Einde inhoudsopgave
Luchtvaartwet
Artikel 61a [Verzoek aan minister van Verkeer en Waterstaat]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
24-04-2019, Stb. 2019, 179 (uitgifte: 16-05-2019, kamerstukken: 34501)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-07-2021, Stb. 2021, 370 (uitgifte: 22-07-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
Ministerie van Justitie
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
1.
Voordat Onze Minister van Defensie een hem krachtens dit hoofdstuk ten aanzien van burgerluchtvaart toekomende bevoegdheid uitoefent, richt hij een verzoek aan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat om aan de behoefte gesteld door Onze Minister van Defensie te voldoen. Onze Minister van Defensie oefent de bevoegdheden krachtens dit hoofdstuk ten aanzien van burgerluchtvaart niet uit dan nadat Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat te kennen heeft gegeven niet te zullen voldoen aan dit verzoek.
2.
In dringende omstandigheden kan Onze Minister van Defensie afwijken van het eerste lid. Hij stelt Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat daarvan terstond in kennis. Zodra de omstandigheden dat naar het oordeel van Onze Minister van Defensie en van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat toelaten, wordt aan de door Onze Minister van Defensie gestelde behoefte voldaan door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
3.
Indien een in deze wet toegekende bevoegdheid door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat wordt uitgeoefend ten behoeve van de uitvoering van de militaire taak, vindt toekenning van een vergoeding krachtens artikel 58, vijfde lid, plaats in overeenstemming met Onze Minister van Defensie. Deze vergoeding komt voor rekening van Onze Minister van Defensie.