Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie [regio] met nummer PL05GI/09-002376 van 30 april 2009. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal.
Rb. Almelo, 19-01-2010, nr. 08/710310-09
ECLI:NL:RBALM:2010:BL8540
- Instantie
Rechtbank Almelo
- Datum
19-01-2010
- Magistraten
Mrs. K.J.C. Geeve, E. Venekatte, A.M.G. Ellenbroek
- Zaaknummer
08/710310-09
- LJN
BL8540
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBALM:2010:BL8540, Uitspraak, Rechtbank Almelo, 19‑01‑2010
Uitspraak 19‑01‑2010
Mrs. K.J.C. Geeve, E. Venekatte, A.M.G. Ellenbroek
Partij(en)
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] (O),
wonende in [woonplaats], [adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 januari 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.H.M. van der Valk en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- Feit 1:
op 12 april 2009 in [a-plaats] zijn ouders heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling.
- Feit 2:
op 22 april 2009 in [a-plaats] een hem opgelegd huisverbod heeft overtreden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
- 1.
hij op of omstreeks 12 april 2009 in de gemeente [a-plaats],
[moeder van verdachte] (moeder van verdachte) en/of [vader van verdachte] (vader van verdachte) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [moeder van verdachte] en/of [vader van verdachte] dreigend de woorden toegevoegd: ‘Ik maak jullie allemaal af’ en/of ‘Ik pleeg zelfmoord.Voordat ik zelfmoord pleeg, neem ik er eerst nog een paar mee’ en/of ‘Wacht maar tot ik weer vrij ben, dan pak ik je’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
- 2.
hij op of omstreeks 22 april 2009 in de gemeente [a-plaats]
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een door of namens de burgemeester op 14 april 2009 opgelegd huisverbod voor de periode van 14 april 2009 tot en met 24 april 2009 (18.00 uur) betreffende de woning aan de [a-straat] [1] te [a-plaats], door deze woning te betreden en/of zich bij die woning op te houden en/of in die woning aanwezig te zijn.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1 en feit 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 74 dagen waarvan 42 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1. De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen1..
Feit 1
Verdachte was op 12 april 2009 in de woning van zijn ouders te [a-plaats], met zijn moeder [moeder van verdachte] en zijn vader [vader van verdachte]2.3.4.5..
5.2. De standpunten van de verdediging
De verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte zelf zegt zich niet te kunnen herinneren wat hij heeft gezegd. Hij kan zich niet voorstellen dat hij de tenlastegelegde woorden heeft gebruikt.
Ten aanzien van het sub 2 tenlastegelegde stelt de verdediging zich op het standpunt dat dit feit bewezen kan worden verklaard.
5.3. De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Feit 2
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen6..
Feit 1
De rechtbank stelt vast dat verdachte zijn ouders twee keer heeft bedreigd met de dood. De eerste keer toen hij op 12 april 2009 rond 06:45 uur thuiskwam, de tweede keer diezelfde dag in bijzijn van verbalisanten na zijn aanhouding. De rechtbank baseert dat oordeel op de volgende bewijsmiddelen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 12 april 2009 onenigheid heeft gehad met zijn ouders en dat hij daarbij diverse verwensingen heeft geuit in de richting van die ouders. De woorden die hij daarbij gebruikt heeft, kan hij zich tengevolge van zijn drank- en cocaïnegebruik, niet meer herinneren. Gelet op de verklaringen die daarover met name door zijn ouders zijn afgelegd, sluit hij niet uit dat hij die woorden gebruikt heeft7..
Verdachtes moeder, getuige [moeder van verdachte], heeft verklaard dat verdachte op 12 april 2009 rond 6:45 uur tegen haar heeft gezegd: ‘Ik maak je af’of woorden van gelijke strekking8..
Verdachtes vader, getuige [vader van verdachte], heeft verklaard dat verdachte op 12 april 2009 rond 6:45 uur tegen hem en zijn vrouw begon te schreeuwen dat hij hen zou afmaken en dat hij zelfmoord zou plegen maar dat hij er eerst een paar zou meenemen9..
De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in het proces-verbaal van aanhouding verklaard dat zij op 12 april 2009 in [a-plaats] rond 16:30 uur hoorden dat verdachte tegen zijn moeder zei: ‘Wacht maar tot ik weer vrij ben, dan pak ik je’10..
5.4. De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1 en sub 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
hij op 12 april 2009 in de gemeente [a-plaats],
[moeder van verdachte] (moeder van verdachte) en [vader van verdachte] (vader van verdachte) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [moeder van verdachte] en/of [vader van verdachte] dreigend de woorden toegevoegd: ‘Ik maak jullie allemaal af’ en/of ‘Ik pleeg zelfmoord. Voordat ik zelfmoord pleeg, neem ik er eerst nog een paar mee’ en ‘Wacht maar tot ik weer vrij ben, dan pak ik je’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
- 2.
hij op 22 april 2009 in de gemeente [a-plaats]
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een door de burgemeester op 14 april 2009 opgelegd huisverbod voor de periode van 14 april 2009 tot en met 24 april 2009 (18.00 uur) betreffende de woning aan de [a-straat] [1] te [a-plaats], door deze woning te betreden en in die woning aanwezig te zijn.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Feit 1
Het bewezenverklaarde onder 1 is strafbaar gesteld bij artikel 285 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van dat feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Feit 2
Verdachtes raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte voor dit feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu de wettelijke grondslag waarop het tijdelijk huisverbod is gebaseerd en waaruit de strafbaarheid van overtreding van het tijdelijk huisverbod voorvloeit, in de tenlastelegging ontbreekt. De verdediging verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 juli 2009, LJNBJ3572.
