Rb. Rotterdam, 05-06-2014, nr. AWB-12, 04808
ECLI:NL:RBROT:2014:4402
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
05-06-2014
- Zaaknummer
AWB-12_04808
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2014:4402, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 05‑06‑2014; (Bodemzaak)
Hoger beroep: ECLI:NL:CBB:2016:57
Uitspraak 05‑06‑2014
Inhoudsindicatie
Uitspraak na tussenuitspraak (ECLI:NL:RBROT:2014:2045).
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 12/4808
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 juni 2014 in de zaak tussen
[naam], te[plaats], eiseres,
gemachtigden: mrs. R. Elkerbout en W. Wolbers,
en
Autoriteit Consument & Markt, verweerder,
gemachtigden: mrs. K. Hellingman en E.K.S. Mollen.
Procesverloop
In deze zaak heeft de rechtbank op 20 maart 2014 een tussenuitspraak (ECLI:NL:RBROT:2014:2045) gedaan, waarin het procesverloop tot die datum is opgenomen.
De rechtbank heeft ACM met toepassing van artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid gesteld een gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
ACM heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 2 april 2014. Eiseres heeft bij brief van 20 mei 2014 haar zienswijze gegeven over de wijze van herstel van het gebrek door ACM.
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, van de Awb bepaald dat het nadere onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.
De tussenuitspraak van 20 maart 2014 maakt deel uit van deze einduitspraak. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat, gelet op de uitspraak van 1 juli 2010 van de rechtbank (ECLI:NL:RBROT:2010:BM9911, hierna: de uitspraak Boomkwekerijen), de omzet vóór 17 augustus 2005 niet mag worden meegenomen bij de betrokken omzet. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak voorts geconstateerd dat, nu uit de gedingstukken niet op voorhand valt af te leiden wat de betrokken omzet van eiseres is geweest in de periode 17 augustus 2005 tot 7 mei 2006, ACM alsnog dient vast te stellen of toepassing van de uitspraak Boomkwekerijen tot een lagere boete leidt. ACM is in de gelegenheid gesteld dit gebrek binnen een in de tussenuitspraak gestelde termijn te herstellen.
2.
ACM stelt in haar brief van 2 april 2014 dat toepassing van de uitspraak Boomkwekerijen niet tot een lagere boete voor eiseres zal leiden. Het boetebedrag berekend op basis van de omzetgegevens van eiseres over 17 augustus 2005 tot en met 7 mei 2006 komt (eveneens) boven het wettelijk boetemaximum uit. Bij brief van 20 mei 2014 geeft eiseres te kennen gegeven dat zij het eens is met dit standpunt van ACM.
3.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat ACM het gebrek heeft hersteld. Er is dus geen aanleiding voor een verlaging van de aan eiseres opgelegde boete. Daar komt bij dat - na de tussenuitspraak - het College van Beroep voor het bedrijfsleven in zijn uitspraak van 10 april 2014 in het hoger beroep tegen de uitspraak Boomkwekerijen (ECLI:NL:CBB:2014:118) heeft geoordeeld dat artikel 64 van de Mededingingswet uitsluitend ziet op de bevoegdheid van ACM om een boete op te leggen en dat niet valt in te zien dat dit artikel een rol behoort te spelen bij het bepalen van de boetegrondslag.
Eindoordeel
4.
Gelet op hetgeen in de tussenuitspraak en hiervoor onder 3 is overwogen komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep van eiseres ongegrond is.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten van eiseres bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, voorzitter, en mr. P. Vrolijk en mr. J.M.W. van de Sande, leden, in aanwezigheid van mr. M. Traousis – van Wingaarden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.