Einde inhoudsopgave
Regeling vervolg verdeling frequenties commerciële radio-omroep 2003
Artikel 38 Wijze van toewijzing aanvragers niet-landelijke commerciële radio-omroep
Geldend
Geldend vanaf 10-08-2003
- Bronpublicatie:
29-07-2003, Stcrt. 2003, 151 (uitgifte: 08-08-2003, regelingnummer: MBL/JZ/2003/38079)
- Inwerkingtreding
10-08-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-07-2003, Stcrt. 2003, 151 (uitgifte: 08-08-2003, regelingnummer: MBL/JZ/2003/38079)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
De minister wijst aan een aanvrager de kavel toe waarvoor hij als hoogste in rangorde is beoordeeld en waaraan hij tevens de eerste voorkeur heeft gegeven. Daarbij geldt dat de kavel niet wordt toegewezen, indien de aanvrager reeds over een vergunning beschikt voor landelijke commerciële radio-omroep. Voorts geldt dat de kavel niet wordt toegewezen, indien dit tezamen met één van de kavels waarvoor de aanvrager reeds een vergunning heeft verworven, leidt tot een verboden combinatie als bedoeld in artikel 3, tweede lid, of tot overschrijding van dertig procent demografisch bereik als genoemd in artikel 3, derde lid. Indien een aanvrager een kavel niet krijgt toegewezen op grond van de vorige volzin, dan blijft deze kavel bij de verdere toewijzing van de kavels voor deze aanvrager buiten beschouwing.
2.
Voor zover een aanvrager zodanig verbonden is met een andere instelling dat er sprake is van eenzelfde instelling als bedoeld in artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet wordt voor de toepassing van het eerste lid, rekening gehouden met de vergunningen waarover laatstbedoelde instelling beschikt.
3.
Vervolgens wordt het eerste lid tezamen met het tweede lid opnieuw toegepast, waarbij de in het eerste lid genoemde eerste voorkeur bij iedere nieuwe toepassing met één voorkeursnummer wordt verhoogd tot de toewijzing aan deze aanvrager stagneert, omdat de aanvrager voor die kavel niet de hoogste in rangorde.[lees: in rangorde is.]
4.
Vervolgens wordt ten aanzien van de overblijvende kavels bepaald welke aanvragers de hoogste in rangorde zijn.
5.
Ten aanzien van de overblijvende kavels worden het eerste tot en met vierde lid telkens opnieuw toegepast tot op grond van deze leden verdere verdeling niet meer mogelijk is, met dien verstande dat de verdeling voor een aanvrager die op grond van de vorige leden al een of meer kavels toegewezen heeft gekregen, voor hem wordt hervat met de kavel waarvoor de toewijzing aan hem is gestagneerd op grond van het derde lid.
6.
Ten aanzien van de overblijvende kavels wordt het vijfde lid telkens opnieuw toegepast tot op grond van dat lid verdere verdeling niet meer mogelijk is. Daarbij blijft bij iedere nieuwe toepassing de kavel met het laagste overblijvende voorkeursnummer van de aanvrager buiten beschouwing.