HR 24 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7985, NJ 2004/165 m.nt. J.M. Reijntjes. Zie recentelijk nog: HR 18 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:846.
HR, 01-10-2019, nr. 18/01413
ECLI:NL:HR:2019:1362
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
01-10-2019
- Zaaknummer
18/01413
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:1362, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑10‑2019; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:765
ECLI:NL:PHR:2019:765, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑07‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:1362
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2019-0333
NbSr 2019/315
Uitspraak 01‑10‑2019
Inhoudsindicatie
Opzetheling van een auto, art. 416 Sr. Slagende motiveringsklacht. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2003:AF7985 m.b.t. motiveringseisen voor redengevende f&o in bewijsoverweging. Hof heeft blijkens zijn bewijsoverweging redengevend geacht voor het bewijs dat (i) de auto onder verdachte omstandigheden werd gekocht en afgeleverd, te weten zonder de gebruikelijke papieren, zoals een factuur, kwitantie en garantiebewijs of enig ander bewijs van aankoop, alsmede dat (ii) verdachte geen enkel onderzoek heeft gedaan naar de persoon van de verkoper of de historie en technische aard van de auto. Het betreft hier gegevens die niet in de b.m. zijn vermeld terwijl het Hof in zijn overweging evenmin met voldoende mate van nauwkeurigheid het wettige b.m. heeft aangegeven waaraan het die f&o heeft ontleend. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/01413
Datum 1 oktober 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 7 november 2017, nummer 21/003792-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de verdachte.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft F.J.E. Hogewind, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1
Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij in de periode 6 december 2013 tot en met 7 januari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een auto, zijnde een Range Rover Evoque met kenteken [kenteken], heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van de auto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van 16 december 2013 opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent van Korps Landelijke Politiediensten, voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster [aangeefster] namens de Rabobank [a-straat 1] te Utrecht (pagina 19), zakelijk weergegeven:
Als adviseur fraude van de afdeling Crisismanagement & Fraudebestrijding van het Directoraat Toezicht van Rabobank Nederland ben ik uit hoofde van mijn functie bevoegd tot het doen van aangifte van strafbare feiten gepleegd tegen de Rabobank Groep.
Ik wens aangifte te doen van oplichting, fraude, heling en/of opzetheling en witwassen.
Vanaf de Rabobankbankrekening van [benadeelde] [rekeningnummer 1] is op 6 december 2013 om 16:12 u een bedrag overgemaakt van 37.950,- euro naar [A], Rabobankrekeningnummer [rekeningnummer 2].
Voor deze overboeking heeft [benadeelde] geen toestemming gegeven.
Middels het frauduleus overgeboekte bedrag is een Range Rover Evoque met kenteken [kenteken] gekocht.
De auto is gekocht bij [A] te [plaats].
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van 12 december 2013 opgemaakt door [verbalisant 2], BOA domein generieke opsporing van Regiopolitie Midden en West Brabant, voor zover inhoudende de verklaring van aangever [benadeelde] (pagina’s 35-36), zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van oplichting. Doordat mij een mail werd gestuurd, die afkomstig leek van de Rabobank en waarin mij werd gevraagd op een link te klikken en zo mijn persoonlijke gegevens achter te laten, is er een bedrag van 37.950 euro van mijn rekening [rekeningnummer 1] afgeschreven. Als ik zou hebben geweten, dat een valse naam/valse hoedanigheid was aangenomen dan zou ik niet tot afgifte van mijn persoonlijke gegevens zijn overgegaan en had ik nooit op de mail gereageerd en niet op de link hebben geklikt.
Op 9 december 2013 omstreeks 12:00 uur werd ik gebeld en kreeg ik een [betrokkene 1] van de Rabobank Tilburg en omstreken aan de telefoon. Deze [betrokkene 1] vertelde mij dat mijn rekening op naam van [benadeelde] was geblokkeerd. Er was een bedrag van 37.950 euro afgeschreven en dit geld was gebruikt voor de aankoop van een auto.
