Richtlijn 93/109/EG tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een Lid-Staat waarvan zij geen onderdaan zijn
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 30-12-1993
- Bronpublicatie:
06-12-1993, PbEG 1993, L 329 (uitgifte: 30-12-1993, regelingnummer: 93/109/EG)
- Inwerkingtreding
30-12-1993
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-12-1993, PbEG 1993, L 329 (uitgifte: 30-12-1993, regelingnummer: 93/109/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
1.
Indien in een Lid-Staat op 1 januari 1993 het aantal burgers van de Unie die aldaar verblijf houden zonder de nationaliteit van deze Lid-Staat te bezitten en die de kiesgerechtigde leeftijd hebben bereikt, meer bedraagt dan 20 % van het totale aantal burgers van de Unie die de kiesgerechtigde leeftijd hebben bereikt en die daar verblijf houden, kan deze Lid-Staat in afwijking van de artikelen 3, 9 en 10
- a)
het actief kiesrecht uitsluitend toekennen aan de communautaire kiezers die ten minste sedert een bepaalde tijd, welke op niet meer dan vijf jaar mag worden vastgesteld, in deze Lid-Staat verblijf houden,
- b)
het passief kiesrecht uitsluitend toekennen aan de communautaire verkiesbare personen die ten minste sedert een bepaalde tijd, die op niet meer dan tien jaar mag worden vastgesteld, in deze Lid-Staat verblijf houden.
Deze bepalingen laten de maatregelen onverlet die die Lid-Staat ten aanzien van de samenstelling van de kandidatenlijsten kan treffen, met name om de integratie van de burgers van de Unie die geen onderdaan van die Lid-Staat zijn, te vergemakkelijken.
De in de eerste alinea bedoelde voorwaarden inzake verblijfsduur zijn evenwel niet van toepassing op de communautaire kiezers en verkiesbare personen die ingevolge hun verblijf buiten hun Lid-Staat van herkomst, of ingevolge de duur van dit verblijf, aldaar niet het actief of passief kiesrecht hebben.
2.
Indien op 1 februari 1994 bij de wetgeving van een Lid-Staat is voorgeschreven dat aldaar verblijvende onderdanen van een andere Lid-Staat stemrecht hebben bij de verkiezingen voor het Parlement van die Lid-Staat en daartoe op de kiezerslijsten van die Lid-Staat kunnen worden ingeschreven onder precies dezelfde voorwaarden als de nationale kiezers, hoeft eerstgenoemde Lid-Staat in afwijking van deze richtlijn, de artikelen 6 tot en met 13 niet op die onderdanen toe te passen.
3.
Uiterlijk op 31 december 1997 en vervolgens telkens achttien maanden vóór de verkiezingen voor het Europees Parlement dient de Commissie bij de Raad en het Europees Parlement een verslag in waarin zij nagaat of de redenen die de toekenning aan de betrokken Lid-Staten van een afwijking overeenkomstig artikel 8 B, lid 2, van het EG-Verdrag rechtvaardigen, nog aanwezig zijn, en stelt zij in voorkomend geval passende wijzigingen voor.
De Lid-Staten die overeenkomstig lid 1 afwijkende bepalingen vaststellen, verstrekken de Commissie alle nodige gegevens ter rechtvaardiging hiervan.