Invoeringswet Wetboek van Strafrecht
Einde inhoudsopgave
Invoeringswet Wetboek van Strafrecht:Artikel 38
Invoeringswet Wetboek van Strafrecht
Artikel 38
Geldend
Documentgegevens:
Geldend vanaf 01-09-1886
- Bronpublicatie:
15-04-1886, Stb. 1886, 64 (uitgifte: 13-05-1886, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-1886
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-04-1886, Stb. 1886, 64 (uitgifte: 13-05-1886, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Financiën
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Algemeen
In de gevallen in de artt. 32–37 bedoeld is de rechter bevoegd, ontzetting uit te spreken van de in art. 28, n°. 1, 2, 3 en 4 van het Wetboek van Strafrecht vermelde rechten, benevens van voogdij en curateele over eigen kinderen, voor den duur in artikel 31 van dat Wetboek aangewezen.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.