Einde inhoudsopgave
Wedervergeldingswet zeescheepvaart
Artikel 11b
Geldend
Geldend vanaf 01-10-1994
- Bronpublicatie:
22-06-1994, Stb. 1994, 573 (uitgifte: 01-01-1994, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 22539 Overheid.nl: 22539)
- Inwerkingtreding
01-10-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-09-1994, Stb. 1994, 683 (uitgifte: 01-01-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Economische Zaken
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Onze Minister kan, indien er aanwijsbare omstandigheden zijn, op grond waarvan hij kan vermoeden, dat er aanleiding bestaat tot toepassing van artikel 2 of artikel 10, van de naar zijn oordeel bij het vervoer op een door hem te omschrijven zeevervoermarkt betrokkenen, inzage van alle boeken en bescheiden verlangen, waarvan hij raadpleging nodig acht om zich van het al of niet gegrond zijn van zijn vermoeden te overtuigen.
2.
Onze Minister kan, indien een internationale afspraak of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie betrekking hebbende op het vervoer ter zee dit vereist, van de naar zijn oordeel bij het vervoer op een door hem te omschrijven zeevervoermarkt betrokkenen, inzage van alle boeken en bescheiden verlangen, waarvan hij de raadpleging nodig acht om te kunnen voldoen aan in die afspraak of dat besluit neergelegde verplichtingen.
3.
Het inzien van de boeken en bescheiden kan hij opdragen aan voor ieder afzonderlijk geval schriftelijk aan te wijzen personen.
4.
De in het derde lid bedoelde personen hebben toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Zo nodig verschaffen zij zich toegang, alsmede inzage van boeken en bescheiden, met behulp van de sterke arm. Zo nodig verschaffen zij zich toegang, alsmede inzage van boeken en bescheiden met behulp van de sterke arm.