Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1308/2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten
Artikel 149 Contractuele onderhandelingen in de sector melk en zuivelproducten
Geldend
Geldend vanaf 07-12-2021
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2021.
- Bronpublicatie:
02-12-2021, PbEU 2021, L 435 (uitgifte: 06-12-2021, regelingnummer: 2021/2117)
- Inwerkingtreding
07-12-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-12-2021, PbEU 2021, L 435 (uitgifte: 06-12-2021, regelingnummer: 2021/2117)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Een producentenorganisatie in de sector melk en zuivelproducten die krachtens artikel 161, lid 1, is erkend, kan namens haar leden uit de landbouwsector, met betrekking tot de volledige gezamenlijke productie van die leden of een gedeelte daarvan, onderhandelen over contracten voor de levering van rauwe melk door een landbouwer aan een verwerker van rauwe melk of aan een inzamelaar in de zin van artikel 148, lid 1, derde alinea.
2.
De producentenorganisatie kan de onderhandelingen voeren:
- a)
ongeacht of de eigendom van de rauwe melk door de landbouwers wordt overgedragen aan de producentenorganisatie;
- b)
ongeacht of de via onderhandelingen tot stand gekomen prijs geldt voor de gezamenlijke productie van alle, dan wel een deel van de aangesloten landbouwers;
- c)
op voorwaarde dat, voor een welbepaalde producentenorganisatie aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
- i)
het volume rauwe melk waarover onderhandeld wordt niet meer dan 4 % van de totale productie van de Unie bedraagt;
- ii)
het volume rauwe melk waarover onderhandeld wordt en dat in een bepaalde lidstaat wordt geproduceerd niet meer dan 33 % van de totale nationale productie van die lidstaat bedraagt, en
- iii)
het volume rauwe melk waarover onderhandeld wordt en dat in een bepaalde lidstaat wordt geleverd, niet meer dan 33 % van de totale nationale productie van die lidstaat bedraagt;
- d)
op voorwaarde dat de betrokken landbouwers niet zijn aangesloten bij een andere producentenorganisatie die eveneens namens hen onderhandelingen over contracten voert; lidstaten kunnen evenwel in naar behoren gemotiveerde gevallen afwijken van deze voorwaarde indien landbouwers twee verschillende productie-eenheden hebben die zich in verschillende geografische gebieden bevinden;
- e)
op voorwaarde dat het lidmaatschap van de landbouwer van een coöperatie geen verplichting inhoudt dat de rauwe melk dient te worden geleverd overeenkomstig de voorwaarden die in de statuten van de coöperatie of de op grond van deze statuten vastgestelde voorschriften en besluiten zijn neergelegd; en
- f)
op voorwaarde dat de producentenorganisatie de bevoegde autoriteiten van de lidstaat of lidstaten waar zij actief is, in kennis stelt van het volume rauwe melk waarover onderhandeld wordt.
3.
Niettegenstaande de voorwaarden bepaald in lid 2, onder c), ii) en iii), mogen producentenorganisaties de onderhandelingen krachtens lid 1 voeren op voorwaarde dat per producentenorganisatie het volume rauwe melk waarover onderhandeld wordt en dat in een lidstaat met een totale jaarlijkse rauwe melkproductie van minder dan 500 000 ton wordt geproduceerd of geleverd, niet meer dan 45 % van de totale nationale productie van die lidstaat bedraagt.
4.
Voor de toepassing van dit artikel wordt met ‘producentenorganisatie’ tevens ‘een unie van producentenorganisaties’ bedoeld.
5.
Voor de toepassing van lid 2, onder c), en lid 3, maakt de Commissie aan de hand van de meest recente beschikbare gegevens op de door haar passend geachte wijze de in de Unie en de lidstaten geproduceerde hoeveelheden rauwe melk bekend.
6.
In afwijking van lid 2, onder c), en lid 3 kan de in de tweede alinea van het onderhavige lid bedoelde mededingingsautoriteit, zelfs wanneer de daarin vastgestelde maxima niet worden overschreden, in een individueel geval besluiten dat de onderhandelingen door de producentenorganisatie moeten worden heropend of dat niet door de producentenorganisatie mag worden onderhandeld, indien zij dit noodzakelijk acht om te voorkomen dat de mededinging wordt uitgesloten of dat de kmo's de rauwe melk op haar grondgebied verwerken, ernstig worden benadeeld.
Het in de eerste alinea bedoelde besluit wordt, met betrekking tot onderhandelingen over meer dan één lidstaat, door de Commissie genomen zonder toepassing van de in artikel 229, lid 2 of lid 3, bedoelde procedure. In andere gevallen wordt dit besluit genomen door de nationale mededingingsautoriteit van de lidstaat waarop de onderhandelingen betrekking hebben.
De in dit lid bedoelde besluiten worden pas van toepassing op de datum van kennisgeving van het besluit aan de betrokken ondernemingen.
7.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
- a)
‘nationale mededingingsautoriteit’: de autoriteit als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (1);
- b)
‘KMO’: een kleine, middelgrote of micro-onderneming in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG.
8.
De lidstaten waar de in dit artikel bedoelde onderhandelingen plaatsvinden, stellen de Commissie in kennis van de toepassing van lid 2, onder f), en van lid 6.
Voetnoten
Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 101 en 102 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).