Einde inhoudsopgave
Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar
Artikel 18 [Beëdiging door het College]
Geldend
Geldend vanaf 04-10-2002
- Bronpublicatie:
26-09-2002, Stb. 2002, 495 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
04-10-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-09-2002, Stb. 2002, 495 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Politierecht / Bijzondere onderwerpen
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
1.
Onze Minister beëdigt de persoon, bedoeld in artikel 2, tot buitengewoon opsporingsambtenaar.
2.
De werkgever dient een aanvraag tot beëdiging van een buitengewoon opsporingsambtenaar in bij Onze Minister en overlegt daarbij een bewijs van de titel van opsporingsbevoegdheid en een bewijs van bekwaamheid van de te beëdigen persoon.
3.
De aanvraag, bedoeld in artikel 9, eerste lid, wordt tevens geacht te zijn een aanvraag tot beëdiging.
4.
De beëdiging vindt plaats voor de opsporing van de feiten waartoe een persoon ingevolge de titel van opsporingsbevoegdheid bevoegd is, op het grondgebied waarvoor de opsporingsbevoegdheid geldt.
5.
Indien gebleken is dat de in het eerste lid bedoelde persoon voldoet aan de voorwaarden voor beëdiging wordt hij binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag beëdigd.