. den Hollander,advocaat-generaal
en mr. C.B. Jans,griffier
(...)
Het gerechtshof verleent verstek tegen de niet-verschenen verdachte.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor en vordert, nu de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend noch heden ter terechtzitting is verschenen, dat de verdachte op grond van artikel 416, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, niet - ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep.
Na sluiting van het onderzoek door de voorzitter doet het gerechtshof terstond uitspraak.
Aantekening mondeling arrest als bedoeld in artikel 425, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 12 april 2007, gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van heden.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte heeft niet binnen veertien dagen na het instellen van het hoger beroep een schriftuur met grieven tegen het vonnis ingediend. Evenmin heeft hij ter terechtzitting in hoger beroep mondeling bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Het hof ziet ambtshalve geen redenen voor een inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep. Daarom zal de verdachte, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet - ontvankelijk worden verklaard in hethoger beroep.
BESLISSING
Het Hof:
Verklaart de verdachte niet- ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit proces-verbaal is bij ontstentenis van de raadsheer alleen vastgesteld en ondertekend door de griffier en voor gezien mede-ondertekend door mr. B.A. Stoker-Klein, vicepresident in dit gerechtshof."
2.2.2.
Bij de stukken bevindt zich ook de Aantekening van het mondeling arrest als bedoeld in art. 426, eerste lid, Sv. Die houdt het volgende in:
"Verstek
Uitspraak van de enkelvoudige strafkamer van 24 juni 2008 in de zaak tegen de verdachte:
naam: [verdachte],
(...)
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte heeft niet binnen veertien dagen na het instellen van het hoger beroep een schriftuur met grieven tegen het vonnis ingediend. Evenmin heeft hij ter terechtzitting in hoger beroep mondeling bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Het hof ziet ambtshalve geen redenen voor een inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep. Daarom zal de verdachte, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet - ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.
BESLISSING
Verklaart de verdachte niet- ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. Bax-Luhrman,
in bijzijn van griffier mr. C.B. Jans."
2.3.
De te dezen toepasselijke wetsbepalingen luiden als volgt:
- -
"Het proces-verbaal wordt door den voorzitter of door een van de rechters, die over de zaak heeft geoordeeld, en den griffier vastgesteld en zoo spoedig mogelijk na de sluiting van het onderzoek ter terechtzitting en in elk geval binnen den in het eerste lid van artikel 365 vermelden termijn onderteekend. Voor zoover de griffier tot een en ander buiten staat is, geschiedt dit zonder zijne medewerking en wordt van zijn verhindering aan het slot van het proces-verbaal melding gemaakt."
- -
art. 425 Sv:
"1.
Degene die zitting heeft in een enkelvoudige kamer als bedoeld in artikel 441, tweede lid, heeft de bevoegdheden die aan de voorzitter van de meervoudige kamer toekomen.
2.
De enkelvoudige kamer geeft na sluiting van het onderzoek op de terechtzitting hetzij onmiddellijk, hetzij diezelfde dag op een door haar bij de sluiting van het onderzoek te bepalen uur mondeling arrest.
3.
Het arrest wordt in het proces-verbaal aangetekend op de wijze door de Minister van Justitie te bepalen:
(...)
- c.
indien een gewoon rechtsmiddel tegen het arrest wordt aangewend
(...)"
- -
art. 426 Sv:
"1.
Behoudens art. 425, derde lid, en indien er schriftelijk arrest is gewezen, blijft het opmaken van een proces-verbaal van de terechtzitting achterwege en wordt de uitspraak binnen twee maal vier en twintig uur op een aan de dubbel van de dagvaarding te hechten stuk aangetekend. De aantekening wordt door de enkelvoudige kamer gewaarmerkt.
(...)
4.
Wordt alsnog aan artikel 425, derde lid onder b of c toepassing gegeven, dan komt de in het eerste lid bedoelde aantekening te vervallen. De griffier haalt alsdan de aantekening door.
(...)"
2.4.
Overeenkomstig art. 426, eerste lid, Sv is het opmaken van een proces-verbaal van de terechtzitting van 24 juni 2008 van de enkelvoudige kamer van het Hof achterwege gebleven. De verdachte heeft op 24 november 2010 beroep in cassatie ingesteld. Ingevolge art. 426, vierde lid, Sv in verbinding met art. 425, derde lid onder c, Sv is alsnog toepassing gegeven aan de verplichting het mondeling arrest aan te tekenen in het proces-verbaal van de terechtzitting en is de aantekening als bedoeld in art. 426 Sv vervallen. Bedoeld proces-verbaal houdt als de aan deze aantekening gelijkluidende beslissing van het Hof in dat tegen de verdachte verstek wordt verleend. Het proces-verbaal houdt verder in dat de Advocaat-Generaal de zaak heeft voorgedragen en heeft gevorderd dat de verdachte op grond van het bepaalde in art. 416, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep, dat de voorzitter vervolgens het onderzoek heeft gesloten en terstond uitspraak heeft gedaan. Het proces-verbaal houdt voorts in de aantekening van het arrest. De inhoud daarvan is gelijkluidend aan die van de (hiervoor onder 2.2.2 weergegeven) aantekening mondeling arrest als bedoeld in art. 426 Sv.
