Vgl. HR 19 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ1660; HR 17 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:638.
HR, 08-03-2016, nr. 14/06173
ECLI:NL:HR:2016:388
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
08-03-2016
- Zaaknummer
14/06173
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:388, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑03‑2016; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2709, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:2709, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑12‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:388, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2016-0126
Uitspraak 08‑03‑2016
Inhoudsindicatie
Verstekverlening, aanwezigheidsrecht. ’s Hofs beslissing om tegen verdachte verstek te verlenen en het o.t.tz. voort te zetten is, achteraf bezien onjuist, nu uit een aan de schriftuur gehecht schrijven van de Belgische Federale Overheidsdienst Justitie - aan de herkomst en betrouwbaarheid waarvan in redelijkheid niet behoeft te worden getwijfeld - moet worden afgeleid dat verdachte t.t.v. de behandeling van zijn strafzaak in h.b. i.v.m. een andere zaak in België was gedetineerd. Gelet op het grote belang van verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn dient verdachte de mogelijkheid te hebben om zijn zaak alsnog in h.b. in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen.
Partij(en)
8 maart 2016
Strafkamer
nr. S 14/06173
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 december 2014, nummer 20/003566-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft I.T.H.L. van de Bergh, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel strekt ten betoge dat het Hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet verschenen verdachte aangezien deze ten tijde van de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde was gedetineerd en hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn.
2.2.1.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
(i) een akte van uitreiking - gehecht aan het dubbel van de dagvaarding om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 21 november 2014 - inhoudende dat die dagvaarding op 10 oktober 2014 aan de verdachte in persoon is uitgereikt;
(ii) het proces-verbaal van voormelde terechtzitting inhoudende dat aldaar de verdachte niet is verschenen, dat tegen hem verstek is verleend en dat het onderzoek is gesloten.
2.2.2.
In cassatie is - door middel van aanhechting aan de schriftuur - een "attest van gevangenschap - vrijstelling" overgelegd van de Belgische Federale Overheidsdienst Justitie. Uit dit stuk blijkt dat de verdachte van 13 november 2014 21:18 uur tot 4 juni 2015 13:48 uur was gedetineerd in de Strafinrichting te Hasselt (België).
2.3.
Uitgangspunt is dat indien de dagvaarding van een verdachte die is ingeschreven in de BRP, rechtsgeldig is betekend en de verdachte noch een bepaaldelijk gevolmachtigd raadsman op de terechtzitting is verschenen, de rechter - behoudens duidelijke aanwijzingen van het tegendeel - kan uitgaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. Nochtans bestaat de mogelijkheid dat achteraf moet worden vastgesteld dat aan het recht van de verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, is tekortgedaan. Dit kan zich voordoen indien de verdachte, zoals naar moet worden aangenomen hier het geval is geweest, ten tijde van de behandeling van zijn zaak in verband met een andere strafzaak was gedetineerd zonder dat dit de rechter bekend was.
2.4.
Uit het hiervoor onder 2.2.2 vermelde stuk - aan de herkomst en betrouwbaarheid waarvan in redelijkheid niet behoeft te worden getwijfeld - moet worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep in verband met een andere zaak in België was gedetineerd, zodat de beslissing van het Hof om tegen de verdachte verstek te verlenen en het onderzoek ter terechtzitting voort te zetten, achteraf bezien onjuist was. Gelet op het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn brengt het vorenoverwogene mee dat de verdachte de mogelijkheid dient te hebben om zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen. Dit leidt ertoe dat het bestreden arrest moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen opdat deze opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2.5.
Het middel is dus terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 maart 2016.
Conclusie 22‑12‑2015
Inhoudsindicatie
Verstekverlening, aanwezigheidsrecht. ’s Hofs beslissing om tegen verdachte verstek te verlenen en het o.t.tz. voort te zetten is, achteraf bezien onjuist, nu uit een aan de schriftuur gehecht schrijven van de Belgische Federale Overheidsdienst Justitie - aan de herkomst en betrouwbaarheid waarvan in redelijkheid niet behoeft te worden getwijfeld - moet worden afgeleid dat verdachte t.t.v. de behandeling van zijn strafzaak in h.b. i.v.m. een andere zaak in België was gedetineerd. Gelet op het grote belang van verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn dient verdachte de mogelijkheid te hebben om zijn zaak alsnog in h.b. in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen.
Nr. 14/06173 Zitting: 22 december 2015 | Mr. A.E. Harteveld Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft bij arrest van 5 december 2014 de verdachte ter zake van 1. "medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken" en 3. "mishandeling", veroordeeld tot een gevangenisstraf van 29 maanden. Voorts heeft het Hof beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen, een en ander als in het arrest vermeld.
2. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Namens de verdachte heeft mr. I.T.H.L. van de Bergh een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet verschenen verdachte aangezien deze ten tijde van de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde was gedetineerd en hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn.
4. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 21 november 2014 houdt het volgende in:
"De voorzitter doet de zaak tegen de na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte genaamd:
[verdachte],geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,wonende te [woonplaats],
is - hoewel behoorlijk (in persoon) opgeroepen - niet verschenen.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. A.L. Rinsma, advocaat te Maastricht.
De voorzitter stelt aan de hand van de mededeling van de deurwaarder vast dat de raadsvrouw van de benadeelde partijen [A] B.V en [betrokkene 1], te weten mr. E.E. Frenken ter terechtzitting is verschenen en dat de benadeelde partij [betrokkene 2] niet ter terechtzitting is verschenen.
De voorzitter deelt mede, dat de strafzaak tegen verdachte gelijktijdig, doch niet gevoegd, zal worden behandeld met de eveneens ter terechtzitting van heden aangebrachte strafzaak onder parketnummer 20-003498-13 tegen [betrokkene 3].
De raadsman deelt het volgende mede.
Ik heb in aanloop naar deze zitting geen contact kunnen krijgen met mijn cliënt. Ik ben niet gemachtigd om namens hem de verdediging te voeren.
De voorzitter deelt het volgende mede.
In verband met de gewijzigde samenstelling van het hof wordt het onderzoek, dat ter terechtzitting van 24 juli 2014 werd geschorst, opnieuw aangevangen.
Op vordering van de advocaat-generaal verleent het hof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt, dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan."
5. In cassatie is - door middel van aanhechting aan de schriftuur - overgelegd een door de raadsman in cassatie bij de Federale Overheidsdienst Justitie opgevraagd attest van gevangenschap - vrijstelling. Uit dit stuk blijkt dat de verdachte van 13 november 2014 21:18 uur tot 4 juni 2015 13:48 uur was gedetineerd in de Strafinrichting te Hasselt (België).
6. Uit het hiervoor onder 5 vermelde stuk - aan de herkomst en betrouwbaarheid waarvan in redelijkheid niet behoeft te worden getwijfeld - moet worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn zaak in hoger beroep in verband met een andere strafzaak was gedetineerd, zodat de beslissing van het Hof om tegen de verdachte verstek te verlenen en het onderzoek ter terechtzitting voort te zetten, achteraf bezien onjuist was. Gelet op het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn brengt het vorenoverwogene mee dat de verdachte de mogelijkheid dient te hebben om zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen. Dit leidt ertoe dat het bestreden arrest moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen opdat deze opnieuw wordt berecht en afgedaan.1.Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
7. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 22‑12‑2015