[betrokkene 1] vertelde mij dat de Rabobank op 7 december 2013 is gebeld door een autodealer, [A] te [plaats], dat deze dealer een auto, een Range Rover Evoque, voorzien van kenteken [kenteken] had verkocht aan een mevrouw in Bloemendaal. Deze auto is op vrijdag 6 december 2013 bij [A] opgehaald.
Bij het nakijken op de Rabobank rekening bleek dat het bedrag van 37.950 euro niet was afgeschreven op naam van de mevrouw waar hij de auto aan had verkocht maar van [benadeelde] te [plaats]. [A] heeft daarop direct contact gezocht met de Rabobank en deze hebben de rekening van [benadeelde] geblokkeerd.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal relatieschema van 27 februari 2014 opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent van Korps Landelijke Politiediensten, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant (pagina 70), zakelijk weergegeven:
Op 6 december 2013 werd het voertuig met kenteken [kenteken] middels phishing aangeschaft bij [A] te [plaats].
Uit het bevragingssysteem van de Rijksdienst voor wegverkeer blijkt dat het voertuig (hierna Range Rover) op 6 december 2013 op naam werd gezet van [betrokkene 2]. Op 9 december 2013 is de tenaamstelling van de Range Rover overgeschreven naar [betrokkene 3].
Op 10 december 2013 is de tenaamstelling van de Range Rover overgeschreven naar [verdachte].
4. Een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering te weten een vertaling van een verhoor door de politie te Stockholm op 19 september 2014 van de daar gedetineerde [betrokkene 3], voor zover inhoudende (pagina 214) - zakelijk weergegeven -:
[betrokkene 3] verklaarde dat hij geen idee heeft van wie de Range Rover met kenteken [kenteken] is en hij zegt dat hij gebruikt is door iemand die die auto op zijn naam heeft gezet. [betrokkene 3] zegt dat hem gevraagd werd of iemand de auto op zijn naam mocht zetten en daarna de auto van zijn naam halen. [betrokkene 3] zegt dat hij die auto nooit gekocht heeft. [betrokkene 3] zegt dat hij niet voor de Range Rover betaald heeft en geen Range Rover heeft verkocht.
5. De verklaring van verdachte ter zitting van het hof, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Het klopt dat de Range Rover met het kenteken [kenteken] op 10 december 2013 op mijn naam was gezet. Ik had die auto tweedehands aangeschaft.
Ik heb de auto voor € 31.000,- gekocht van ene [betrokkene 3]. Ik kende hem niet. Ik ben met hem in contact gekomen via het internet.
De Range Rover is contant betaald. Dat heb ik gedaan op 10 december 2013. Bij [de b-straat] te Amsterdam vond de overdracht plaats.”
2.2.3
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
“De inhoud van voormelde bewijsmiddelen leveren op de redengevende feiten en omstandigheden waarop na te melden bewezenverklaring steunt, dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan.
Het hof neemt daarbij in overweging dat uit de stukken blijkt dat verdachte een relatief korte tijd nadat via een phishingfraudeconstructie een Range Rover bij een garagebedrijf was verworven, die auto op zijn naam heeft laten zetten. Betrokkenheid van verdachte bij de phishingfraude is niet komen vast te staan. Dit is ook niet tenlastegelegd.
Gelet echter op het feit dat de - redelijk dure - auto onder verdachte omstandigheden werd gekocht en afgeleverd, te weten zonder de gebruikelijke papieren zoals een factuur, kwitantie en garantiebewijs of enig ander bewijs van aankoop, op een ongebruikelijke plaats, terwijl de verdachte alleen een naam van de verkoper kende, zonder enig onderzoek naar de persoon van de verkoper of de historie en technische staat van de auto, is verdachte naar het oordeel van het hof tekort geschoten in zijn onderzoeksverplichting. Het enkel stellen van de vraag waarom de auto werd verkocht acht het hof onvoldoende om vast te stellen dat verdachte wel aan die onderzoeksplicht heeft voldaan. Degene die “op papier” de verkoper van de auto was heeft verklaard dat hij is gebruikt als “katvanger”.
