Einde inhoudsopgave
Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft
Artikel 29.07 [Uitkering]
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2024
- Bronpublicatie:
20-06-2024, Stb. 2024, 206 (uitgifte: 08-07-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2024, Stb. 2024, 206 (uitgifte: 08-07-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
Na de mededeling tot toepassing van het depositogarantiestelsel, bedoeld in artikel 3:260, derde lid, van de wet, kunnen depositohouders binnen een termijn van vijf jaar bewerkstelligen dat toegekende en beschikbaar gemaakte vergoedingen worden uitgekeerd door het nummer en de tenaamstelling van de rekening waarnaar de overboeking kan worden uitgevoerd, schriftelijk of op een door de Nederlandsche Bank te bepalen wijze mede te delen.
2.
Toegekende vergoedingen kunnen worden uitgekeerd in de munteenheden, bedoeld in artikel 6, vierde lid, van de richtlijn depositogarantiestelsels. De Nederlandsche Bank bepaalt in welke munteenheid vergoedingen worden uitgekeerd.
3.
Toegekende vergoedingen worden uitgekeerd mits depositohouders geen gebruik hebben gemaakt en verklaren af te zien van het gebruik van hun bevoegdheden om hun vorderingen, voor zover deze voor vergoeding uit hoofde van het depositogarantiestelsel in aanmerking komen, te verrekenen.
4.
De Nederlandsche Bank kan besluiten dat de uitkering van een toegekende vergoeding wordt opgeschort indien een depositohouder wordt vervolgd ter zake van een misdrijf dat voortvloeit uit of verband houdt met het witwassen van geld. De opschorting eindigt zodra de vervolging is beëindigd of de beslissing van de bevoegde rechterlijke instantie onherroepelijk is.