Renteaftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting
Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/8.5.5.4:8.5.5.4 Keuze
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/8.5.5.4
8.5.5.4 Keuze
Documentgegevens:
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS590977:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
De problematiek van interne financiering met eigen vermogen versus externe financiering met eigen vermogen is hiermee overigens niet ten principale opgelost. Dit probleem ligt namelijk in de sfeer van de aandeelhouders/crediteuren, zoals ik in paragraaf 8.7 zal aantonen.
In gelijke zin Litjens, F.Pj.; Het stelsel van aftrek van primair rendement in de vennootschapsbelasting, WFR 1985/109.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De stelsels aftrek primair dividend en aftrek primair rendement kennen een fundamenteel andere achtergrond. Dit wordt onder meer geïllustreerd door een verschil in het moment van het genieten van de aftrek. Primair dividend beoogt dubbele heffing te voorkomen of te mitigeren. Daarom wordt pas op het moment van de dividenduitdeling een aftrek verleend op het niveau van de uitdelende vennootschap. Ten opzichte van een zuiver klassiek stelsel werkt een dergelijk systeem effectief uit, in de zin dat dubbele heffing over het primaire dividend wordt voorkomen. In het huidige inkomstenbelastingstelsel geldt dit zonder meer voor box 1 en box 2, hoewel bij box 2 – gelet op het tarief van 25% – in wezen al is voorzien in een opheffing van een dubbele heffing. Ook bij box 3 leidt de winstuitdeling an sich niet tot dubbele heffing. Door het forfaitaire karakter is immers ook zonder winstuitdeling sprake van belastingheffing.
De achtergrond van een stelsel van aftrek van primair rendement is het in aftrek laten van een normale vergoeding van het in de onderneming werkzame vermogen. Dit houdt in dat slechts de daadwerkelijke overwinst wordt belast met vennootschapsbelasting. Dit leidt ertoe dat zo’n stelsel op het niveau van de vennootschap economisch efficiënt uitwerkt voor de keuze tussen financiering met eigen vermogen of met vreemd vermogen.1 Gelet op de achtergrond wordt jaarlijks en onafhankelijk van de uitdeling van winst, een bepaalde aftrek in aanmerking genomen. Ook in een jaar dat geen winst wordt uitgekeerd, brengt het aanhouden van eigen vermogen immers economisch financieringskosten met zich.2
Gelet op het voorstaande gaat bij de vergelijking tussen primair dividend en primair rendement, mijn voorkeur uit naar een stelsel van aftrek van primair rendement. Voorts vallen ten aanzien van de primaire en secundaire fiscale toets op het eerste gezicht niet direct discrepanties waar te nemen. Gelet op dit feit en op de positieve uitkomst op economisch gebied, onderwerp ik dit stelsel in de volgende paragraaf aan een nader onderzoek. Hierbij zoek ik ook naar eventuele discrepanties die moeten worden blootgelegd bij de primaire en secundaire fiscale toets.