Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/8.5.5.3
8.5.5.3 Fictieve rente over eigen en vreemd vermogen en primair rendement
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS590991:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Heithuis, Ej.W.; Renteaftrek in de vennootschapsbelasting: a never ending story, NTFR 2005/ 1026.
De vraag rijst waar de grens tussen wel en niet-gelieerd moet worden gelegd. In de huidige wet op de vennootschapsbelasting zijn verschillende bepalingen opgenomen met daarin verschillende criteria, zoals art. 8c, art. 10a, lid 4 en art. 10d, lid 2. Welk criterium in het stelsel van Heithuis moet worden genomen is mijns inziens een politieke keuze waarover ik mij hier niet uitlaat. Heithuis pleit overigens voor een 5%-criterium. Ongeacht het criterium dat wordt gekozen, leidt deze benadering tot afbakeningsproblemen. In dit verband wijs ik op het doel en de strekking van de bewoordingen ‘rechtens dan wel in feite, direct of indirect’ opgenomen in art. 10a. Indien een onderscheid wordt gemaakt tussen financieringsstructuren met en zonder gelieerde partij, bestaat de stimulans om de fiscaal meest gunstige structuur te presenteren, ook al is in wezen de minder aantrekkelijke structuur beoogd. Een dergelijk systeem dient mijns inziens daarom te worden voorzien van flankerende maatregelen, die voornoemd gedrag tegengaan.
‘Bereikt men een gelijkstelling tussen eigen en vreemd vermogen aan de aftrekkant, dan ligt het voor de hand eenzelfde gelijkstelling ook aan de opbrengstkant te bereiken’, Heithuis, Ej.W.; Renteaftrek in de vennootschapsbelasting: a never ending story, NTFR 2005/1026.
In bepaalde situaties, zoals van aanmerkelijk belang in combinatie met een tbs-vordering, kan dit anders zijn. Dit houdt evenwel verband met het verschil in behandeling van rente en dividend op het niveau van de a.b.-houder/tbs-er.
Litjens wijst nog op het verschil tussen de grondslag van primair dividend en primair rendement, Litjens, F.Pj.; Het stelsel van aftrek van primair rendement in de vennootschapsbelasting, WFR 1985/109. Primair dividend kent als grondslag het nominaal gestorte vermogen, terwijl primair rendement uitgaat van het in de vennootschap werkzame vermogen. Op zichzelf een terecht punt, maar mijns inziens onvoldoende om een stelsel van primair dividend af te wijzen. Een andere (wettelijk bepaalde) grondslag laat zich namelijk evenzeer denken.
Vergelijk Litjens, F.Pj.; Het stelsel van aftrek van primair rendement in de vennootschapsbelasting, WFR 1985/109.
Fictieve rente over eigen en vreemd vermogen
Heithuis stelt een stelsel voor, waarbij de gelijkschakeling tussen eigen vermogen en vreemd vermogen wordt beperkt tot groepsrelaties.1 Hierbij wordt geen (fictieve) aftrek verleend op eigen vermogen voor zover dit afkomstig is van niet-groepsvennootschappen; denk aan particuliere beursaandeelhouders.2 Voorts wil Heithuis renteaftrek op vreemd vermogen aangetrokken van groepsvennootschappen beperken tot een niveau dat gelijk is aan het (zoals ik het noem) primaire rendementspercentage. Hij verdedigt de door hem voorgestelde beperking tot fiscale gelijke behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen door te stellen dat binnen een groep normaliter de keuze bestaat om een vennootschap te financieren met eigen vermogen, dan wel met vreemd vermogen. Hoewel dit laatste – veelal binnen grenzen – juist is, leidt deze benadering niet tot een integrale oplossing, naast de hiervoor geschetste afbakeningsproblematiek.
Voorts werkt deze benadering mijns inziens naar verwachting economisch verstorend uit. Zo zal er vanuit de vennootschap bezien nog steeds een fiscale stimulans bestaan voor de (externe) financiering met vreemd vermogen boven eigen vermogen. Dit bevoordeelt in de regel gevestigde ondernemingen boven nieuwe ondernemingen. De uitdelingsbeslissing wordt – uitgaande van box 3 en de afwezigheid van kapitaalsbelasting – niet verstoord in dit stelsel.
In het stelsel van Heithuis dient er naast gelijkstelling aan de aftrekkant eveneens gelijkstelling plaats te hebben aan de opbrengstkant.3 Dit betekent zowel rente als dividend vrijstellen óf zowel rente als dividend belasten. Overigens komt Heithuis uit praktische overwegingen tot de conclusie dat rente en dividend op het niveau van de ontvanger verschillend moeten worden behandeld. Een heffing op rente en dividend leidt namelijk tot kapitaalvlucht en is mogelijk strijdig met het EU-recht, in het bijzonder met de M-D-richtlijn. Een volledige vrijstelling van rentebaten en dividenden leidt tot een aanzienlijke derving van belastingopbrengsten, zie hiervoor. Bovendien manoeuvreert Nederland zich in een lastige positie aangezien een dergelijke benadering ‘des tax havens is’, wat Nederland niet in dank zal worden afgenomen door het buitenland.
Naast de benadering van Heithuis dat rente en dividend allebei moeten worden vrijgesteld, dan wel belast, kan ook worden gekozen voor een andere benadering namelijk het corrigeren van het vermogen van de moeder voor (kort samengevat) het vermogen van de deelneming. Uitgaande van een percentage primair rendement (zie hierna) dat gelijk is aan het rentepercentage, bestaat er dan op de meeste niveaus geen fiscale stimulans om te financieren met vreemd vermogen. Bij de financiering van een vennootschap bestaat er indifferentie tussen (volledige) financiering met vreemd vermogen en volledige financiering met eigen vermogen, in ieder geval in concernverhoudingen.4 Rente wordt namelijk eenmaal belast en eenmaal afgetrokken; aftrek bij de debiteur en heffing bij de crediteur. Bij primair rendement gebeurt dit ook, zij het minder zichtbaar. Allereerst is het primaire rendement aftrekbaar op het niveau van de dochtermaatschappij/debiteur. Voorts leidt de aanwezigheid van eigen vermogen op het niveau van de dochter tot een lagere basis voor aftrek van primair rendement op het niveau van de moeder. Daarmee ontstaat er mijns inziens evenwicht. Het belasten van dividend (door het niet toepassen van de deelnemingsvrijstelling) leidt mijns inziens tot dubbele heffing, wat onterecht zou zijn. Het vrijstellen van rente zou leiden tot een heffingsvacuüm.
Aftrek primair rendement
Een stelsel van primair rendement werkt deels hetzelfde als een stelsel van aftrek van primair dividend.5 De achtergrond van deze stelsels is echter verschillend. De aftrek van primair dividend is in het bijzonder gericht op het tegengaan van dubbele heffing op uitgedeelde winsten. Op deze wijze worden de gevolgen van het klassieke stelsel gemitigeerd. Het doel van de aftrek van primair rendement is daarentegen de gelijke behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen.6 Bij de aftrek van primair rendement is derhalve een normale vergoeding van het in de onderneming werkzame vermogen aftrekbaar. Hierbij is het niet van belang of winsten worden uitgekeerd, dan wel worden gereserveerd.