Door zo te handelen heeft verdachte op zijn minst de aanmerkelijke kans aanvaard dat de auto van misdrijf afkomstig was.
Het verweer van de raadsman betreffende de betrouwbaarheid van de verklaring die [betrokkene 3] heeft afgelegd wordt verworpen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van die verklaring, afgelegd met bijstand van een tolk, te twijfelen.”
2.3
Bij de beoordeling van het middel dient het volgende te worden vooropgesteld. Indien het gaat om feiten of omstandigheden die door de rechter redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring, dient de rechter die zich aldus - al dan niet in reactie op een bewijsverweer - beroept op bepaalde niet in de bewijsmiddelen vermelde gegevens, met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweginga) die feiten of omstandigheden aan te duiden, enb) het wettige bewijsmiddel aan te geven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend (vgl. HR 24 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7985).
2.4
Het Hof heeft blijkens zijn hiervoor weergegeven bewijsoverweging redengevend geacht voor het bewijs dat (i) de auto onder verdachte omstandigheden werd gekocht en afgeleverd, te weten zonder de gebruikelijke papieren, zoals een factuur, kwitantie en garantiebewijs of enig ander bewijs van aankoop, alsmede dat (ii) de verdachte geen enkel onderzoek heeft gedaan naar de persoon van de verkoper of de historie en technische aard van de auto. Het betreft hier gegevens die niet in de bewijsmiddelen zijn vermeld terwijl het Hof in zijn overweging evenmin met voldoende mate van nauwkeurigheid het wettige bewijsmiddel heeft aangegeven waaraan het die feiten en omstandigheden heeft ontleend.
2.5
Het middel klaagt daarover terecht.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 oktober 2019.
Conclusie 09‑07‑2019
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Opzetheling. Middel behelst de klacht dat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van de verwerving van de auto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De AG stelt zich op het standpunt dat het middel slaagt en adviseert de Hoge Raad het bestreden arrest te vernietigen en de zaak terug te wijzen.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 18/01413
Zitting 9 juli 2019 (bij vervroeging)
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de verdachte.
1. De verdachte is bij arrest van 7 november 2017 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens “opzetheling”, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. F.J.E. Hogewind, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel behelst de klacht dat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van de verwerving van de in de tenlastelegging genoemde Range Rover wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
4. Ten laste van de verdachte heeft het hof bewezenverklaard dat:
“hij in de periode 6 december 2013 tot en met 7 januari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een auto, zijnde een Range Rover Evoque met kenteken [kenteken] , heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van de auto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof”
5. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“Voor zover in de hierna opgenomen bewijsmiddelen wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit onderdelen van het in de wettelijke vorm opgemaakt stamproces-verbaal, nummer 26140156Z, opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent van Korps Landelijke Politiediensten, en gesloten op 5 november 2014, met de daarbij behorende bijlagen.
1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van 16 december 2013 opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent van Korps Landelijke Politiediensten, voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster [aangeefster] namens de Rabobank [a-straat 1] te Utrecht (pagina 19), zakelijk weergegeven:
Als adviseur fraude van de afdeling Crisismanagement & Fraudebestrijding van het Directoraat Toezicht van Rabobank Nederland ben ik uit hoofde van mijn functie bevoegd tot het doen van aangifte van strafbare feiten gepleegd tegen de Rabobank Groep.
Ik wens aangifte te doen van oplichting, fraude, heling en/of opzetheling en witwassen.
