RvdW 2021/556:Post-Keskin zaak. Eenvoudige belediging door aangever in gezicht te spugen (art. 266 Sr). Afwijzing van bij appelschriftuur en ttz. in h.b. herhaald gedaan getuigenverzoek (van aangever en getuige). HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2021:576, NJ 2021/173, m.nt. J.M. Reijntjes, m.b.t. beoordeling van verzoeken tot oproepen en horen van getuigen door feitenrechter, in situatie dat zo’n verzoek betrekking heeft op getuige t.a.v. wie verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al — in het vooronderzoek of anderszins — een verklaring heeft afgelegd met een belastende strekking. Hof heeft verzoek tot horen van getuigen bij arrest afgewezen, omdat noodzaak daartoe niet is gebleken en hun verklaringen slechts als steunbewijs dienen in relatie tot de in p-v opgenomen foto. Dit oordeel is niet z.m. begrijpelijk, omdat aan verzoek ten grondslag is gelegd dat eerder door getuigen afgelegde en in dossier gevoegde verklaringen belastend zijn voor verdachte en dat verdachte betwist te hebben gespuugd. V.zv. hof in dat verband heeft overwogen dat verklaringen van getuigen slechts als steunbewijs dienen voor in p-v opgenomen foto, wordt miskend dat voor bewijs gebruikte verklaringen van getuigen zich niet beperken tot waarneming van spuug op voorhoofd en bril van aangever, maar tevens betrekking hebben op gedragingen van verdachte. Het voorgaande brengt tevens met zich dat hof onvoldoende blijk ervan heeft gegeven te hebben nagegaan of door tot bewijs gebruiken van door verdachte betwiste verklaringen van getuigen zonder dat verdediging deze getuigen heeft kunnen ondervragen, de procedure in haar geheel voldoet aan het door art. 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.