Einde inhoudsopgave
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/624 betreffende specifieke voorschriften voor de uitvoering van officiële controles van de productie van vlees en voor de productie- en de heruitzettingsgebieden van levende tweekleppige weekdieren overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad
Artikel 13 Specifieke minimumvoorschriften voor de officiële dierenarts, de officiële assistent en het door de bevoegde autoriteiten aangewezen personeel
Geldend
Geldend vanaf 06-06-2019
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2019, L 256).
- Bronpublicatie:
08-02-2019, PbEU 2019, L 131 (uitgifte: 17-05-2019, regelingnummer: 2019/624)
- Inwerkingtreding
06-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-02-2019, PbEU 2019, L 131 (uitgifte: 17-05-2019, regelingnummer: 2019/624)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
Dierenrecht / Veterinair recht
1.
Officiële dierenartsen die de in artikel 18 van Verordening (EU) 2017/625 voorziene taken uitvoeren, voldoen aan de in hoofdstuk I van bijlage II bij deze verordening vastgelegde specifieke minimumvoorschriften.
In afwijking van de in bijlage II, hoofdstuk I, punten 1 tot en met 6, vastgestelde regelingen mogen de lidstaten specifieke voorschriften opstellen voor:
- a)
in deeltijd werkende officiële dierenartsen die verantwoordelijk zijn voor de keuring van kleine ondernemingen of alleen officiële controles uitvoeren voor de primaire productie, met name controles voor de melkproductiebedrijven en ante-mortemkeuringen buiten het slachthuis, en
- b)
studenten diergeneeskunde die geslaagd zijn voor een examen inzake de in punt 3 van hoofdstuk I van bijlage II genoemde onderwerpen en die tijdelijk in een slachthuis werkzaam zijn in aanwezigheid van een officiële dierenarts.
2.
Dierenartsen die al als officiële dierenartsen waren aangewezen voor de toepassingsdatum van deze verordening, beschikken over voldoende kennis inzake de in bijlage II, hoofdstuk I, punt 3, bij deze verordening genoemde onderwerpen. Waar nodig waarborgt de bevoegde autoriteit dat dergelijke kennis door middel van activiteiten voor voortgezette opleiding worden verkregen.
3.
Officiële assistenten die de in artikel 18 van Verordening (EU) 2017/625 voorziene taken uitvoeren, moeten voldoen aan de in hoofdstuk II van bijlage II bij deze verordening vastgelegde specifieke minimumvoorschriften.
4.
Het door de bevoegde autoriteiten aangewezen personeel dat de in artikel 18 van Verordening (EU) 2017/625 voorziene taken uitvoert, voldoet aan de in hoofdstuk III van bijlage II bij deze verordening vastgelegde specifieke minimumvoorschriften.