Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/93
93 Sprongbeslissing
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691952:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Pas indien de grondslag van de vordering van eiser is komen vast te staan en de rechter van oordeel is dat gelet op de door verweerder aangevoerde bijzondere omstandigheden (bijv. op grond van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid de toewijzing van de vordering onaanvaardbaar zou zijn) wordt het bevrijdend verweer beoordeeld (zie nr. 273 e.v.). Eiser heeft recht op de hele gedachtegang van de beoordeling door de rechter. Pas als de feiten zoals door eiser gesteld zijn komen vast te staan, kan worden nagegaan of een en ander heroverweging verdient.
Ook op basis van de definitie van Asser waarbij hij ‘al of niet veronderstellenderwijs uitgaat van de juistheid van de door de eiser gestelde feiten en daaraan verbonden rechtsgevolgen’,1 heeft de rechter de mogelijkheid direct over te gaan tot honorering van het bevrijdend verweer. Een beslissing waarbij de vordering om die reden geen bespreking behoeft zou ik willen betitelen als een sprongbeslissing; over een beoordeling van de grondslag van de eis wordt heen gesprongen. Een bevrijdend verweer wordt dan als eerste behandeld aangezien bij slagen ervan aan de vordering het belang komt te ontvallen. Mag de rechter indien hij het bevrijdend verweer wil honoreren in alle gevallen een sprongbeslissing nemen en direct overgaan tot een afwijzing van het gevorderde? Naar mijn mening zal onderscheid moeten worden gemaakt tussen verschillende bevrijdende verweren. Uitgangspunt is dat de rechter de bevoegdheid heeft een sprongbeslissing te nemen tenzij zich een contra-indicatie voordoet. Een contra-indicatie impliceert dat in die gevallen de grondslag van de vordering van eiser moet komen vast te staan en dat pas na vaststelling van de grondslag het bevrijdend verweer wordt beoordeeld.
Voorbeelden van contra-indicaties die aan een sprongbeslissing in de weg kunnen staan
Indien verweren betrekking hebben op de omvang van de schadevergoeding (een beroep op toerekening naar redelijkheid (art. 6:98 BW), voordeelstoerekening (art. 6:100 BW), eigen schuld (art. 6:101 BW) en matiging (art. 6:109 BW)), zal de aansprakelijkheid en de schadeplichtigheid eerst moeten komen vast te staan voordat de verweren van verweerder worden beoordeeld.
Ingeval verweerder heroverweging vraagt van de op het eerste gezicht aangenomen rechtsverhouding is m.i. een sprongbeslissing niet mogelijk.2