RvdW 2021/876
Beroep op noodweerexces. ’s Hofs oordeel dat hevige gemoedsbeweging niet is terug te voeren op wederrechtelijke aanranding is niet begrijpelijk.
HR 07-09-2021, ECLI:NL:HR:2021:1226
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 september 2021
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, C. Caminada
- Zaaknummer
19/04623
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1226, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑09‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:528, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑06‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑11‑2020
- Wetingang
Art. 41 lid 2 Sr
Essentie
Beroep op noodweerexces. ’s Hofs oordeel dat de hevige gemoedsbeweging niet is terug te voeren op de wederrechtelijke aanranding, maar op een reeds bestaande kwaadheid die het gevolg was van de mishandeling, is niet begrijpelijk.
Samenvatting
Het cassatiemiddel klaagt over de verwerping door het hof van het beroep op noodweerexces.
De Hoge Raad herhaalt de rechtsoverwegingen 3.6.2 en 3.6.3 uit NJ 2016/316, m.nt. Rozemond wat betreft de gevallen waarin van verontschuldigbare overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging sprake kan zijn en het wettelijke vereiste dat de gedraging het ‘onmiddellijk gevolg’ moet zijn van een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.