Vanaf de Rabobankbankrekening van [benadeelde] [rekeningnummer 1] is op 6 december 2013 om 16:12 u een bedrag overgemaakt van 37.950,- euro naar [A] , Rabobankrekeningnummer [rekeningnummer 2] .
Voor deze overboeking heeft [benadeelde] geen toestemming gegeven.
Middels het frauduleus overgeboekte bedrag is een Range rover Evoque met kenteken [kenteken] gekocht.
De auto is gekocht bij [A] te [plaats] .
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van 12 december 2013 opgemaakt door [verbalisant 2] , BOA domein generieke opsporing van Regiopolitie Midden en West Brabant, voor zover inhoudende de verklaring van aangever [benadeelde] (pagina’s 35-36), zakelijk weergegeven.
Ik doe aangifte van oplichting. Doordat mij een mail werd gestuurd, die afkomstig leek van de Rabobank en waarin mij werd gevraagd op een link te klikken en zo mijn persoonlijke gegevens achter te laten, is er een bedrag van 37.950 euro van mijn rekening [rekeningnummer 1] afgeschreven. Als ik zou hebben geweten, dat een valse naam/valse hoedanigheid was aangenomen dan zou ik niet tot afgifte van mijn persoonlijke gegevens zijn overgegaan en had ik nooit op de mail gereageerd en niet op de link hebben geklikt.
Op 9 december 2013 omstreeks 12:00 uur werd ik gebeld en kreeg ik een [betrokkene 1] van de Rabobank Tilburg en omstreken aan de telefoon. Deze [betrokkene 1] vertelde mij dat mijn rekening op naam van [benadeelde] was geblokkeerd. Er was een bedrag van 37.950 euro afgeschreven en dit geld was gebruikt voor de aankoop van een auto.
[betrokkene 1] vertelde mij dat de Rabobank op 7 december 2013 is gebeld door een autodealer, [A] te [plaats] , dat deze dealer een auto, een Range Rover Evoque, voorzien van kenteken [kenteken] had verkocht aan een mevrouw in Bloemendaal . Deze auto is op vrijdag 6 december 2013 bij [A] opgehaald.
Bij het nakijken op de Rabobank rekening bleek dat het bedrag van 37.950 euro niet was afgeschreven op naam van de mevrouw waar hij de auto aan had verkocht maar van [benadeelde] te [plaats] . [A] heeft daarop direct contact gezocht met de Rabobank en deze hebben de rekening van [benadeelde] geblokkeerd
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal relatieschema van 27 februari 2014 opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent van Korps Landelijke Politiediensten, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant (pagina 70), zakelijk weergegeven:
Op 6 december 2013 werd het voertuig met kenteken [kenteken] middels phishing aangeschaft bij [A] te [plaats] .
Uit het bevragingssysteem van de Rijksdienst voor wegverkeer blijkt dat het voertuig (hierna Range Rover) op 6 december 2013 op naam werd gezet van [betrokkene 2] .
Op 9 december 2013 is de tenaamstelling van de Range Rover overgeschreven naar [betrokkene 3] .
Op 10 december 2013 is de tenaamstelling van de Range Rover overgeschreven naar [verdachte] .
4. Een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering te weten een vertaling van een verhoor door de politie te Stockholm op 19 september 2014 van de daar gedetineerde [betrokkene 3] , voor zover inhoudende (pagina 214) - zakelijk weergegeven -:
[betrokkene 3] verklaarde dat hij geen idee heeft van wie de Range Rover met kenteken [kenteken] is en hij zegt dat hij gebruikt is door iemand die die auto op zijn naam heeft gezet. [betrokkene 3] zegt dat hem gevraagd werd of iemand de auto op zijn naam mocht zetten en daarna de auto van zijn naam halen. [betrokkene 3] zegt dat hij die auto nooit gekocht heeft. [betrokkene 3] zegt dat hij niet voor de Range Rover betaald heeft en geen Range Rover heeft verkocht.
