Einde inhoudsopgave
Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar
Artikel 9 [Indiening aanvraag bij minister, bij College]
Geldend
Geldend vanaf 04-10-2002
- Bronpublicatie:
26-09-2002, Stb. 2002, 495 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
04-10-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-09-2002, Stb. 2002, 495 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Politierecht / Bijzondere onderwerpen
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
1.
De werkgever dient een aanvraag tot het verlenen van de akte van opsporingsbevoegdheid in bij Onze Minister.
2.
Onze Minister raadpleegt in ieder geval bij de aanvraag voor een categorie of eenheid het College van procureurs-generaal en Onze Ministers wie het mede aangaat.
3.
De aanvraag bevat, naast de in artikel 5 genoemde gegevens, de volgende gegevens:
- a.
naam, voornamen, woonplaats alsmede geboortedatum en -plaats van de persoon, ten behoeve van wie de aanvraag tot buitengewoon opsporingsambtenaar wordt gedaan;
- b.
een omschrijving van diens functie en standplaats.
4.
Bij de aanvraag wordt een bewijs van bekwaamheid van de desbetreffende persoon gevoegd. Indien de aanvraag betrekking heeft op de verlenging of wijziging van de akte van opsporingsbevoegdheid wordt een bewijs van beëdiging bijgevoegd.