Einde inhoudsopgave
Luchtvaartwet
Artikel 58 [Vorderen vliegtuigen/vliegvelden]
Geldend
Geldend vanaf 16-03-2005
- Bronpublicatie:
02-12-2004, Stb. 2004, 686 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken: 29514)
- Inwerkingtreding
16-03-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-02-2005, Stb. 2005, 118 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
Ministerie van Justitie
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
1.
Onze Minister kan bepalen, dat houders van luchtvaartuigen op daartoe strekkende aanwijzing door Onze Minister verplicht zijn met deze vervoermiddelen het vervoer van bepaalde personen of zaken te bewerkstelligen en de vervoermiddelen daartoe volledig uitgerust op een aangewezen plaats ter beschikking te stellen; deze plaats, alsmede de plaats van bestemming kunnen buiten Nederland zijn gelegen.
2.
De aanwijzing wordt zo mogelijk schriftelijk gegeven; een op andere wijze gegeven aanwijzing wordt zo spoedig mogelijk door een schriftelijke aanwijzing gevolgd. Voor de aanvang van het vervoer wordt de vervoerder medegedeeld te wiens behoeve het vervoer plaats vindt.
3.
Met betrekking tot het in het eerste lid bedoelde vervoer gelden tussen de vervoerder en hem te wiens behoeve het vervoer plaats vindt de voor soortgelijk vervoer rechtens geldende dan wel gebruikelijke tarieven en voorwaarden; bij gebreke zowel van gebruikelijke als van rechtens geldende tarieven en voorwaarden gelden de door Onze Minister vastgestelde tarieven en voorwaarden.
4.
Onze Minister kan bij ministeriële regeling regels stellen ter aanvulling of ter vervanging van de rechtens geldende of gebruikelijke tarieven en voorwaarden.
5.
Onze Minister kan aan de houder van luchtvaartuigen aan wie een aanwijzing is gegeven krachtens het eerste lid, een naar billijkheid te bepalen vergoeding toekennen ter zake van buitengewone kosten door betrokkene gemaakt vanwege de naleving van de aanwijzing.
6.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen op voordracht van Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Defensie regels worden gesteld ter zake van de toepassing van het vijfde lid.