5. De verklaring van verdachte ter zitting van het hof, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven-:
Het klopt dat de Range Rover met het kenteken [kenteken] op 10 december 2013 op mijn naam was gezet. Ik had die auto tweedehands aangeschaft.
Ik heb de auto voor € 31.000,-- gekocht van ene [betrokkene 3] . Ik kende hem niet. Ik ben met hem in contact gekomen via het internet.
De Range Rover is contant betaald. Dat heb ik gedaan op 10 december 2013. Bij [de b-straat] te Amsterdam vond de overdracht plaats.”
6. Het hof heeft de bewezenverklaring als volgt gemotiveerd:
“De inhoud van voormelde bewijsmiddelen leveren op de redengevende feiten en omstandigheden waarop na te melden bewezenverklaring steunt, dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan.
Het hof neemt daarbij in overweging dat uit de stukken blijkt dat verdachte een relatief korte tijd nadat via een phishingfraudeconstructie een Range Rover bij een garagebedrijf was verworven, die auto op zijn naam heeft laten zetten. Betrokkenheid van verdachte bij de phishingfraude is niet komen vast te staan. Dit is ook niet tenlastegelegd.
Gelet echter op het feit dat de - redelijk dure - auto onder verdachte omstandigheden werd gekocht en afgeleverd, te weten zonder de gebruikelijke papieren zoals een factuur, kwitantie en garantiebewijs of enig ander bewijs van aankoop, op een ongebruikelijke plaats, terwijl de verdachte alleen een naam van de verkoper kende, zonder enig onderzoek naar de persoon van de verkoper of de historie en technische staat van de auto, is verdachte naar het oordeel van het hof tekort geschoten in zijn onderzoeksverplichting. Het enkel stellen van de vraag waarom de auto werd verkocht acht het hof onvoldoende om vast te stellen dat verdachte wel aan die onderzoeksplicht heeft voldaan. Degene die “op papier” de verkoper van de auto was heeft verklaard dat hij is gebruikt als “katvanger”.
Door zo te handelen heeft verdachte op zijn minst de aanmerkelijke kans aanvaard dat de auto van misdrijf afkomstig was.
Het verweer van de raadsman betreffende de betrouwbaarheid van de verklaring die [betrokkene 3] heeft afgelegd wordt verworpen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van die verklaring, afgelegd met bijstand van een tolk, te twijfelen.”
7. In de toelichting op het middel wordt onder meer geklaagd dat het hof het oordeel dat de verdachte op zijn minst de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de auto van misdrijf afkomstig is heeft doen steunen op omstandigheden die niet uit de bewijsmiddelen blijken. Evenmin is aangeduid aan welk wettig bewijsmiddel het hof die omstandigheden heeft ontleend.
8. Indien het gaat om feiten of omstandigheden die door de rechter redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring, dient de rechter die zich beroept op bepaalde niet in de bewijsmiddelen vermelde gegevens, met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn bewijsoverweging
(i) die feiten of omstandigheden aan te duiden, en
(ii) het wettige bewijsmiddel aan te geven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend.1.
9. Het hof heeft blijkens zijn onder randnummer 6 weergegeven bewijsoverweging voor het bewijs van het opzet van de verdachte mede redengevend geacht dat hij de auto onder verdachte omstandigheden heeft gekocht, te weten zonder de gebruikelijke papieren zoals een factuur, kwitantie, garantiebewijs of enig ander bewijs van aankoop, terwijl de verdachte bovendien geen enkel onderzoek had verricht naar de persoon van de verkoper of de historie en technische staat van de auto. Genoemde omstandigheden zijn echter niet uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen af te leiden terwijl het hof in zijn overweging evenmin met voldoende mate van nauwkeurigheid heeft aangegeven aan welk wettig bewijsmiddel die feiten en omstandigheden zijn ontleend. De klacht is terecht voorgesteld.
10. Het middel slaagt.
11. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
12. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 09‑07‑2019