2.5.
In een geval als het onderhavige, waarin het bij verstek gewezen arrest blijkens de aantekening mondeling arrest als de beslissing van de raadsheer die over de zaak heeft geoordeeld slechts inhoudt dat de verdachte op grond van art. 416, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep, terwijl het opmaken van het proces-verbaal van de terechtzitting aanvankelijk achterwege kon worden gelaten en eerst na geruime tijd alsnog toepassing diende te worden gegeven aan de verplichting het mondeling arrest aan te tekenen in het proces-verbaal van de terechtzitting, behoeft de omstandigheid dat het proces-verbaal bij ontstentenis van de raadsheer die over de zaak heeft geoordeeld niet meer overeenkomstig art. 327 Sv door deze kon worden vastgesteld en ondertekend, niet tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak te leiden.
2.6.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 8 mei 2012.
Beroepschrift 08‑04‑2011
CASSATIESCHRIFTUUR
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
(strafzaken)
's‑Gravenhage, 8 april 2011
Geeft eerbiedig te kennen:
[rekwirant], wonende [adres] te [woonplaats] ([postcode]);
dat rekwirant van cassatie van een hem betreffend arrest van het gerechtshof te 's‑Gravenhage, uitgesproken op 24 juni 2008 het volgende middel van cassatie voordraagt:
Middel
Het recht is geschonden en / of er zijn vormen verzuimd waarvan de niet-naleving nietigheid meebrengt. In het bijzonder zijn de artikelen 327 en 415 Sv geschonden doordat het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep slechts is vastgesteld en ondertekend door de griffier en voor gezien mede-ondertekend is door een vicepresident in het gerechtshof, terwijl deze vicepresident zelf niet aan het onderzoek ter terechtzitting heeft deelgenomen en over de zaak geoordeeld heeft.
Toelichting
Rekwirant is op 24 juni 2008 door het gerechtshof 's‑Gravenhage niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter te 's‑Gravenhage van 12 april 2007.
Het proces-verbaal van de zitting in hoger van 24 juni 2008 vermeldt dat het proces-verbaal bij ontstentenis van de raadsheer alleen vastgesteld en ondertekend (is) door de griffier en voor gezien mede-ondertekend (is) door mr. B.A. Stoker-Klein, vicepresident in dit gerechtshof.
In een arrest van 2 juni 2009 (LJN: BH9945) oordeelde Uw Raad in een geval waarin alle rechters en de griffier buiten staat waren het proces-verbaal van de terechtzitting te ondertekenen dat deze ondertekening niet kan plaatsvinden door de voorzitter van het gerecht.
Uit die uitspraak leidt rekwirant af dat de ondertekening door een rechter die zelf niet deelgenomen heeft aan het onderzoek ter terechtzitting en die zelf niet over de zaak geoordeeld heeft voor de rechtskracht van het proces-verbaal betekenisloos is. In ieder geval kan die ondertekening niet in de plaats treden van de ondertekening door de rechter(s) die over de zaak geoordeeld heeft (of hebben).
In het onderhavige geval blijkt uit niets dat de vicepresident heeft deelgenomen aan het onderzoek ter terechtzitting en over de zaak heeft geoordeeld. Dat brengt mee dat slechts de vaststelling en ondertekening door de griffier van betekenis zijn bij het vaststellen van de rechtskracht van het proces-verbaal, zodat dit proces-verbaal geacht moet worden slechts door de griffier te zijn vastgesteld en ondertekend (daarin onderscheidt de zaak zich van die naar aanleiding waarvan het arrest van 2 juni 2009 werd gewezen; in laatstgenoemde zaak was ook de griffier buiten staat te ondertekenen).
In HR 7 januari 1986, NJ 1986, 463 en HR 8 maart 1988, NJ 1988, 972 heeft Uw Raad geoordeeld dat een proces-verbaal dat slechts door de griffier is ondertekend toch voldoet aan de eisen van art. 327 Sv zolang kan worden aangenomen dat het is vastgesteld door de rechter en de griffier gezamenlijk. De griffier doet door de ondertekening dan blijken dat de inhoud van het proces-verbaal overeenstemt met hetgeen hij en de rechter gezamenlijk hebben vastgesteld.
In de voorliggende zaak heeft de vaststelling echter slechts door de griffier plaatsgevonden. Dat brengt mee dat de volledige verantwoordelijkheid voor de juistheid van het proces-verbaal op de schouders van die griffier is komen te rusten. Dat is met (de ratio van) art. 327 Sv niet in overeenstemming te brengen.
Daarmee heeft de vaststelling van het proces-verbaal dus in strijd met art. 327 Sv plaatsgevonden. Dit dient nietigheid tot gevolg te hebben. 's Hofs arrest kan mitsdien niet in stand blijven.
Op bovengenoemde gronden verzoekt rekwirant Uw Raad het bestreden arrest te vernietigen.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. J.M. Lintz, advocaat te 's‑Gravenhage, kantoorhoudende aan de Adelheidstraat 84 (2595 EE), die bij dezen verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door rekwirant van cassatie.
J.M. Lintz