Einde inhoudsopgave
Aanwijzingen voor de regelgeving
Officiële Toelichting
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2022
- Bronpublicatie:
18-03-2022, Stcrt. 2022, 5649 (uitgifte: 29-03-2022, regelingnummer: 3762874)
- Inwerkingtreding
01-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-03-2022, Stcrt. 2022, 5649 (uitgifte: 29-03-2022, regelingnummer: 3762874)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Besluit (algemeen)
Staatsrecht / Wetgeving
Algemeen. Het nader rapport bestuurlijke boetestelsels van 26 april 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 34 775-VI, nr. 102, en Stcrt. 2018, 31269) stelt eisen aan de motivering van de hoogte van een bestuurlijke boete. Die eisen zijn zwaarder indien het voornemen bestaat om te sanctioneren met hogere boetes dan de maxima die gelden op grond van artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht. Het nader rapport noemt als gronden waarin dit gerechtvaardigd kan worden geacht de aansluiting bij EU-recht of de noodzaak tot voordeelsontneming. Zie daarom ook aanwijzing 2.7 waarin verwezen wordt naar de criteria die bij die motivering in acht moeten worden genomen.
Eerste lid. In bestuursrechtelijke wetgeving wordt de maximale hoogte van bestuurlijke boetes vastgesteld op een bedrag dat vergelijkbaar is met een van de geldboetecategorieën van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht (artikel 27, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht BES). Door de dynamische verwijzing worden de bedragen regelmatig geïndexeerd.
Derde lid. In een aantal wetgevingscomplexen is het maximumbedrag niet gefixeerd, maar gerelateerd aan de omzet (zie bijvoorbeeld artikel 57 van de Mededingingswet, artikel 85 van de Wet marktordening gezondheidszorg en artikel 1:82 van de Wet op het financieel toezicht). Een dergelijk open boetemaximum is aanvaardbaar, mits hiervoor een goede argumentatie kan worden gegeven, zoals de uiteenlopende grootte van ondernemingen.