De officier van justitie verklaart dat zij het niet eens is met de uitspraak van de rechtbank Amsterdam en dat daartegen hoger beroep is ingesteld. De dagvaarding in de zaak tegen verdachte zoals hij nu luidt, is naar haar oordeel volledig.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 2 bewezenverklaarde feit niet als strafbaar feit gekwalificeerd kan worden.
In de eerste plaats is één van de bestanddelen van het kennelijk beoogde delict — te weten overtreding van de Wet tijdelijk huisverbod — incompleet in de tenlastelegging opgenomen.
Niet is immers vermeld of sprake was van een huisverbod als bedoeld in artikel 2, eerste lid of artikel 9, eerste lid, van die wet.
Indien de steller van de tenlastelegging bedoeld heeft een van die bepalingen van de Wet tijdelijk huisverbod ten laste te leggen, ontbreekt in de tweede plaats het bestanddeel dat het huisverbod aan verdachte was opgelegd. Met andere woorden: of hij als uithuisgeplaatste in strijd met de hiervoor genoemde wettelijke bepalingen heeft gehandeld.
Door deze tekortkomingen is de strafbaarheid van het bewezenverklaarde niet vast te stellen zodat verdachte daarvoor van alle rechtvervolging ontslagen moet worden.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op het Pro Justitia rapport d.d. 14 juli 2009, opgemaakt door mr. drs. [psycholoog], psycholoog over het onder 1 tenlastegelegde feit. De conclusie van [psycholoog] luidt, zakelijk weergegeven, dat er bij betrokkene sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheid met narcistische en antisociale trekken en van een verstoorde ouder-kind relatie. Hij heeft de neiging om zijn gevoelens van onvrede te dempen met middelengebruik, alcohol en cocaïne. Het tenlastegelegde is een voorbeeld van krenking, waarbij hij zich onbelangrijk en ongezien voelt door zijn ouders. Door anderen te domineren probeert hij deze gevoelens ongedaan te maken. Er is een relatie geconstateerd tussen de gediagnosticeerde psychische problematiek bij verdachte en het tenlastegelegde waardoor hij niet goed in staat is zijn wil in vrijheid te bepalen. Om deze reden wordt geadviseerd om betrokkene ten aanzien van het tenlastegelegde, indien bewezen, enigszins verminderd toerekenbaar te achten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het onder 1 bewezenverklaarde.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1. De gronden voor een straf of maatregel
Blijkens de over verdachte opgemaakte rapportages kenmerkt zijn levensstijl zich in belangrijke mate door fors alcoholgebruik en daarmee gepaard gaand cocaïnegebruik. Ook aan het nu aan de orde zijnde delict heeft, zoals verdachte zelf zegt, drank- en cocaïnegebruik ten grondslag gelegen. Het dient verdachte ernstig te worden aangerekend dat hij, wetende hoe hij op alcohol in combinatie met cocaïne reageert, in een toestand als hiervoor omschreven zijn ouders in de beschermde omgeving van hun woning aan bedreiging en intimidatie heeft blootgesteld.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met de ernst van de bewezen verklaarde feiten (bedreiging, meermalen gepleegd) zoals die ondermeer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Ten aanzien van bedreiging zijn geen landelijke oriëntatiepunten vastgesteld en zal de rechtbank de strafoplegging in vergelijkbare zaken betrekken. Met name gelet op verdachtes ter terechtzitting gebleken persoonlijke omstandigheden, de omstandigheden waaronder hij de feiten heeft begaan en de toestand waarin hij die feiten pleegde, zal de rechtbank, in plaats van de gebruikelijk op te leggen geldboete bij bewezenverklaring van een verbale bedreiging, aan verdachte een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen die gelijk is aan de duur van de door verdachte in voorarrest is doorgebrachte tijd. Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, acht de rechtbank een straf zoals door de officier van justitie gevorderd, niet aan de orde.
Voorts heeft de rechtbank bij de strafoplegging rekening gehouden met de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten, zoals blijkt uit voornoemde psychologische rapportage.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27 en 57 Sr.
10. De beslissing
De rechtbank:
- —
vrijspraak/bewezenverklaring
- —
verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- —
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit 1
- —
verklaart het bewezenverklaarde onder 1 strafbaar;
- —
verklaart dat het onder 1 bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2
- —
verklaart het onder 2 bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte terzake daarvan van alle rechtsvervolging;
straf
- —
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van éénendertig dagen;
- —
bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Opheffing bevel voorlopige hechtenis
- —
heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.C. Geeve, mr. E. Venekatte en mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2010.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 19‑01‑2010
Proces-verbaal van de terechtzitting van 5 januari 2010, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
Proces-verbaal van verhoor van de getuige [moeder van verdachte], blz. 18.
Proces-verbaal van verhoor van de getuige [vader van verdachte], blz. 21 en 22.
Proces-verbaal van aanhouding van verdachte van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], blz. 12.
Proces-verbaal van de terechtzitting van 5 januari 2010, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
Proces-verbaal van verhoor van de getuige [moeder van verdachte], blz. 18 t/m 20.
Proces-verbaal van verhoor van de getuige. [vader van verdachte], blz. 21 en 22.
Proces-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], blz. 12.