Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:319 BW:Aanvang nieuwe verjaringstermijn
Archief
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:319 BW
Aanvang nieuwe verjaringstermijn
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Documentgegevens:
mr. F.J.P. Lock, actueel t/m 02-11-2017
Actueel t/m
02-11-2017
Tijdvak
01-01-2015 tot: -
Auteur
mr. F.J.P. Lock
Vindplaats
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:319 BW
Na de stuiting van een lopende verjaringstermijn op grond van een van de voorgaande bepalingen, begint — van rechtswege — een nieuwe verjaringstermijn te lopen met in beginsel dezelfde lengte als de oorspronkelijke verjaringstermijn, maar met een maximum van vijf jaren.
De schuldenaar die zich op verjaring beroept en duidelijk maakt op welke verjaring hij zich beroept, behoeft in de regel niet uitdrukkelijk te stellen dat het beroep op verjaring zich ook uitstrekt tot de nieuwe verjaringstermijn die is gaan lopen doordat de verjaring blijkt te zijn gestuit. De rechter moet ambtshalve in aanmerking nemen dat na stuiting van de verjaring van rechtswege een nieuwe verjaringstermijn gaat lopen.1
Het is aan de schuldeiser om te stellen en zo nodig te bewijzen niet alleen dat binnen vijf jaar na de opeisbaarheid de verjaring is gestuit maar ook dat vervolgens ook de nieuwe verjaringstermijn die is gaan lopen door die stuiting, tijdig is gestuit, zo volgt uit HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2064, RvdW 2014/77 (X. c.s./ING):2
‘[eiser] c.s. hebben immers ter onderbouwing van hun beroep op verjaring verwezen naar de tijd die was verstreken vanaf het moment van de door ING gestelde opeisbaarheid van de vordering tot het tijdstip waarop de inleidende dagvaarding is uitgebracht (…). Daarmee behelsde het beroep op verjaring van [eiser] c.s. het verweer dat de rechtsvordering was verjaard op het tijdstip waarop de inleidende dagvaarding werd uitgebracht. Op ING als schuldeiser rusten dan de stelplicht en bewijslast dat geen sprake is van een voltooide verjaring. Zij dient daartoe zo nodig aan te tonen dat ook stuiting heeft plaatsgevonden gedurende de looptijd van nieuwe verjaringstermijnen die ingevolge art. 3:319 lid 1 BW na één of meer stuitingshandelingen zijn aangevangen.’
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:319 BW
Aanvang nieuwe verjaringstermijn
mr. F.J.P. Lock, actueel t/m 02-11-2017
02-11-2017
01-01-2015 tot: -
mr. F.J.P. Lock
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:319 BW
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
Burgerlijk Wetboek Boek 3 artikel 319
Stuiting
Na de stuiting van een lopende verjaringstermijn op grond van een van de voorgaande bepalingen, begint — van rechtswege — een nieuwe verjaringstermijn te lopen met in beginsel dezelfde lengte als de oorspronkelijke verjaringstermijn, maar met een maximum van vijf jaren.
De schuldenaar die zich op verjaring beroept en duidelijk maakt op welke verjaring hij zich beroept, behoeft in de regel niet uitdrukkelijk te stellen dat het beroep op verjaring zich ook uitstrekt tot de nieuwe verjaringstermijn die is gaan lopen doordat de verjaring blijkt te zijn gestuit. De rechter moet ambtshalve in aanmerking nemen dat na stuiting van de verjaring van rechtswege een nieuwe verjaringstermijn gaat lopen.1
Het is aan de schuldeiser om te stellen en zo nodig te bewijzen niet alleen dat binnen vijf jaar na de opeisbaarheid de verjaring is gestuit maar ook dat vervolgens ook de nieuwe verjaringstermijn die is gaan lopen door die stuiting, tijdig is gestuit, zo volgt uit HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2064, RvdW 2014/77 (X. c.s./ING):2
‘[eiser] c.s. hebben immers ter onderbouwing van hun beroep op verjaring verwezen naar de tijd die was verstreken vanaf het moment van de door ING gestelde opeisbaarheid van de vordering tot het tijdstip waarop de inleidende dagvaarding is uitgebracht (…). Daarmee behelsde het beroep op verjaring van [eiser] c.s. het verweer dat de rechtsvordering was verjaard op het tijdstip waarop de inleidende dagvaarding werd uitgebracht. Op ING als schuldeiser rusten dan de stelplicht en bewijslast dat geen sprake is van een voltooide verjaring. Zij dient daartoe zo nodig aan te tonen dat ook stuiting heeft plaatsgevonden gedurende de looptijd van nieuwe verjaringstermijnen die ingevolge art. 3:319 lid 1 BW na één of meer stuitingshandelingen zijn aangevangen.’
Voetnoten
1.
HR 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1763, NJ 2011/291, m.nt. Verstijlen (Zaunbrecher/Roelfsema).
2.
Zie over dit arrest I.M.G. Bakker, ‘Schuldeiser, pas op voor de “tweede” verjaringstermijn’, Bb 2014/13, p.40 en 41.